Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 2. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden. Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft – samengevat- verklaard dat verdachte eerst een onzedelijke opmerking heeft gemaakt en vervolgens onder het dekbed haar billen en vagina heeft betast. Verdachte ontkent dit en verklaart dat hij haar slechts over het dekbed heen een tik op haar benen heeft gegeven. Nu de aangifte van [slachtoffer 2] in tegenspraak is met met het door haar op 13 mei 2012 om 3.23 uur verzonden What’s app bericht, waarin staat: ‘[verdachte] kwam dus net naar boven met de vraag wanneer ik voor het laatst gelikt was en hij wilde aan me zitten maar heb hem weg geduwd en nu is hij wel weg’, en verdere bewijsmiddelen die de aangifte steunen ontbreken, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.