ECLI:NL:RBNHO:2013:13052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2009 en 2010 in het kader van de verhuurbemiddelingsovereenkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 december 2013, wordt de rechtszaak behandeld tussen eiser, eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen. De zaak betreft de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2009 en 2010, opgelegd aan eiser op basis van de Gemeentewet. Eiser had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met Beheer- en exploitatiemaatschappij Scorleduyn B.V. i.o. (BEMS) en had gekozen voor het flexibel rendementsconcept in 2009 en het optimaal rendementsconcept in 2010. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst voor 2009 niet voorziet in een doorlopende verhuuropdracht, aangezien deze ook eigen gebruik mogelijk maakt. Eiser heeft de woning in 2009 109 dagen verhuurd en 13 dagen zelf gebruikt, wat betekent dat de woning meer dan 90 dagen voor eigen gebruik beschikbaar was. Voor 2010 oordeelt de rechtbank dat de overeenkomst wel een doorlopende verhuuropdracht biedt, maar dat ook hier eigen gebruik niet is uitgesloten. Eiser heeft de woning in 2010 173 dagen verhuurd en 13 dagen zelf gebruikt, wat wederom leidt tot de conclusie dat de woning meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond. De rechtbank wijst het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel af, en concludeert dat de aanslagen forensenbelasting voor beide jaren terecht zijn opgelegd. De beroepen worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: ALK 13/46 en 13/867

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2013 in de zaken tussen

[eiser] te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Wiegeraad en N. de Cloe).

Procesverloop

Ten aanzien van de zaak met kenmerk ALK 13/46
Bij besluit van 18 januari 2012 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.192.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2012 (de bestreden uitspraak I) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak I beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Ten aanzien van de zaak met kenmerk ALK 13/867
Bij besluit van 15 augustus 2012 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2010 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.210.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 april 2013 (de bestreden uitspraak II) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2013. De zaken zijn gevoegd behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Feiten

1.1 Eiser is eigenaar van de gemeubileerde recreatiewoning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is gelegen op het Park Scorleduyn. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in [woonplaats].
1.2 Eiser verhuurt de woning via bemiddelingsorganisatie Beheer- en exploitatiemaatschappij Scorleduyn B.V. i.o. (hierna: BEMS). Daartoe heeft hij een beheer- en verhuurovereenkomst gesloten.
1.3 Ten aanzien van verhuur is, voor zover hier van belang, in de overeenkomst het volgende opgenomen.
Artikel 2.1
Keuze uit concepten
Iedere eigenaar van een recreatiewoning kan kiezen uit drie concepten, te weten:
1.) het optimaal rendementsconcept;
2.) het flexibel rendementsconcept;
3.) het volledig eigen gebruikconcept.
ad 1)
Het optimaal rendementsconcept
Hierbij kiest de eigenaar ervoor de recreatiewoning gedurende het hele jaar te bestemmen voor de verhuur aan derden via BEMS.
ad 2)
Het flexibel rendementsconcept
Hierbij kiest de eigenaar voor de combinatie eigen gebruik en verhuur. Bij deze variant wordt de recreatiewoning een deel van het jaar (minimaal 140 dagen ofwel 20 weken) via BEMS verhuurd aan derden.
De recreatie-eenheid dient dan minimaal als volgt in de verhuur worden gegeven:
  • Hoogseizoen: 4 weken
  • Middenseizoen: 3 weken
De bepaling van het hoog- en middenseizoen geschiedt conform algemeen geldende maatstaven.
ad 3)
Het volledig eigen gebruikconcept
Hierbij kiest de eigenaar er voor de recreatiewoning niet aan derden te verhuren.
In artikel 2.4 is opgenomen dat het in gebruik geven om niet aan familie en kennissen is toegestaan.
1.4 Eiser heeft voor het jaar 2009 gekozen voor het flexibel rendementsconcept en voor het jaar 2010 voor het optimaal rendementsconcept.
1.5 Zowel in 2009 als in 2010 is de woning gedurende 7 dagen door eiser gebruikt en heeft hij de woning 6 dagen geblokkeerd voor onderhoud en schoonmaakwerkzaamheden. De woning is in 2009 gedurende 109 dagen verhuurd geweest. In 2010 is de woning gedurende 173 dagen verhuurd geweest.

Standpunten van partijen

2.1 Verweerder stelt dat uit de door eiser gesloten overeenkomst blijkt dat eigen gebruik niet is uitgesloten ongeacht het gekozen rendementsconcept. Verder stelt verweerder dat ook het reserveren voor familie en kennissen om niet is toegestaan. Nu de woning in 2009 en in 2010 voor 13 dagen is gereserveerd voor eigen gebruik, moet worden aangenomen dat de woning in enige mate door eiser zelf wordt gebruikt. Dit betekent dat de woning beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. Alleen de dagen dat de woning verhuurd is, is deze niet voor eiser beschikbaar. De woning is in 2009 voor 109 dagen en in 2010 voor 173 dagen verhuurd, zodat eiser (en zijn gezin) de woning meer dan 90 dagen ter beschikking had. De omstandigheid dat het investeren in onroerend goed voor eiser redengevend voor de aanschaf van de woning is geweest, maakt dit volgens verweerder niet anders.
2.2 Eiser stelt, samengevat, dat hij de woning in 2009 en 2010 minder dan 90 dagen tot zijn beschikking had. Hij heeft de woning in beide jaren 7 dagen gereserveerd voor eigen gebruik en 6 dagen geblokkeerd voor schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden. Eiser stelt dat uit het door hem gekozen rendementsconcept voortvloeit dat de woning het gehele jaar is bestemd voor verhuur. Verder wordt zijn woning gebruikt door hotel Jan van Scorel als het hotel geheel bezet is. Een voorwaarde daarbij is dat hij uiterlijk 14 dagen van te voren zijn eigen gebruik moet reserveren. Volgens eiser gaat verweerder eraan voorbij dat hij alles in het werk stelt om zijn woning optimaal verhuurd te krijgen en beschikbaar te houden voor derden. Hij acht het daarom onjuist dat het niet verhuurd zijn van de woning gelijk wordt gesteld aan beschikbaarheid voor eigen gebruik.
Voorts doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2009 voor de woning [adres 2]. Deze aanslag heeft verweerder vernietigd terwijl er sprake was van dezelfde contractuele verplichtingen als bij eiser en een eigen gebruik van de woning gedurende 60 dagen. Ook meent eiser dat hij erop mocht vertrouwen dat hem geen aanslag forensenbelasting voor de belastingjaren 2009 en 2010 zou worden opgelegd, gelet op de vernietiging van de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2008 – de woning was in 2008 gedurende 25 dagen door eiser gebruikt en er golden dezelfde contractuele verplichtingen als voor 2009 en 2010 – en de vertraging in het opleggen van de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2009. Verder stelt eiser dat het zorgvuldiger was geweest indien verweerder in zijn beleid had aangegeven dat forensenbelasting is verschuldigd wanneer een recreatiewoning minder dan 275 dagen per jaar aan derden is verhuurd. Tot slot stelt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.

Overwegingen

3.
Wat betreft de door eiser gestelde schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 25, eerste lid, van de AWR wordt een belastingplichtige, in afwijking van artikel 7:2 van de Awb, gehoord op zijn verzoek. Eiser heeft dat verzoek in zijn bezwaarschriften tegen de aanslagen forensenbelasting voor 2009 en 2010 niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder dan ook niet gehouden om eiser voor het nemen van de uitspraken op bezwaar te horen. Dat eiser niet is gehoord kan daarom geen reden zijn om zijn beroepen gegrond te verklaren.
4.1
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2009 (hierna: de Verordening) heeft de raad van de gemeente Bergen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
4.2
Op grond van artikel 2 van de Verordening wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
4.3
Volgens vaste rechtspraak (zie het arrest van de Hoge Raad (HR) van 24 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1657) moet worden aangenomen dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.4
De HR heeft in het arrest van 22 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4972) overwogen dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, (a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel (b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.
5.1
Hoewel eiser stelt dat zijn woning bestemd is voor de verhuur, is niet in geschil dat de woning ook in enige mate door eiser zelf werd gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden. Vast staat immers dat eiser de woning zowel in 2009 als in 2010 ten minste gedurende 7 dagen heeft gebruikt. De omstandigheid dat eiser de woning heeft gekocht als investering doet hieraan niet af. Uit bovenstaande arresten volgt dat in dat geval moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van dergelijke uitsluiting van eigen gebruik.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser met BEMS gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst met de keuze voor het flexibel rendementsconcept voor het jaar 2009 niet voorziet in een doorlopende verhuuropdracht. Het flexibel rendementsconcept voorziet immers in een combinatie van eigen gebruik en verhuur, waarbij de woning voor een deel van het jaar met een minimum van 140 dagen ofwel 20 weken, waarvan 4 weken in het hoogseizoen en 3 weken in het middenseizoen dienen te vallen, wordt verhuurd aan derden. De overeenkomst sluit eigen gebruik niet uit. De omstandigheid dat de woning van eiser ook door hotel Jan van Scorel wordt gebruikt als het hotel vol is en dat eiser zijn eigen gebruik uiterlijk 14 dagen van te voren moet reserveren, staat er niet aan in de weg dat het eiser vrijstond gebruik te maken van de woning als deze niet was verhuurd. Vast staat dat de woning in 2009 109 dagen verhuurd is geweest en gedurende 13 dagen door eiser is gebruikt, waarvan 6 dagen zijn benut voor het plegen van onderhoud. Dit betekent dat de woning in 2009 gedurende 243 dagen heeft leeggestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tellen deze dagen mee bij de berekening van de periode gedurende welke de woning beschikbaar is gehouden voor eiser en zijn gezin. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser de woning in 2009 gedurende meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser met BEMS gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst met de keuze voor het optimaal rendementsconcept voor het jaar 2010 op zichzelf voorziet in een doorlopende verhuuropdracht. Echter, op grond van de inhoud van die overeenkomst kan niet worden geconcludeerd dat de verhuuropdracht gedurende het kalenderjaar een zodanige beperking voor eiser met zich brengt dat moet worden gezegd dat de woning voor eiser niet meer beschikbaar wordt gehouden. De overeenkomst sluit het eigen gebruik immers niet uit op de dagen dat de woning niet verhuurd is. De omstandigheid dat de woning van eiser ook door hotel Jan van Scorel wordt gebruikt als het hotel vol is en dat eiser zijn eigen gebruik uiterlijk 14 dagen van te voren moet reserveren, staat er niet aan in de weg dat het eiser vrijstond gebruik te maken van de woning als deze niet was verhuurd. Vast staat dat de woning in 2010 173 dagen verhuurd is geweest en gedurende 13 dagen door eiser is gebruikt, waarvan 6 dagen zijn benut voor het plegen van onderhoud. Dit betekent dat de woning in 2010 gedurende 179 dagen heeft leeggestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tellen deze dagen mee bij de berekening van de periode gedurende welke de woning beschikbaar is gehouden voor eiser en zijn gezin. Hieruit vloeit voort dat eiser de woning ook in 2010 gedurende meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond. De rechtbank concludeert dat het belastbare feit zich in beide jaren heeft voorgedaan.
6.
Het door eiser gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel voor het belastingjaar 2009 door te verwijzen naar de uitspraak op bezwaar inzake de woning [adres 2] gaat niet op. De rechtbank overweegt als volgt. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is sprake bij een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, veroorzaakt ofwel door begunstigend beleid of een begunstigend oogmerk terwijl daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is, ofwel door een bevoordeling in een meerderheid van gelijke gevallen (meerderheidsregel). Het is aan eiser om de feiten aan te voeren en aannemelijk te maken waaruit volgt dat er sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
Weliswaar heeft verweerder ter zitting erkend de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2009 ten aanzien van de door eiser aangehaalde woning en nog drie andere woning te hebben vernietigd, maar hij heeft gesteld dat dit uitzonderingen betreffen en dat ten aanzien van de overige woningen op het park waarop eisers woning is gelegen dezelfde handelwijze als bij eisers woning is gevolgd. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Dit betekent dat er geen sprake is van een bevoordeling in de meerderheid van een groep gelijke gevallen. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een begunstigend beleid of begunstigend oogmerk bij verweerder.
7.
De omstandigheid dat verweerder de aan eiser en aan de eigenaar van de woning [adres 3] opgelegde aanslagen forensenbelasting voor het belastingjaar 2008 heeft vernietigd maakt niet dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door de aanslagen forensenbelasting voor de belastingjaren 2009 en 2010 op te leggen. Dat er sprake is van gelijk gebleven omstandigheden maakt dit niet anders. Verweerder komt immers de bevoegdheid toe een eerder gemaakte fout – verweerder heeft ter zitting toegelicht dat tot en met 2008 ten onrechte is uitgegaan van het door de eigenaar opgegeven feitelijk eigen gebruik en dat na 2008 strikt de jurisprudentie van de HR is gevolgd – te herstellen en de juiste aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie van de HR. Daarbij dient een aanslag forensenbelasting per jaar op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Een in rechte te honoreren gewekt vertrouwen dat van het opleggen van een aanslag forensenbelasting zou worden afgezien kan eiser evenmin ontlenen aan het feit dat verweerder de aanslagen forensenbelasting voor de belastingjaren 2009 en 2010 pas in januari 2012 respectievelijk augustus 2012 heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat verweerders bevoegdheid tot het vaststellen van deze aanslagen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) pas vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Daarvan is hier geen sprake.
8.
Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij is benadeeld door de vertraging in verweerders besluitvorming. Eiser zou de woning als gast hebben geboekt indien hij verweerders standpunt ten aanzien van het beschikbaar houden voor eigen gebruik van de woning eerder had geweten. Hij zou dan maar 15% van de huursom plus toeristenbelasting en schoonmaakkosten kwijt zou zijn geweest in plaats van € 1.200 per jaar aan forensenbelasting. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser voorgestelde wijze van boeken als gast nog steeds als eigen gebruik zou moeten worden aangemerkt. Eiser betaalt aldus immers maar een klein deel van de verschuldigde huursom en is daarom niet te beschouwen als een huurder. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet staande worden gehouden dat eiser benadeeld is of schade heeft geleden. Hetzelfde overweegt de rechtbank ten aanzien van de stelling van eiser dat hij is benadeeld door het feit dat in verweerders beleid niet is opgenomen dat forensenbelasting is verschuldigd wanneer een recreatiewoning minder dan 275 dagen per jaar aan derden is verhuurd. Ook in zoverre faalt het beroep.
9.
Het door eiseres gedane beroep op het vertrouwensbeginsel door te wijzen op de inhoud van gesprekken die verweerder met indieners van bezwaarschriften en een vertegenwoordiger van het bestuur van de Vereniging van Eigenaren van Scorleduyn in 2008 en 2009 heeft gevoerd en een schriftelijke uitspraak van heffingsambtenaar Hemmen op 19 maart 2009, slaagt evenmin. Wat er ook zij van de daarin door verweerder ingenomen standpunten, niet gebleken is dat een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van eiser uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen heeft gedaan die bij hem de gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt dat aan eiser voor de belastingjaren 2009 en 2010 geen aanslagen forensenbelasting zullen worden opgelegd.
10.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanslagen forensenbelasting voor de jaren 2009 en 2010 terecht aan eiser zijn opgelegd.
11.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. A.A. Fase, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.