ECLI:NL:RBMNE:2025:72

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/3487, UTR 24/3517, UTR 24/3730, UTR 24/3744
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tijdelijke omgevingsvergunning en evenementenvergunning voor het Sneeuwbalfestival in Park Transwijk, Utrecht

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 24/3487, UTR 24/3517, UTR 24/3730 en UTR 24/3744, waarin de rechtbank de beroepen van de Utrechtse Stichting tegen Geluidsoverlast en de Utrechtse Bomenstichting tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft beoordeeld. De zaak betreft de tijdelijke omgevingsvergunning en evenementenvergunning voor het Sneeuwbalfestival, dat op 27 januari 2024 in Park Transwijk in Utrecht zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het evenement al had plaatsgevonden, er procesbelang was omdat het een terugkerend evenement betreft. De rechtbank concludeerde dat de belangen van omwonenden en bezoekers voldoende waren meegewogen in de besluitvorming van het college. De rechtbank oordeelde dat de vergunningen niet onterecht waren verleend, ondanks de mogelijkheid van tijdelijke nadelige gevolgen voor de grasmat en de bodem. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende vergunningen in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3487, UTR 24/3517, UTR 24/3730 en UTR 24/3744

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

de Utrechtse Stichting tegen Geluidsoverlast en [A] en [B] ,uit Utrecht, eisers-1
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
de Utrechtse Bomenstichting, [A] en [B] ,uit Utrecht, eisers-2
(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
The Zoo Events B.V. en XSense B.V.,uit Heinenoord (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. M.L. Diepenhorst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers-1 en eisers-2 (eisers) over de tijdelijke omgevingsvergunning [1] en de evenementenvergunning [2] voor het in Park Transwijk in Utrecht organiseren van het Sneeuwbalfestival op 27 januari 2024 (met de daarbij behorende op- en afbouwdagen vanaf 17 januari tot en met 31 januari 2024).
1.1.
Beide vergunningen zijn op 11 januari 2024 verleend. Met de bestreden besluiten van 4 april 2024 op de bezwaren van eisers heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 op het bezwaar van eisers-1 en het bestreden besluit van 27 maart 2024 op het bezwaar van eisers-2 heeft het college de evenementenvergunning in stand gelaten.
1.2.
Voor de volledigheid vermeldt de rechtbank dat [A] ook zelfstandig bezwaar heeft gemaakt tegen beide vergunningen. Het college heeft afzonderlijk op deze bezwaren beslist. Omdat tegen die besluiten geen beroep is ingesteld, laat de rechtbank deze verder buiten bespreking.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, bijgestaan door [C] en de gemachtigde van vergunninghouder, bijgestaan door [D] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de omgevingsvergunning en de evenementenvergunning met de bestreden besluiten terecht in stand zijn gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
3. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de beroepsgronden stelt de rechtbank eerst in zijn algemeenheid vast dat eisers nog belang hebben bij een uitspraak. Omdat het Sneeuwbalfestival een periodiek terugkerend evenement is in Park Transwijk, kan een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de verleende vergunningen, inclusief de totstandkoming daarvan en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken, van belang zijn voor toekomstige aanvragen om een vergunning en de toetsing daarvan. Tussen partijen is ook niet in discussie dat sprake is van een jaarlijks terugkerend evenement. Op grond van vaste rechtspraak [3] hebben eisers om die reden in beginsel belang bij de inhoudelijke beoordeling van hun beroepen.
Toetsingskader omgevingsvergunning
4. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) ingetrokken en de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
4.1.
Met de omgevingsvergunning wordt toegestaan dat een deel van Park Transwijk in afwijking van de regels van de beheersverordening wordt gebruikt voor het Sneeuwbalfestival. Bij de besluitvorming hierover heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de rechtbank de beslissing van het college om de omgevingsvergunning te verlenen, terughoudend toetst. De vraag die de rechtbank daarbij beantwoordt, is of het college in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen besluiten. Daarvoor geldt dat het college de aspecten van een goede ruimtelijke ordening in de besluitvorming moet betrekken en dat een belangenafweging moet worden gemaakt.
Toetsingskader evenementenvergunning
5. Op grond van artikel 1:8 van de APV kan een evenementenvergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde (a), het voorkomen of beperken van overlast (b), de verkeersveiligheid (c), de veiligheid van personen of goederen (d), de zedelijkheid of de gezondheid (e) of de bescherming van het milieu (f). Daarnaast kan de evenementenvergunning op grond van artikel 5:37 van de APV ook worden geweigerd als de aanvraag minder dan twaalf weken voor de start van het evenement is ingediend, er onevenredig veel beslag wordt gelegd op de ruimte of op de gemeentelijke - of hulpdiensten, de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, de aard van het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie of het locatieprofiel dat voor die locatie is vastgesteld, of, in de reserveringskalender voor evenementen een reservering is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde tijd, locatie of in de nabijheid daarvan.
5.1.
Ook bij de besluitvorming over de evenementenvergunning geldt dat sprake is van beleidsruimte, met als gevolg dat de rechtbank de beslissing terughoudend toetst. De vraag die de rechtbank daarbij beantwoordt, is of de vergunning in redelijkheid kon worden verleend. Daarvoor geldt dat de belangen op grond waarvan de vergunning kan worden geweigerd bij de besluitvorming zijn betrokken en dat een belangenafweging is gemaakt.
Motivering van de besluiten
6. Eisers voeren aan dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd, omdat daarin niet is ingegaan op de stukken die zij na hun bezwaarschriften hebben ingezonden. Het gaat om het artikel “Nieuwe festivalregels in Utrecht, zoals meer rusttijd en geen parken in de winter: ‘Einde verhaal voor Sneeuwbal’” uit het Algemeen Dagblad (ingezonden op 25 februari 2024) en de notitie met de titel “kansloos verzoek om voorlopige voorziening” (ingezonden 8 februari 2024).
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de nader ingezonden stukken in de bestreden besluiten expliciet worden genoemd. Bovendien wordt op het stuk “kansloos verzoek om voorlopige voorziening” ook inhoudelijk ingegaan. Tijdens de zitting bij de rechtbank is door het college bevestigd dat de inhoud van beide stukken inhoudelijk is betrokken bij de heroverweging die aan de bestreden besluiten ten grondslag ligt.
6.2.
Bij het overleggen van de nadere stukken is door eisers vermeld dat deze zijn ingediend met het oog op de te houden hoorzitting over hun bezwaarschriften. De nader ingediende stukken kunnen in dat licht ook gezien worden als een ondersteuning van de ingediende bezwaarschriften. De stukken bevatten geen aanvullende of nieuwe gronden van de ingediende bezwaren. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat niet gesteld kan worden dat aan de bestreden besluiten een motiveringsgebrek kleeft omdat niet voldoende op de nader ingezonden stukken is ingegaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Aanvraag en vergunningverlening kort voor het evenement
7. Eisers vinden dat de vergunningen te korte tijd voor de datum van het evenement zijn verleend. Daardoor hebben zij niet meer goed de mogelijkheid gehad om met bezwaarschriften invloed uit te oefenen op de inhoud van de vergunningen en de daaraan te verbinden voorschriften.
7.1.
Zoals de rechtbank al in eerdere uitspraken [4] over vergelijkbare beroepsgronden van de beide stichtingen heeft geoordeeld, bestaan er geen wettelijke bepalingen die verplichten om op een eerder moment een aanvraag in te dienen en eerder daarop een besluit te nemen dan is gebeurd. Ook de evenementenvergunning is in overeenstemming met artikel 5:37, tweede lid van de APV, meer dan twaalf weken voor aanvang van het evenement door vergunninghouder aangevraagd. Op grond daarvan bestond geen mogelijkheid om de evenementenvergunning te weigeren.
7.2.
Dat de vergunningen pas korte tijd voorafgaand aan het evenement zijn verleend, maakt niet dat de mogelijkheden voor rechtsbescherming onaanvaardbaar zijn beperkt. Ook in deze situatie vond het evenement weliswaar al plaats tijdens de bezwaartermijn, maar dat ontneemt niet de mogelijkheid om tijdens de bezwaarprocedure een verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank in te dienen. In dit geval hebben beide stichtingen daarvan ook gebruik gemaakt. [5] Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.3.
Overigens is naar aanleiding van deze beroepsgrond tijdens de zitting nog gesproken over de kenbaarheid van een evenementenvergunning. Vastgesteld is dat een evenementenvergunning op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bekend wordt gemaakt door toezending of uitreiking aan de aanvrager. Anders dan bij een omgevingsvergunning wordt er daarnaast in het gemeentelijke publicatieblad geen kennisgegeven van een ingekomen aanvraag om een evenementenvergunning of de verlening daarvan. Eisers hebben tijdens de zitting aangevoerd dat zij er om die reden maar moeilijk en pas op een laat moment achter zijn gekomen dat een evenementenvergunning is aangevraagd en verleend. Hierover heeft de gemachtigde van het college toegezegd te zullen bezien of bij evenementenvergunningen voortaan op dezelfde wijze als bij omgevingsvergunningen van aanvragen en besluiten een kennisgeving kan worden gedaan in het gemeentelijke publicatieblad. Met die werkwijze zou eenieder ook bij evenementen eerder op de hoogte kunnen zijn van ingekomen aanvragen om vergunning en de besluiten die hierover worden genomen.
Belangenafweging
8. Eisers voeren aan dat de belangenafweging die aan de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd onjuist is, omdat nergens uit blijkt dat belangen van omwonenden en andere Utrechtse parkbezoekers zijn meegewogen. Eisers menen dat het college commerciële belangen laat prevaleren, hetgeen blijkt uit het feit dat de vergunninghouder niets hoeft te betalen voor het exclusieve gebruik van het park. Vanwege de hinder van de keiharde muziek is het volgens eisers ook niet mogelijk dat er tijdens het festival nog gerecreëerd en gewandeld wordt in de delen van het park die niet voor het evenement worden benut. Verder is het volgens eisers onjuist dat het park ooit is aangelegd voor het houden van evenementen.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet onredelijk dat het college het Park Transwijk een aantal dagen per jaar beschikbaar stelt voor het houden van evenementen. Ook als het om evenementen gaat met een commercieel karakter of evenementen waarvoor de organisatie geen financiële bijdrage aan de gemeente hoeft te betalen of van de gemeente ontvangt. Het Park Transwijk is in het door de raad van Utrecht vastgestelde evenementenbeleid [6] aangewezen als locatie die geschikt is voor het houden van evenementen. Of het park destijds wel of niet voor het houden van evenementen is aangelegd, is hierbij niet relevant.
8.2.
In beide vergunningen is onder verwijzing naar het evenementenbeleid gemotiveerd dat evenementen van betekenis zijn voor onder meer de werkgelegenheid, het imago, de aantrekkingskracht en de economische attractiviteit van de stad. Daarbij is vermeld dat het Sneeuwbalfestival een stadsbrede functie heeft en bijdraagt aan de sociale cohesie in de gehele stad. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder daar tegenover geen rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden of andere bezoekers van het park. Uit de bestreden besluiten blijkt dat het college zich bewust is van de tegengestelde belangen en dat gedurende de periode van een evenement (met inbegrip van de op- en afbouwdagen) grote delen van het park zijn afgesloten. Dat het park dan tijdelijk, slechts voor een (klein) deel en gelijktijdig met het evenement (en de eventuele hinder daarvan in de vorm van geluid, licht of trilling) openbaar voor een ieder toegankelijk is, heeft het college als een voor lief te nemen gevolg van minder groot belang hoeven te achten.
8.3.
De rechtbank vindt de gemaakte afweging niet onredelijk en is van oordeel dat het college doorslaggevend gewicht heeft kunnen geven aan het belang van het Sneeuwbalfestival. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geluid
9. Eisers-1 voeren aan dat bij het verlenen van de vergunningen ten onrechte is afgeweken van artikel 3, tweede lid, van de beleidsregel ‘Geluidsnormen bij buitenevenementen’. Door die afwijking is alleen de norm van 80 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van toepassing gebleven en niet meer de norm van 80 dB(A) op 100 meter afstand van de bron. Eisers-1 voeren aan dat daardoor alleen nog de omliggende woningen beschermd zijn tegen geluidsoverlast, terwijl het doel van de beleidsregel ook is om bescherming te bieden aan de bezoekers van het park en iedereen die zich daar in de omgeving bevindt.
9.1.
De rechtbank heeft recent in een uitspraak van 2 december 2024 [7] geoordeeld over een identieke beroepsgrond van beide stichtingen in de zaak over het evenement ‘Central Park’, dat eveneens plaatsvond in Park Transwijk op 17 en 18 juni 2023. In de omgevingsvergunning voor dat evenement is op gelijke wijze afgeweken van de beleidsregel. In de aangehaalde uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen belang meer bestaat bij de beoordeling van deze beroepsgrond, omdat er inmiddels nieuwe beleidsregels gelden over geluidnormen bij evenementen.
9.2.
Tijdens de zitting is de vraag aan de orde gekomen waarom de rechtbank in deze zaak tot een andere beoordeling zou moeten komen dan in de aangehaalde uitspraak van 2 december 2024. De rechtbank stelt vast dat eisers-1 daarvoor tijdens de zitting geen andere redenen hebben aangevoerd dan die zij ook in de zaak over ‘Central Park’ hebben aangevoerd.
9.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om er hier in deze zaak anders over te oordelen dan in haar uitspraak van 2 december 2024. Mede onder verwijzing naar die uitspraak, stelt de rechtbank vast dat eisers geen belang hebben bij een oordeel over de toepassing van de beleidsregel in deze zaak, omdat deze niet meer zal worden toegepast bij de vergunningverlening voor het Sneeuwbalfestival dat in 2025 zal worden gehouden. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom ook in deze zaak onbesproken laten.
Schade aan het park (flora en fauna)
10. Aan de omgevingsvergunning is het voorschrift verbonden dat de vergunninghouder zich dient te houden aan het bij de vergunning gevoegde ‘Werkplan Sneeuwbal Park Transwijk – Behoud Terrein en Bomen’. Eisers-2 voeren over dit werkplan aan dat het slechts vage afspraken bevat en er geen concrete en handhaafbare bepalingen zijn opgenomen voor de bescherming van de bomen. De Quickscan ecologie Sneeuwbalfestival 2023 van [onderzoeksbureau] van 11 januari 2023 (de natuurtoets), die aan de omgevingsvergunning ten grondslag is gelegd, schiet volgens eisers-2 ook tekort omdat het zich beperkt tot de wettelijk beschermde soorten. Verder bekritiseren eisers-2 de stellingname in de natuurtoets dat vleermuizen alleen frequenties boven 20 kHz waarnemen. De natuurtoets gaat verder voorbij aan de negatieve effecten door de verdichting van de bodem voor de groeiplaatsomstandigheden van de bomen, de grasmat en het bodemleven.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat de natuurtoets het doel had om de vraag te beantwoorden of het Sneeuwbalfestival 2023 niet in strijd is met de natuurwet- en regelgeving en of op grond daarvan aanvullende vergunningen of ontheffingen nodig zijn. De conclusie van de natuurtoets is dat voor de houtopstanden en de gebiedsbescherming geen vergunningen of ontheffingen nodig zijn. Voor de beschermde dier- en plantensoorten is eveneens geen ontheffing nodig, maar zijn wel enige maatregelen voorgesteld die als voorschrift aan de omgevingsvergunning zijn verbonden.
10.2.
Eisers-2 hebben naar het oordeel van de rechtbank geen argumenten aangedragen op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de zorgvuldigheid van het totstandkomen van de natuurtoets en de juistheid van de daarin opgenomen conclusies en voorgestelde maatregelen. Dat in de natuurtoets of in de omgevingsvergunning niet is ingegaan op niet-beschermde soorten, is geen tekortkoming die relevant is voor de vraag of de omgevingsvergunning kon worden verleend. De stellingname van eisers-2 over het gehoorbereik van vleermuizen is niet nader onderbouwd en evenmin is aangegeven welk gevolg dat zou moeten hebben voor de verleende omgevingsvergunning.
10.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers-2 niet aannemelijk hebben gemaakt dat er met de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften en de maatregelen die zijn voorgeschreven in het in acht te nemen werkplan, onvoldoende zorg wordt gedragen voor het behoud en beheer van de bomen en het voorkomen van schade aan het park. Het werkplan voorziet onder meer in een voor- en naschouw en diverse maatregelen die in samenspraak met de gemeentelijke boomdeskundige genomen moeten worden. Het gaat hierbij onder meer om het afzetten met dranghekken en het inpakken met houten panelen van de bomen. Bovendien is er tijdens de gehele periode van het evenement (inclusief op- en afbouwdagen) een poortwachter aanwezig die er onder meer op toeziet dat voertuigen op een juiste manier door het park rijden. Verder is in de omgevingsvergunning het voorschrift opgenomen dat de vergunninghouder zich moet houden aan de voorschriften die verbonden zijn aan de evenementenvergunning. Aan de evenementenvergunning zijn ook tal van voorschriften verbonden die gericht zijn op het voorkomen van schade aan de bomen en het andere groen. Zo wordt onder meer voorgeschreven dat kroonprojecties van bomen vrij moeten blijven, gebruik gemaakt moet worden van rijplaten, leveranciers van materiaal begeleid moeten worden naar de plek, een heftruck of ander zwaar materieel met gazonbanden moet rijden en dat loopplanken op het gras worden aangebracht op plaatsen waar grote concentraties van mensen worden verwacht. Voor het geval dat er toch schade ontstaat aan het park of de bomen, is bepaald dat die schade zal worden verhaald op de organisatie (waarbij een startbedrag wordt gehanteerd van € 1000,- voor een schade per boom).
10.4.
Dat ondanks de voorschriften die aan de beide vergunningen zijn verbonden, mogelijkerwijs toch (tijdelijk) nadelige gevolgen niet geheel zijn uit te sluiten voor de grasmat en de bodem, had naar het oordeel van de rechtbank voor het college geen reden hoeven te zijn om de vergunning te weigeren of daaraan verdergaande voorschriften te verbinden. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten en zowel de omgevingsvergunning als de evenementenvergunning in stand blijven. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.UTR 24/3730 en UTR 24/3744
2.UTR 24/3487 en UTR 24/3517
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU1396.
4.De rechtbank verwijst naar haar uitspraken van 2 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6819 en ECLI:NL:RBMNE:2024:6820 (onder nr. 5).
5.Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:331.
6.Evenementenbeleid ‘