ECLI:NL:RBNHO:2013:12590

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
ALK 13-871
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en eigen gebruik van recreatiewoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van forensenbelasting aan eiser, de eigenaar van een gemeubileerde recreatiewoning gelegen op het recreatiepark Buiten Bergen. Eiser had een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met blooming hotel en conferentielandgoed B.V. en stelde dat hij de woning voornamelijk voor verhuur had aangeschaft. De gemeente Bergen had echter een aanslag forensenbelasting opgelegd voor het jaar 2010, omdat de woning meer dan 90 dagen voor eigen gebruik beschikbaar was gehouden. De rechtbank oordeelde dat uit de overeenkomst bleek dat eigen gebruik niet was uitgesloten en dat eiser de woning in 2010 gedurende 41 dagen zelf had gebruikt, terwijl deze ook 109 dagen was verhuurd. Dit leidde tot de conclusie dat de woning in totaal meer dan 90 dagen beschikbaar was voor eigen gebruik, wat de heffing van forensenbelasting rechtvaardigde. Eiser's argument dat de belastingdienst privégebruik alleen voor onderhoud toestaat en dat een maximum van vier weken acceptabel is, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat de aanslag forensenbelasting terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van de woning voor eigen gebruik in relatie tot de heffing van forensenbelasting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/871

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2013 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen, verweerder
(gemachtigden: mr. R. Wiegeraad en N. de Cloe).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2012 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2010 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.042,80
Bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2013 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2013. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Feiten

1.1 Eiser is eigenaar van de gemeubileerde recreatiewoning [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De woning is gelegen op het recreatiepark Buiten Bergen. Eiser heeft zijn hoofdverblijf in Arnhem.
1.2 Eiser verhuurt de woning via verhuurbemiddelaar blooming hotel en conferentielandgoed B.V. Daartoe heeft hij de “Machtiging verhuur en overeenkomst tot dienstverlening park Buiten Bergen” gesloten. Deze is ondertekend op 29 juni 2008. De overeenkomst is ingegaan op 1 september 2008 en heeft een geldigheidsduur van drie jaar en drie maanden.
1.3 In deze overeenkomst is met betrekking tot de verhuur, voor zover hier van belang, het volgende bepaald.
Onder C
Artikel 2. De eigenaar is gehouden een keuze te maken uit de opvolgende huurvarianten:
a. variant 1: blooming is bij uitsluiting gemachtigd tot de verhuur van het buitenhuis aan
derden;
b. variant 2: de eigenaar verhuurt het buitenhuis zelf aan derden en machtigt blooming
hierbij om aanvullende werkzaamheden te verrichten met betrekking tot die verhuur;
Artikel 3. Bij toepassing van de variant 1 gelden de navolgende bepalingen:
a. de eigenaar is gehouden om alle verhuuractiviteiten via blooming te doen plaatsvinden;
b. de eigenaar machtigt hierbij blooming bij uitsluiting om zijn/haar buitenhuis op het park van Buiten Bergen (hierna: het park), namens hem/haar aan derden te verhuren;
c. de eigenaar is gehouden om jaarlijks op uiterlijk 1 september aan blooming schriftelijk
mede te delen, gedurende welke perioden het buitenhuis beschikbaar is voor de verhuur
aan derden;
d. blooming verhuurt namens en voor rekening, verantwoording en risico van de eigenaar, zijn/haar buitenhuis;
e. over de periode van het eigen gebruik van het buitenhuis ontvangt blooming geen commissie;
(…)
k. het buitenhuis staat minimaal 22 weken per jaar ter beschikking aan blooming voor de
verhuur aan derden;
l. indien de eigenaar zelf huurders aanbrengt, zal het buitenhuis minimaal 18 weken aan
blooming ter beschikking staan voor de verhuur aan derden, waarbij de periode van de
vermindering van de 4 weken niet behelst een periode in het hoogseizoen. Het hoogseizoen wordt jaarlijks op uiterlijk 1 september door blooming en de VvE vastgesteld.
Artikel 8. Ten aanzien van de voor de verhuur beschikbare perioden, geldt het navolgende:
a. bij toepasselijkheid van de variant 1, dient het buitenhuis beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden gedurende de volgende perioden tussen:
i. 1 april en 30 juni: tenminste vier kalenderweken;
ii. 1 juli en 31 augustus: tenminste vier kalenderweken;
iii. 1 september en 31 oktober: tenminste drie kalenderweken.
Indien een eigenaar in het hoogseizoen (juli en augustus) meer weken beschikbaar stelt dan het minimum van vier, worden deze weken bijgeteld bij het ter beschikking stellen in het middenseizoen (april tot en met juni, september en oktober).
b. afwijkingen in de hiervoor bedoelde beschikbare perioden is slechts mogelijk na overleg met en instemming van blooming. Het verzoek kan uitsluitend worden ingediend gelijktijdig met het indienen van het jaarformulier beschikbaarheid;
c. indien de eigenaar na de indiening van de hiervoor bedoelde opgave(n), aanvullende wijzigingen wenst door te voeren, dient hij hieromtrent onverwijld en schriftelijk mededeling aan blooming te doen. Alsdan lopende reserveringen zullen door partijen dienen te worden gerespecteerd, tenzij blooming de reservering(en) kan omboeken, zulks uitsluitend ter beoordeling van blooming.
(…)
Artikel 9. Verder gelden bij toepasselijkheid van de variant 1 nog de navolgende voorwaarden:
a. het object dient tenminste totaal 22 kalenderweken per jaar beschikbaar te zijn voor de verhuur aan derden, waarvan aldus 11 weken in de hiervoor in art. 11 (lees: art. 8) bedoelde perioden.
b. indien het aantal te verhuren weken minder bedraagt dan 22 weken, geldt een tolerantie van 2 weken. Bij een grotere afwijking (dit wordt jaarlijks achteraf door blooming vastgesteld), wordt de door blooming alsdan gederfde commissie bij de individuele eigenaar in rekening gebracht, gebaseerd op gemiddelde verhuurprijzen van de geldende periode. Hierbij wordt uitgegaan van 100% gederfde commissie indien het tekort aantal weken in het hoogseizoen vallen en 50% van de gederfde commissie voor de overige weken. Indien aldus achteraf blijkt dat er 20-22 weken aangeboden zijn, volgt geen gederfde commissiefactuur. Bij een minder aantal beschikbare weken volgt er een gederfde commissiefactuur waarbij van het minimum aantal weken van 22 wordt uitgegaan.
1.4 In bijlage 4 bij de machtiging en overeenkomst is variant 1 aangekruist en is opgenomen dat wordt gekozen voor een lastminute toewijzingssystematiek om een goede mix van verhuur en eigen gebruik mogelijk te maken en zo een maximale flexibiliteit om van het eigen huis gebruik te maken, aldus de bijlage. Eiser heeft eveneens de optie conferentieverhuur aangekruist. Deze verhuur vindt met name plaats in de laagseizoenen.
1.5 In het jaar 2010 heeft eiser gedurende 41 dagen de woning zelf gebruikt. De woning is gedurende 109 dagen verhuurd geweest.

Standpunten van partijen

2.1 Eiser stelt dat verweerders uitleg van de overeenkomst niet strookt met de feiten. Hij stelt dat hij de woning in 2007 heeft gekocht om te verhuren. Eiser heeft om die reden gekozen voor BTW-plichtigheid ten aanzien van de verhuur. Volgens eiser betekent dit dat hij alle door hem betaalde en nog te betalen BTW kan verrekenen met door hem te betalen BTW over verhuur. De belastingdienst eist dat privégebruik alleen voor onderhoud plaatsvindt en dat een maximum van vier weken acceptabel is. Volgens eiser moet de overeenkomst in dit licht worden bezien en houdt de stelling dat hij de woning meer dan 90 dagen voor hem en zijn gezin ter beschikking houdt geen stand. Verder stelt eiser dat het feit dat de overeenkomst een minimum aantal te verhuren dagen noemt daarom niet mag worden uitgelegd zoals verweerder doet.
2.2 Verweerder stelt dat eiser zich heeft verbonden om de woning voor tenminste twintig weken door blooming te laten verhuren. Daarvan dienen elf weken op 1 september van het voorgaande jaar te worden bepaald en te worden vastgelegd tijdens het hoog- en middenseizoen. De overige negen weken dienen ook op 1 september van het voorgaande jaar te worden bekend gemaakt, maar mogen buiten het hoog- en middenseizoen vallen. Dit betekent volgens verweerder dat eiser zonder contractuele gevolgen 32 weken per jaar van de woning gebruik kan maken en dat de overeenkomst met blooming het eigen gebruik niet voor het gehele jaar verhindert. Voorts stelt verweerder dat uit de opgave van blooming blijkt dat de woning 41 dagen is aangehouden voor eigen gebruik en dat op grond van de jurisprudentie moet worden aangenomen dat de woning door eiser beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. In dit geval is het eigen gebruik 32 weken niet uitgesloten en is de woning alleen de 109 dagen dat deze aan derden verhuurd is geweest niet beschikbaar geweest voor eiser.

Overwegingen

3.1 Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2010 (hierna: de Verordening) heeft de raad van de gemeente Bergen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
3.2 Op grond van artikel 2 van de Verordening wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3.3 Volgens vaste rechtspraak (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, ECLI:NL:HR: 1995:AA1657) moet worden aangenomen dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
3.4 De Hoge Raad heeft in het arrest van 22 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4972) overwogen dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, (a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel (b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.
4.1 Hoewel eiser stelt dat zijn woning bestemd is voor de verhuur, is niet in geschil – eiser heeft ter zitting niet langer betwist dat hij de woning in 2010 gedurende 41 dagen heeft gebruikt – dat de woning ook in enige mate door eiser is gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden. Uit bovenstaande arresten volgt dat in dat geval moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van dergelijke uitsluiting van eigen gebruik.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat de door eiser met blooming gesloten overeenkomst op zichzelf voorziet in een doorlopende verhuuropdracht. Echter, op grond van de inhoud van die overeenkomst kan niet worden geconcludeerd dat de verhuuropdracht gedurende het kalenderjaar een zodanige beperking voor eiser met zich brengt dat moet worden gezegd dat de woning voor eiser (en zijn gezin) niet meer beschikbaar wordt gehouden. De omstandigheid dat in de overeenkomst voorwaarden met betrekking tot de te verhuren perioden zijn opgenomen, doet niet af aan de beschikbaarheid van de woning gedurende de overige perioden van het jaar. Dat eiser vóór 1 september van het voorgaande jaar moet opgeven welke – minimaal 22 – weken de woning in het volgende jaar kan worden verhuurd, maakt dit niet anders. Het staat eiser immers vrij de woning te gebruiken indien deze niet is verhuurd. Vast staat dat de woning in 2010 gedurende 109 dagen verhuurd is geweest en gedurende 41 dagen door eiser is gebruikt. Dit betekent dat de woning in 2010 gedurende 215 dagen heeft leeggestaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tellen deze dagen mee bij de berekening van de periode gedurende welke de woning beschikbaar is gehouden voor eiser en zijn gezin. Hieruit vloeit voort dat de woning eiser in 2010 gedurende meer dan 90 dagen ter beschikking stond. De rechtbank concludeert dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. De omstandigheid dat de gemeente Steenwijkerland – eiser heeft aldaar ook een recreatiewoning – van eiser geen forensenbelasting heft omdat hij die woning niet privé gebruikt, doet, wat daar overigens van zij, niet af aan de bevoegdheid van verweerder om in deze forensenbelasting te heffen.
5.
De stelling van eiser ter zitting dat de inspecteur van de Rijksbelastingdienst
privégebruik van de woning toestaat mits dit onder de 90 dagen blijft, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat eiser ten onrechte ervan uitgaat dat de inspecteur van Rijksbelastingdienst dezelfde maatstaf hanteert als de gemeentelijke heffingsambtenaar. De Rijksbelastingdienst gaat bij de afdracht van de BTW uit van het feitelijk gebruik van de woning terwijl het bij de forensenbelasting gaat om het beschikbaar houden van de woning. Aan het standpunt van de inspecteur van de Rijksbelastingdienst kan eiser dan ook geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat hij niet voor de forensenbelasting zou worden aangeslagen. Bovendien is de inspecteur van de Rijksbelastingdienst niet de in deze tot beslissen bevoegde ambtenaar. De rechtbank concludeert dan ook dat niet is gebleken van een door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van eiser uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde gedane toezegging die bij hem gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt dat hij niet voor de forensenbelasting zou worden aangeslagen.
6.
Ter zitting stelt eiser nog dat hij al een aanzienlijke bijdrage levert aan de gemeentelijke kas via de onroerende-zaakbelastingen, terwijl hij slechts marginaal gebruik maakt van de voorzieningen van de gemeente Bergen. Voor zover eiser hiermee beoogt te stellen dat het heffen van de forensenbelasting onevenredig is, overweegt de rechtbank als volgt. De onroerende-zaakbelastingen vinden hun grondslag in artikel 220 van de Gemeentewet en de forensenbelasting in artikel 223 van de Gemeentewet en de daarop gebaseerde Verordening. Deze omstandigheid maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder de bevoegdheid heeft om deze twee belastingen naast elkaar te heffen en dat van onevenredigheid geen sprake is. Dat eiser, zoals hij ter zitting stelt, slechts marginaal gebruik maakt van de voorzieningen van de gemeente Bergen, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor reeds is overwogen gaat het bij de forensenbelasting niet om het feitelijk gebruik, maar om het beschikbaar houden van de woning. Wanneer het belastbare feit zich heeft voorgedaan, zoals in dit geval, dan wordt betrokkene geacht het genot te hebben van de gemeentelijke voorzieningen.
7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2010 terecht aan eiser heeft opgelegd. Het beroep is derhalve ongegrond.
8.
Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter, mr. W.B. Klaus en
mr. A.A. Fase, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.