In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagden]. [Eiseres] vorderde een bedrag van € 18.842,12 van [gedaagden], bestaande uit een restant van een onbetwiste factuur en een bedrag voor meerwerk. [Gedaagden] betwistten de vordering en stelden een tegenvordering in reconventie in, waarin zij herstel van gebreken in het uitgevoerde werk eisten. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2025 zijn beide partijen gehoord, waarbij [eiseres] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele medewerkers, en [gedaagden] door hun gemachtigde.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een consumentenovereenkomst en dat [eiseres] haar informatieplicht niet had geschonden, omdat de werkzaamheden onder een ingrijpende verbouwing vielen. De vordering van [eiseres] tot betaling van het restant van de onbetwiste factuur van € 859,10 werd toegewezen, evenals de vordering voor het meerwerk van € 17.983,02. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagden] de noodzaak van de prijsverhoging uit het meerwerk hadden moeten begrijpen, ondanks dat zij niet expliciet op de prijsverhoging waren gewezen.
De vorderingen van [gedaagden] in reconventie tot herstel van gebreken werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van gebreken die voor rekening van [eiseres] moesten komen. De kantonrechter veroordeelde [gedaagden] tot betaling van de proceskosten en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. Werner.