ECLI:NL:RBMNE:2025:906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/5513
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik en de gevolgen voor verkeersveiligheid

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het CBR had op 1 juni 2023 besloten het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren, met ingang van 17 juni 2024, vanwege alcoholmisbruik. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 25 februari 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, evenals de gemachtigde van het CBR. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 januari 2024 was aangehouden onder invloed van alcohol en dat een psychiater had geconcludeerd dat eiser een lichte stoornis in het gebruik van alcohol had. De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig had verklaard, omdat de verkeersveiligheid voorop staat en er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigen dat de recidiefvrije periode van een jaar buiten toepassing moest worden gelaten.

De rechtbank benadrukte dat de gevolgen van de ongeldigverklaring voor eiser, waaronder het verlies van zijn baan, niet zwaarder wegen dan het belang van de verkeersveiligheid. Eiser had geen contra-expertise ingebracht om de bevindingen van de psychiater te betwisten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser niet rijgeschikt is en zijn rijbewijs ongeldig blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5513
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. S. van der Ark).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs.
2. Het CBR heeft het rijbewijs van eiser met het primaire besluit van 1 juni 2023 ongeldig verklaard met ingang van 17 juni 2024.
3. Met het bestreden besluit van 16 juli 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. Het bezwaar is kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het CBR van 16 juli 2024 op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het CBR.
6. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of het bestreden besluit, waarbij het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard omdat hij ongeschikt is voor het besturen van het voertuig waarvoor het rijbewijs aan hem is afgegeven, in stand kan blijven. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Eiser was in het bezit van een rijbewijs. Op 5 januari 2024 is hij als bestuurder van een voertuig aangehouden terwijl hij onder invloed van alcohol was (930 μg/l (= 2,139 ‰). Door de politie is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Op 5 april 2024 heeft een onderzoek plaatsgevonden door keurend arts [A] , psychiater. In het verslag van bevindingen van het onderzoek concludeert de arts dat sprake is van een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. De arts acht het verder niet aannemelijk dat eiser op 5 april 2024 met het misbruik van alcohol is gestopt. Pas na het verstrijken van een recidiefvrije periode van een jaar kan eiser op basis van een nieuwe onderzoek weer geschikt worden geacht om motorrijtuigen te besturen. Als gevolg hiervan heeft het CBR eisers rijbewijs ongeldig verklaard.
10. Uit artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 volgt dat het CBR besluit tot ongeldig verklaren van een rijbewijs als de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Om dat te bepalen is artikel 27, onderdeel b van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, in combinatie met paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 van belang.
11. In de Bijlage bij de Regeling is in hoofdstuk 8: "Psychiatrische stoornissen" in paragraaf 8.8 "Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)" bepaald dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
12. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994 volgt dat het CBR een rijbewijs ongeldig moet verklaren als uit onderzoek blijkt dat sprake is van alcoholmisbruik. Ook volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [1] mag het CBR uitgaan van de resultaten van het onderzoek van de psychiater. [2]
13. Eiser heeft aangegeven dat hij het rapport van de psychiater niet betwist. Ook heeft eiseres geen contra-expertise ingebracht. Dit betekent dat het CBR mocht uitgaan van de juistheid van de bevindingen en conclusies en de weergave van eisers verklaringen, die de psychiater heeft vermeld in zijn rapport. In zoverre heeft het CBR, gelet op artikel 134, tweede lid, van Wvw, terecht het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard en bij dat besluit had het CBR ook geen ruimte om eisers belangen af te wegen.
14. Op de zitting is besproken dat in zijn geval de recidiefvrije periode van een jaar op 6 april 2025 eindigt. Waar het eiser om gaat is de omstandigheid dat hij als gevolg van het besluit een jaar lang geen rijbewijs heeft en dat dit onevenredig is. Hij heeft een rijbewijs nodig voor zijn werk. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij zijn baan niet heeft kunnen behouden. Hij heeft inmiddels een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever. Zijn contract loopt officieel nog tot 1 april 2025. Eiser stelt dat als hij zijn rijbewijs wel had gehad, hij meer had kunnen laten zien bij zijn werkgever. Hij vermoedt dat hij dan zijn baan niet kwijt zou zijn geraakt.
15. De rechtbank overweegt dat indien de gevolgen van het stellen van deze recidiefvrije periode van een jaar onevenredig uitwerken, de Regeling in zoverre buiten toepassing zal moeten worden gelaten. [3] De rechtbank begrijpt dat het besluit van het CBR voor eiser impact heeft gehad en dat het waarschijnlijk is dat dit besluit een rol heeft gespeeld in het verlies van zijn baan. Maar deze enkele omstandigheid weegt naar het oordeel van de rechtbank niet zwaarder dan het belang van de verkeersveiligheid. Deze belangen wegen zwaar. Daarbij overweegt de rechtbank dat op de zitting is besproken dat de recidiefvrije periode van een jaar ook op onderzoek is gebaseerd gelet op de kans op terugval in deze periode. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat van zodanige omstandigheden sprake is, dat in dit geval eisers belang zwaarder moet wegen dan het belang van de verkeersveiligheid.
16. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser terecht niet rijgeschikt is en zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
18. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025 door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
2.(zie onder meer de uitspraken van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:111 en 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1095).
3.Uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:830)