ECLI:NL:RBMNE:2025:80

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11441697 MC EXPL 24-8036
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake opleidingskosten bij detachering

In deze zaak heeft de eisende partij, een detacheerder, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die als bezorger in dienst was bij de eisende partij. De gedaagde partij heeft verstek laten gaan. De eisende partij vordert de terugbetaling van opleidingskosten die zijn gemaakt voor de gedaagde partij, die een opleiding tot vrachtwagenchauffeur heeft gevolgd maar deze niet heeft afgerond. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de gedaagde partij als consument kan worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet als consument kan worden beschouwd, omdat de opleiding is aangegaan met het doel om een beroep uit te oefenen. De vordering van de eisende partij wordt toegewezen, en de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de opleidingskosten, vermeerderd met rente en proceskosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.111,54. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11441697 MC EXPL 24-8036
Verstekvonnis d.d. 15 januari 2025
inzake
[eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen
[gedaagde]
wonende [adres]
[postcode] [woonplaats]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij.
1.2.
De gedaagde partij heeft niet (tijdig) op de vordering gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Waar gaat de zaak over?
2.1.
De eisende partij detacheert personeelsleden aan en verzorgt beroepsopleidingen voor (onder andere) de vervoerssector. De gedaagde partij is in december 2020 in dienst getreden bij de eisende partij als bezorger bij verschillende opdrachtgevers. Later heeft de eisende partij hem de mogelijkheid geboden om een opleiding tot vrachtwagenchauffeur te volgen, opdat hij bij meer opdrachtgevers zou kunnen worden ingezet. Partijen hebben in dat kader op 25 juni 2021 een opleidingsovereenkomst gesloten, waarmee de gedaagde partij in staat werd gesteld om bij een extern opleidingsinstituut de opleiding voor het CE-rijbewijs te volgen. De gedaagde partij is aan de opleiding begonnen maar is, ondanks extra lessen en herexamens, niet geslaagd. De detacheringsovereenkomst tussen de eisende partij en de gedaagde partij is op 31 mei 2023 van rechtswege geëindigd.
2.2.
De eisende partij wil dat de gedaagde partij de opleidingskosten betaalt, vermeerderd met de eventuele kosten van extra lessen en/of herexamens. Voor deze kosten heeft de eisende partij de gedaagde partij een factuur gestuurd van € 5.129,90. De gedaagde partij heeft deze factuur niet betaald. De eisende vordert nu betaling van de factuur vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Wat vindt de kantonrechter ervan?
2.3.
Met de eisende partij is de kantonrechter – evenals de kantonrechter in Haarlem in haar vonnis van 24 januari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:594 – van mening dat de gedaagde partij in de geschetste context niet is aan te merken als een consument. De gedaagde partij is de overeenkomst namelijk aangegaan met als doel het CE-rijbewijs te halen, ten behoeve van het (in de toekomst) uitoefenen van een beroep of bedrijf. Van (ambtshalve) toetsing door de kantonrechter van de naleving van een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen is daarom geen sprake.
2.4.
De vordering zal, nu deze de kantonrechter verder niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, bij verstek worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.
2.5.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen met dien verstande, dat de informatiekosten (gedeeltelijk) worden afgewezen, nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde tarieven (vgl. de aanbeveling ‘Kosten voor raadplegen registers of opvragen uittreksels uit registers’) op www.rechtspraak.nl. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 339,00 (1 punt(en) x tarief € 339,00)
- nakosten
€ 135,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.111,54.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.241,09, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.129,90 vanaf 19 november 2024 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 1.111,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
Grosse afgegeven aan de gemachtigde van de eisende partij d.d. 15 januari 2025