Uitspraak
1.De procedure
- mr. H. Weisfelt;
- mr. A.M.M. Lemmen;
- mr. M.J. Terstegge.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de wrakingskamer, een wrakingsverzoek van een verzoeker ongegrond verklaard. De verzoeker had op 5 februari 2025 de rechters mr. A.J. Reitsma, mr. A.M.M. Lemmen en mr. M.J. Terstegge gewraakt, omdat hij meende dat de rechters vooringenomen waren in de hoofdzaak met parketnummer 16-212759/19. Dit verzoek volgde op een afwijzing van een aanhoudingsverzoek door de rechtbank, waarbij de verzoeker stelde dat de rechtbank niet geïnteresseerd was in de uitkomst van een eerder bevolen fotoconfrontatie, die mogelijk ontlastend bewijs voor hem zou opleveren.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procesbeslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn. De rechters hebben in hun motivering aangegeven dat de beslissing om de zaak niet aan te houden niet kan worden gezien als een blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft verder opgemerkt dat de onpartijdigheid van de rechters niet in het geding is, en dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees van de verzoeker dat de rechters partijdig zouden zijn.
De wrakingskamer heeft de verwijzingen van de advocaat van de verzoeker naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken verworpen, omdat deze niet relevant waren voor de huidige zaak. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek ongegrond verklaard en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.