ECLI:NL:RBNHO:2013:14052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
AWB 12 / 2719 t/m 12 / 2730
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake belastingbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2013 uitspraak gedaan in het verzet van opposant [X] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi. Opposant had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 mei 2012, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 6 november 2012 niet-ontvankelijk. Hierop heeft opposant verzet aangetekend, dat op 18 maart 2013 ter zitting is behandeld. De gemachtigde van opposant, mr. drs. S. Bharatsingh, voerde aan dat hij de brief van de rechtbank van 21 augustus 2012, waarin uitstel voor het indienen van beroepsgronden werd verleend, niet had ontvangen. De rechtbank had hem eerder al meerdere keren de gelegenheid gegeven om verzuimen te herstellen, maar opposant had niet tijdig gereageerd.

De rechtbank overwoog dat de verzending van de brief op 21 augustus 2012 volgens een verzendoverzicht was geslaagd en dat er geen technische storing was gebleken. De verzetrechter oordeelde dat opposant er rekening mee had moeten houden dat de rechtbank ook per fax zou communiceren, vooral omdat er eerder al per fax was gecommuniceerd. Het verzoek van opposant om brieven per post te verzenden was gedaan na de relevante correspondentie, waardoor de rechtbank niet verplicht was om hieraan te voldoen. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat opposant niet tijdig de beroepsgronden had ingediend en de rechtbank op goede gronden het beroep niet-ontvankelijk had verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 2719 t/m 12 / 2730
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor verzetzaken
in de zaken van:
[X],
wonende te [Z],
opposant,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh, advocaat te Hilversum,
tegen:
de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht,
geopposeerde.

1.Procesverloop

1.1
Opposant heeft in bovengenoemde zaken beroep ingesteld tegen het besluit van geopposeerde van 9 mei 2012.
1.2
Bij uitspraak van 6 november 2012 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet gedaan.
1.4
Het verzet is behandeld ter zitting van 18 maart 2013, alwaar opposant zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens geopposeerde is F.T.H. van Angeren verschenen.

2.Overwegingen

2.1
De rechtbank heeft de beroepen van opposant kennelijk ongegrond verklaard, omdat opposant heeft verzuimd binnen de gestelde termijn de beroepsgronden aan te voeren.
2.2
Opposant voert in verzet aan dat hij de door de rechtbank per telefax verzonden brief van 21 augustus 2012, waarin hem uitstel voor het indienen van de gronden in de beroepen tot uiterlijk 8 oktober 2012 is verleend, niet heeft ontvangen. Ter zitting is onder meer aangevoerd dat gemachtigde de rechtbank heeft verzocht om geen brieven per fax naar hem te verzenden.
2.3
In deze procedure ligt de vraag voor of de rechtbank het beroep van opposant terecht en op goede gronden kennelijk ongegrond heeft verklaard. Hierbij is van belang of de brief van 21 augustus 2012 is verzonden en ontvangen.
2.4
Het beroepschrift bevat geen gronden. Blijkens de gedingstukken heeft de rechtbank opposant bij per fax verzonden brief van 18 juni 2012 in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Bij brief van 10 juli 2012 heeft opposant verzocht om uitstel van deze termijn tot 27 augustus 2012. Bij per fax verzonden brief van 11 juli 2012 heeft de rechtbank nader uitstel voor het herstellen van het verzuim verleend tot 27 augustus 2012. Bij brief van 1 augustus 2012 heeft opposant wederom verzocht om uitstel voor het indienen van de beroepsgronden en wel tot 5 september 2012. Bij brief van 20 augustus 2012 heeft opposant de rechtbank verzocht om een laatste uitstel tot 8 oktober 2012. Bij per fax verzonden brief van 21 augustus 2012 heeft de rechtbank, conform het verzoek van opposant, een laatste uitstel tot 8 oktober 2012 verleend. De rechtbank heeft opposant er hierbij op gewezen dat nader uitstel niet meer verleend zal worden en dat bij niet-tijdige reactie de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard.
2.5
Volgens vaste jurisprudentie moet de verzender van een brief in beginsel de verzending ervan aannemelijk maken. De rechtbank heeft blijkens een verzendoverzicht van 21 augustus 2012 de hierboven genoemde brief van 21 augustus 2012 verzonden naar het nummer 00356245649. Dit is het faxnummer dat staat vermeld op het briefpapier van de gemachtigde van opposant. Blijkens de code VT (= voltooid) op genoemd overzicht is de verzending geslaagd. Nu van enige technische storing niet is gebleken staat daarmee, naar het oordeel van de verzetrechter, genoegzaam vast dat de desbetreffende brief door de rechtbank op 21 augustus 2012 aan de gemachtigde van opposant is verzonden. De verzetrechter volgt opposant niet in zijn stelling dat aan een verzendoverzicht geen (bewijs)waarde mag worden gehecht. Weliswaar kunnen gegevens op een verzendoverzicht mogelijk gemanipuleerd worden door de verzender, doch de verzetrechter gaat voorbij aan deze mogelijkheid. De rechtbank heeft immers als neutrale partij in het geschil tussen opposant en geopposeerde geen enkel belang bij manipulatie van deze gegevens.
2.6
Nu blijkens het verzendoverzicht de verzending correct is geschied, kan er ook van worden uitgegaan dat de faxbrief van 21 augustus 2012 door het faxapparaat van opposant is ontvangen. Bij een storing in de ontvangst had dit immers uit het
verzendoverzicht moeten blijken.
2.7
Rest de vraag of de rechtbank had mogen volstaan met het verzenden van een brief per fax. In dit verband wijst de verzetrechter op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 december 2007 (LJN BB95367), waarin is overwogen dat indien een gerecht gebruik maakt van faxverkeer, zij er rekening mee dient te houden dat deze wijze van communicatie vereist dat de ontvanger bijzondere maatregelen neemt om veilig te stellen dat een hem aldus toegezonden bericht dezelfde aandacht krijgt als hij gewoon is te geven aan bij hem bezorgde brieven. In het verlengde hiervan overweegt de verzetrechter dat het voor belanghebbende kenbaar moet zijn dat de rechtbank het faxverkeer gebruikt of kan gebruiken bij het stellen van een fatale termijn. De verzetrechter is van oordeel dat in een situatie waarin door de rechtbank in dezelfde zaken al twee keer per fax een termijn is gesteld of uitstel van deze termijn is verleend, welke faxen blijkens de reacties van opposant deugdelijk zijn ontvangen, opposant er rekening mee heeft moeten houden dat de reactie van de rechtbank op zijn verzoek om een laatste uitstel van de termijn voor indiening van gronden, ook per fax zou worden verzonden. Weliswaar heeft de gemachtigde van opposant bij brief van 16 november 2012 de rechtbank verzocht om brieven per post te verzenden, doch dit verzoek is gedaan ruim na de briefwisseling in de onderhavige zaken. Van een eerder verzoek om toezending per post in plaats van per fax is de rechtbank niet gebleken.
2.8
Overigens had opposant ook uit de omstandigheid dat hij zelf om een
laatsteuitstel tot 8 oktober 2012 had verzocht, redelijkerwijs kunnen afleiden dat een fatale termijn zou worden gesteld door de rechtbank.
2.9
Het verzet zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter in tegenwoordigheid van I. Broekhuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
afschrift verzonden op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van de uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
e gronden van het beroep in cassatie.