ECLI:NL:RBNHO:2013:12745

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
AWB-13_857
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en beschikbaarheid van een gemeubileerde woning voor eigen gebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen over de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2010. Eiseres had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met blooming hotel en conferentielandgoed B.V. en stelde dat de woning niet langer dan 90 dagen voor eigen gebruik beschikbaar was, waardoor de aanslag onterecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst op zichzelf een doorlopende verhuuropdracht voorziet, maar dat de woning gedurende het jaar niet zodanig beperkt was dat deze niet meer beschikbaar was voor eiseres en haar gezin. De rechtbank concludeerde dat de woning in 2010 gedurende meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond, en dat de aanslag forensenbelasting terecht was opgelegd.

De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiseres met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Eiseres stelde dat andere eigenaren van woningen op het park Buiten Bergen niet waren aangeslagen voor forensenbelasting, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat er geen ondubbelzinnige toezegging aan eiseres was gedaan dat zij geen aanslag zou ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de aanslag forensenbelasting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/857

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2013 in de zaak tussen

[naam 1], te [woonplaats], eiseres
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, verweerder
(gemachtigden: mr. R. Wiegeraad en N. de Cloe).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2012 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.012.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2013 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2013. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Feiten

1.1 Eiseres is eigenaar van de gemeubileerde recreatiewoning [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De woning is gelegen op het vakantiepark Buiten Bergen. Eiseres heeft haar hoofdverblijf in Amsterdam.
1.2 Eiseres verhuurt de woning via verhuurbemiddelaar blooming hotel en conferentielandgoed B.V. (hierna: blooming) Daartoe is zij de “Machtiging verhuur en overeenkomst tot dienstverlening park Buiten Bergen” (hierna: overeenkomst) met blooming aangegaan. Deze is ondertekend op 1 juli 2008. De overeenkomst is ingegaan op 1 september 2008 en heeft een geldigheidsduur van drie jaar en drie maanden.
1.3 In deze overeenkomst is met betrekking tot de verhuur, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
Onder C
Artikel 2. De eigenaar is gehouden een keuze te maken uit de opvolgende huurvarianten:
a. variant 1: blooming is bij uitsluiting gemachtigd tot de verhuur van het buitenhuis aan
derden;
b. variant 2: de eigenaar verhuurt het buitenhuis zelf aan derden en machtigt blooming
hierbij om aanvullende werkzaamheden te verrichten met betrekking tot die verhuur;
Artikel 3. Bij toepassing van de variant 1 gelden de navolgende bepalingen:
a. de eigenaar is gehouden om alle verhuuractiviteiten via blooming te doen plaatsvinden;
b. de eigenaar machtigt hierbij blooming bij uitsluiting om zijn/haar buitenhuis op het park van Buiten Bergen (hierna: het park), namens hem/haar aan derden te verhuren;
c. de eigenaar is gehouden om jaarlijks op uiterlijk 1 september aan blooming schriftelijk
mede te delen, gedurende welke perioden het buitenhuis beschikbaar is voor de verhuur
aan derden;
d. blooming verhuurt namens en voor rekening, verantwoording en risico van de eigenaar zijn/haar buitenhuis;
e. over de periode van het eigen gebruik van het buitenhuis ontvangt blooming geen commissie;
(…)
k. het buitenhuis staat minimaal 22 weken per jaar ter beschikking aan blooming voor de
verhuur aan derden;
l. indien de eigenaar zelf huurders aanbrengt, zal het buitenhuis minimaal 18 weken aan
blooming ter beschikking staan voor de verhuur aan derden, waarbij de periode van de
vermindering van de 4 weken niet behelst een periode in het hoogseizoen. Het hoogseizoen wordt jaarlijks op uiterlijk 1 september door blooming en de VvE vastgesteld
Artikel 8. Ten aanzien van de voor de verhuur beschikbare perioden, geldt het navolgende:
a. bij toepasselijkheid van de variant 1, dient het buitenhuis beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden gedurende de volgende perioden tussen:
i. 1 april en 30 juni: tenminste vier kalenderweken;
ii. 1 juli en 31 augustus: tenminste vier kalenderweken;
iii. 1 september en 31 oktober: tenminste drie kalenderweken.
Indien een eigenaar in het hoogseizoen (juli en augustus) meer weken beschikbaar stelt dan het minimum van vier, worden deze weken bijgeteld bij het ter beschikking stellen in het middenseizoen (april tot en met juni, september en oktober).
b. afwijkingen in de hiervoor bedoelde beschikbare perioden is slechts mogelijk na overleg met en instemming van blooming. Het verzoek kan uitsluitend worden ingediend gelijktijdig met het indienen van het jaarformulier beschikbaarheid;
c. indien de eigenaar na de indiening van de hiervoor bedoelde opgave(n), aanvullende wijzigingen wenst door te voeren, dient hij hieromtrent onverwijld en schriftelijk mededeling aan blooming te doen. Alsdan lopende reserveringen zullen door partijen dienen te worden gerespecteerd, tenzij blooming de reservering(en) kan omboeken, zulks uitsluitend ter beoordeling van blooming.
(…)
Artikel 9. Verder gelden bij toepasselijkheid van de variant 1 nog de navolgende voorwaarden:
a. het object dient tenminste totaal 22 kalenderweken per jaar beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden, waarvan aldus 11 weken in de hiervoor in art. 11 (lees: art. 8) bedoelde perioden.
b. indien het aantal te verhuren weken minder bedraagt dan 22 weken, geldt een tolerantie van 2 weken. Bij een grotere afwijking (dit wordt jaarlijks achteraf door blooming vastgesteld), wordt de door blooming alsdan gederfde commissie bij de individuele eigenaar in rekening gebracht, gebaseerd op gemiddelde verhuurprijzen van de geldende periode. Hierbij wordt uitgegaan van 100% gederfde commissie indien het tekort aantal weken in het hoogseizoen vallen en 50% van de gederfde commissie voor de overige weken. Indien aldus achteraf blijkt dat er 20-22 weken aangeboden zijn, volgt geen gederfde commissiefactuur. Bij een minder aantal beschikbare weken volgt er een gederfde commissiefactuur waarbij van het minimum aantal weken van 22 wordt uitgegaan.
In bijlage 4 bij de machtiging en overeenkomst is variant 1 aangekruist en is opgenomen dat wordt gekozen voor een lastminute toewijzingssystematiek om een goede mix van verhuur en eigen gebruik mogelijk te maken. Zo ontstaat een maximale flexibiliteit om van eigen huis gebruik te maken.
1.4 In het jaar 2010 heeft eiseres de woning gedurende 40 dagen zelf gebruikt. De woning is voor 78 dagen verhuurd geweest.

Standpunten van partijen

2.1 Verweerder stelt dat de woning in 2010 tenminste 34 dagen is gereserveerd voor eigen gebruik, waarbij het niet aannemelijk is dat eiseres alle dagen heeft gebruikt om onderhoud aan de woning te plegen. De woning wordt dus in enige mate door eiseres zelf gebruikt en door eiseres beschikbaar gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derde toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. De omstandigheid dat de woning als investering is aangekocht sluit het eigen gebruik van de woning niet uit. Ook uit de door eiseres gesloten overeenkomst kan worden afgeleid dat het eigen gebruik van de woning niet is uitgesloten. Weliswaar dient de woning ten minste 22 kalenderweken per jaar beschikbaar te zijn voor verhuur – als de woning minder dan 22 weken wordt verhuurd dan brengt blooming de gederfde commissie bij eiseres in rekening – , maar het eigen gebruik is voor het overige deel van het jaar niet uitgesloten geweest. Verweerder stelt dat de woning in 2010 gedurende 78 dagen niet beschikbaar was voor eiseres in verband met verhuur, zodat eiseres terecht is aangeslagen voor de forensenbelasting.
2.2 Eiseres stelt, samengevat, dat de overeenkomst geen bewijs is dat de woning niet langer dan 22 weken aan blooming ter beschikking is gesteld. Verder stelt zij dat de woning alleen voor eigen gebruik beschikbaar is wanneer zij dat van tevoren had opgegeven. Als er geen reservering voor eigen gebruik was gemaakt stond de woning blooming ter beschikking. Eiseres geeft aan dat er sprake is van gemengd gebruik met als doel de woning zoveel mogelijk te verhuren. Volgens eiseres is het eigen gebruik uitgesloten op dagen dat de woning niet was verhuurd en niet was gereserveerd voor eigen gebruik. Verder stelt eiseres dat zij gedurende de 40 dagen die zij de woning in 2010 voor eigen gebruik ter beschikking heeft gehouden schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht en onderhoud aan de tuin heeft gepleegd. Voorts stelt eiseres met een beroep op het vertrouwensbeginsel dat verweerder aan de heer [naam 2] heeft toegezegd dat de forensenbelasting niet aan de orde is wanneer het feitelijk gebruik niet meer dan 90 dagen is en er reeds toeristenbelasting is geheven. Dat dit is toegezegd blijkt volgens eiseres uit het feit dat verweerder in de jaren 2008 tot en met 2011 geen aanslag forensenbelasting heeft opgelegd aan eigenaren van een woning op het park Buiten Bergen. Ook is eiseres van mening dat verweerder handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat haar is gebleken dat niet alle eigenaren van een woning op het park Buiten Bergen een aanslag forensenbelasting hebben ontvangen voor de belastingjaren 2009 en 2010. Tevens handelt verweerder in strijd met dit beginsel nu hij de eigenaren die hun woningen volledig in de verhuur hebben niet belast, terwijl die woningen ook vele dagen per jaar leegstaan. Tot slot stelt eiseres dat de hoogte van de aanslag niet in verhouding staat tot het bedrag dat verweerder bij forensen misloopt uit het gemeentefonds.

Overwegingen

3.1 Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2010 (hierna: de Verordening) heeft de raad van de gemeente Bergen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
3.2 Op grond van artikel 2 van de Verordening wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3.3 Volgens vaste rechtspraak (zie het arrest van de Hoge Raad (HR) van 24 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1657) moet worden aangenomen dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
3.4 De HR heeft in het arrest van 22 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4972) overwogen dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, (a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel (b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.
4.1 Niet in geschil is dat de woning ook in enige mate door eiseres zelf is gebruikt. Vast staat immers dat zij de woning in 2010 gedurende 40 dagen heeft gebruikt. Weliswaar stelt eiseres dat zij die dagen enkel heeft gebruikt om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten en de tuin te onderhouden, maar zij heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zij al die dagen aan die werkzaamheden heeft besteed. Daarbij blijkt uit de stukken dat eiseres de schoonmaak van de woning aan blooming heeft uitbesteed. De rechtbank houdt het er dus voor dat eiseres de woning in 2010 ook heeft zelf gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden. Uit bovenstaande arresten volgt dat in dat geval moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van dergelijke uitsluiting van eigen gebruik.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres met blooming gesloten verhuurbemiddelingsovereenkomst op zichzelf voorziet in een doorlopende verhuuropdracht. Echter, op grond van de inhoud van die overeenkomst kan niet worden geconcludeerd dat de verhuuropdracht gedurende het kalenderjaar een zodanige beperking voor eiseres met zich brengt dat moet worden gezegd dat de woning voor eiseres en haar gezin niet meer beschikbaar wordt gehouden. De omstandigheid dat in de overeenkomst voorwaarden met betrekking tot de te verhuren periode zijn opgenomen, doet niet af aan de beschikbaarheid van de woning gedurende de overige perioden van het jaar. Dat eiseres het eigen gebruik moet reserveren, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Vast staat dat de woning in 2010 gedurende 78 dagen verhuurd is geweest en gedurende 40 dagen door eiseres is gebruikt. Dit betekent dat de woning in 2010 gedurende 239 dagen heeft leeggestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tellen deze dagen mee bij de berekening van de periode gedurende welke de woning beschikbaar is geweest voor eiseres. Hieruit vloeit voort dat eiseres de woning in 2010 gedurende meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking stond. De rechtbank concludeert dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan.
5.1 Het door eiseres gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is sprake bij een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, veroorzaakt ofwel door begunstigend beleid of een begunstigend oogmerk terwijl daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is, ofwel door een bevoordeling in een meerderheid van gelijke gevallen (meerderheidsregel). Het is aan eiseres om de feiten aan te voeren en aannemelijk te maken waaruit volgt dat er sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
Eiseres stelt dat in 2009 en 2010, 29 respectievelijk 46 van de 72 eigenaren van de woningen op het park Buiten Bergen zijn betrokken in de forensenbelasting. Volgens verweerder zijn 19 woningen op het park in eigendom van een rechtspersoon of een inwoner van de gemeente Bergen, zodat er maar 53 belastingplichtigen in de zin van de forensenbelasting zijn. Eiseres heeft deze aantallen niet betwist en de rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Dit betekent dat niet staande kan worden gehouden dat er sprake is van een meerderheid van gelijke gevallen die bevoordeeld is.
5.2 Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel door te wijzen naar het feit dat eigenaren van woningen die volledig in de verhuur zijn niet worden aangeslagen voor de forensenbelasting, terwijl die woningen ook veel leegstaan gedurende het jaar, slaagt niet. Er is immers geen sprake van gelijke gevallen aangezien het eigen gebruik is uitgesloten bij een woning die volledig in de verhuur is. Dat een dergelijke woning ook veel leegstand heeft, maakt dat niet anders. Ook dan is het eigen gebruik uitgesloten. Nu de meerderheidsregel niet opgaat en evenmin sprake is van begunstigend beleid of oogmerk van begunstiging, faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
6
Het door eiseres gedane beroep op het vertrouwensbeginsel door te wijzen op de toezegging die verweerder zou hebben gedaan aan de heer [naam 2], slaagt evenmin. Wat er ook zij van de aan de heer [naam 2] gedane toezegging, vast staat dat deze toezegging niet aan eiseres is gedaan. Gelet hierop is niet gebleken dat een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van eiseres uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen heeft gedaan die bij haar de gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt dat aan eiseres geen aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2010 zou worden opgelegd. Dit vertrouwen kan eiseres ook niet ontlenen aan de omstandigheid dat verweerder in de jaren 2008 tot en met 2011 in voorkomende gevallen geen aanslagen forensenbelasting heeft opgelegd. Op grond van artikel 231 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt verweerders bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag immers pas door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
7
Voor zover eiseres zich keert tegen de hoogte van de forensenbelasting als zodanig, overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan de gemeenteraad van de gemeente Bergen om het belastingtarief te bepalen. Voor een ingrijpen door de belastingrechter is slechts plaats indien er sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij het geven van de bevoegdheid aan de gemeente een belasting te heffen niet voor ogen kan hebben gehad. Daarvan is de rechtbank, gelet op de hoogte van het belastingtarief – zijnde 0,44% van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen – niet gebleken. Tot slot overweegt de rechtbank dat, anders dan eiseres meent, niet een verband hoeft te bestaan tussen de hoogte van de geheven forensenbelasting en de gederfde vergoeding uit het Gemeentefonds.
8
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2010 terecht aan eiseres heeft opgelegd. Het beroep is derhalve ongegrond.
9
Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzitter, mr. drs. C.M. van Wechem en
mr. A.A. Fase, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.