ECLI:NL:RBNHO:2013:11875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
HAA 13/2233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over termijnoverschrijding bij bezwaar tegen eigen bijdrage voor scootmobiel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 9 december 2013, wordt de zaak behandeld tussen eiser, een inwoner van Heemskerk, en het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk. De zaak betreft een besluit van 2 maart 2012, waarin eiser werd geïnformeerd dat hij vanaf 1 juli 2012 een eigen bijdrage moest betalen voor een in bruikleen verstrekte scootmobiel. Eiser maakte bezwaar tegen een latere mededeling van 6 maart 2013, waarin werd aangegeven dat de vaststelling en inning van de eigen bijdrage door het CAK vertraging had opgelopen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 23 april 2013 niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde.

De rechtbank oordeelt dat de brief van 6 maart 2013 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze enkel informatief was en geen rechtsgevolg had. Eiser heeft in zijn bezwaar vooral geprotesteerd tegen de eigen bijdrage zelf, en niet tegen de vertraging in de afhandeling. De rechtbank concludeert dat het bezwaar te laat is ingediend, maar dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat er geen rechtsmiddelenclausule was opgenomen in het besluit van 2 maart 2012. Dit gebrek leidt er toe dat eiser niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van bezwaar.

De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit moet gebeuren binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2233 T

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2012 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij vanaf
1 juli 2012 een eigen bijdrage moet betalen voor de aan hem in bruikleen verstrekte scootmobiel. Daarbij is aangekondigd dat de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.
Bij brief van 6 maart 2013 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de vaststelling en inning van de eigen bijdrage door het CAK vertraging heeft opgelopen.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2013.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. van der Fluit en W. Duijneveld, werkzaam bij de gemeente Heemskerk.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de brief van 6 maart 2013 waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt geen besluit betreft als bedoeld in dit artikel, nu de brief slechts informatie bevatte over de vertraagde afhandeling van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage. De brief van verweerder brengt geen verandering in de bestaande rechtsverhouding en is dan ook niet op rechtsgevolg gericht, zodat geen sprake is van een rechtshandeling.
2.
In bezwaar, in beroep en op de zitting heeft eiser – zakelijk weergegeven – telkens aangevoerd dat hij het er niet mee eens is dat hij een eigen bijdrage moet betalen voor zijn scootmobiel en zeker niet met terugwerkende kracht. De eigen bijdrage zou bovendien te hoog zijn gelet op eisers draagkracht.
3.
Gelet op de inhoud van eisers bezwaar, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet zozeer bezwaar heeft willen maken tegen de mededeling over de vertraagde afhandeling van vaststelling en inning van de eigen bijdrage, maar dat hij bezwaar heeft tegen het opleggen van de eigen bijdrage. Verweerder had het bezwaar van eiser dan ook, gelet op de inhoud van dit bezwaar, moeten opvatten als zijnde gericht tegen het besluit tot oplegging van de eigen bijdrage. De mededeling dat een eigen bijdrage wordt opgelegd is gedaan in het besluit van 2 maart 2012. Nu bezwaar van 12 maart 2013 niet binnen zes weken na 2 maart 2012 is ingediend, is het bezwaar van eiser te laat ingediend. De vraag die vervolgens moet worden gesteld is of het te laat indienen van bezwaar verschoonbaar is.
4.
Vast staat dat bij het besluit van 2 maart 2013 een rechtsmiddelenclausule ontbreekt. Gelet op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing bij een besluit in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, wanneer een belanghebbende daar een beroep op doet. Dit is anders wanneer redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de belanghebbende wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken dan wel beroep of hoger beroep moest instellen. Nu ter zitting van de rechtbank duidelijk is geworden dat eiser niet heeft begrepen dat hij (eerder) tegen het besluit van 2 maart 2012 bezwaar had moeten maken, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding in geval van eiser verschoonbaar is.
5.
Geconcludeerd wordt dat verweerder op onjuiste gronden eisers bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder eisers bezwaar tegen het opleggen van een eigen bijdrage inhoudelijk beoordelen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk
- en wel binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak -meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Buiskool, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.