In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E. Martinez Linneman, en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), vertegenwoordigd door mr. J.A. Launspach. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarin zij verplicht werd om mee te werken aan een onderzoek naar haar rijvaardigheid. Dit besluit volgde op een mededeling van de politie Amsterdam - Amstelland, waarin werd gesignaleerd dat eiseres mogelijk niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op basis van een mutatierapport van de politie, waarin verschillende verkeersincidenten werden beschreven, gerechtvaardigd heeft gehandeld door de verplichting op te leggen.
Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat het CBR onvoldoende feiten en omstandigheden heeft onderzocht en dat de beschrijving van de incidenten in het mutatierapport niet overeenkomt met de werkelijkheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de enkele ontkenning van eiseres niet voldoende is om het mutatierapport terzijde te schuiven. De rechtbank heeft benadrukt dat het CBR op basis van de mededeling van de politie en het mutatierapport een gerechtvaardigd vermoeden had dat eiseres niet over de vereiste rijvaardigheid beschikte.
De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de kosten te vergoeden, aangezien er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.