ECLI:NL:RBMNE:2025:821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
UTR 25/556
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake compensatie kinderopvangtoeslag

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser uit de Verenigde Arabische Emiraten en de Dienst Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 9 mei 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder, op 30 januari 2024, geoordeeld dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken een besluit op bezwaar moest nemen. Echter, op 12 maart 2024 was deze termijn verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank Midden-Nederland heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen aan de eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] (Verenigde Arabische Emiraten), eiser,

(gemachtigde: mr. P.E. Epping),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 9 mei 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Bij uitspraak van 30 januari 2024 heeft rechtbank Zeeland-West-Brabant een eerder beroep tegen het niet tijdig beslissen van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen.
Op 3 september 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiser te beslissen. [2]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] De rechtbank heeft in de uitspraak van 30 januari 2024 (BRE 23/10886) een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een rechterlijke dwangsom.
3. De rechtbank stelt vast dat deze termijn op 12 maart 2024 is verstreken. Tot op heden heeft verweerder niet beslist op het bezwaar van eiser.
4. Het beroep is daarom gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat die termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
6. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. Over de vraag welke beslistermijn wel realistisch is, heeft de rechtbank op 25 oktober 2024 [4] uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat bij tweede en volgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar een nadere beslistermijn van twintig weken na de datum waarop de uitspraak naar partijen is verzonden realistisch is. Deze termijn sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van 549 dagen die de bezwaarprocedure op dit moment bedraagt en de termijn die de rechtbank Rotterdam heeft bepaald in haar uitspraak van 15 juli 2024 [5] .
7. In de uitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank verder overwogen dat in zaken zoals deze een dwangsom zal worden bepaald van € 50,- per dag voor iedere dag dat verweerder de hiervoor bepaalde termijn niet haalt met een maximum van € 15.000,-.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twintig weken na de datum waarop deze uitspraak naar partijen is verzonden een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 februari 2025.
de griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.