In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van het hoofdgebouw van een ziekenhuiscomplex in Amsterdam. Eiser, een academisch ziekenhuis, was het niet eens met de door de gemeente Amsterdam vastgestelde waarde van € 307.015.000, die later werd verlaagd naar € 274.450.500. Eiser stelde beroep in tegen deze waarde, waarbij verschillende aspecten van de taxatie aan de orde kwamen, zoals de objectafbakening, de toepassing van de werktuigenuitzondering, de berekening van de herbouwwaarde, de restwaarde en de functionele correctiefactoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bij de waardering van het hoofdgebouw is uitgegaan van een onjuiste objectafbakening, maar dat dit niet automatisch leidt tot een lagere WOZ-waarde. De rechtbank oordeelde dat interne compensatie mogelijk is en dat de door de gemeente gehanteerde taxatiemethode, gebaseerd op de gecorrigeerde vervangingswaarde, correct was. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de door de gemeente gehanteerde waarde van de opstallen te hoog was en heeft deze met € 16.163.066 verlaagd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de WOZ-waarde van het hoofdgebouw vastgesteld op € 247.646.470, en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep zijn gemaakt.