ECLI:NL:RBMNE:2025:6856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
UTR 25/4728
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot bestuursorganen

Op 18 augustus 2025 heeft de Stichting House of Animals beroep ingesteld tegen de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn, omdat deze niet tijdig had beslist op een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). De stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn betwistte dat zij als bestuursorgaan kwalificeert en dus verplicht is om op het verzoek te beslissen. De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar uitspraak van 23 december 2025 geoordeeld dat de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de stichting is opgericht krachtens privaatrecht en niet onder publiekrecht valt. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijk voorschrift is dat de stichting de bevoegdheid geeft om de rechtspositie van andere rechtssubjecten eenzijdig vast te stellen, en dat zij derhalve niet onder de reikwijdte van de Woo valt. Hierdoor is er geen sprake van het niet tijdig nemen van een besluit, en is de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft het griffierecht teruggestort aan eiseres en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/4728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2025 in de zaak tussen

de stichting Stichting House of Animals, te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. H. van Drunen)
en

de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 18 augustus 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Verweerder betwist dat zij op het verzoek moet beslissen. Volgens verweerder is zij namelijk geen bestuursorgaan. Eiseres is het daarmee niet eens, zij stelt dat verweerder wel een bestuursorgaan is en daarom wel op haar Woo-verzoek moest beslissen.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder geen bestuursorgaan is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 18 augustus 2025 beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Woo.
2.1
Op 1 september 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, waarbij verweerder stelt geen bestuursorgaan te zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2
Op 8 september 2025 heeft eiseres op het verweerschrift gereageerd.
2.2
Verweerder heeft op 23 september 2025 en 5 november 2025 gereageerd en het verweerschrift aangevuld.
2.3
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2025. Namens Stichting House of Animals is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde mr. H van Drunen. Namens verweerder zijn verschenen dr. [B] en mr. [C] , beiden werkzaam bij verweerder.

Overwegingen

3. Bij mail van 26 juni 2025 heeft eiseres bij verweerder op grond van de Woo verzocht om alle documenten over een handhavingsverzoek dat behandeld wordt door verweerder. Eiseres vraagt hierbij om alle huidige en toekomstige documenten over dit handhavingsverzoek, zoals inspectierapporten inclusief bijlagen, sanctiebesluiten, inbeslagnames, zienswijzen, processen-verbaal, beschikkingen en informatie over eventuele strafzittingen.
4. Bij mail van 26 juni 2025 heeft verweerder gereageerd, waarbij verweerder stelt dat zij niet valt onder de Woo en geen informatie over deze zaak kan delen met eiseres.
5. Eiseres heeft op 28 juli 2025 een ingebrekestelling gestuurd naar verweerder. Deze heeft verweerder op 29 juli 2025 ontvangen. Hierna heeft eiseres op 18 augustus 2025 beroep ingediend tegen het niet-tijdig beslissen van verweerder.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert aan dat zij een Woo-verzoek heeft ingediend bij verweerder en dat verweerder niet op tijd heeft beslist op dit verzoek. Volgens eiseres had verweerder hier wel op moeten beslissen. Verweerder is namelijk een bestuursorgaan en valt daarom onder het toepassingsbereik van de Woo. Eiseres voert in dit kader aan dat verweerder toezicht houdt en handhavend optreedt naar aanleiding van meldingen en verzoeken, waarbij de inspecteurs beschikken over strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bevoegdheden als boa en toezichthouder. Volgens eiseres kan verweerder hiermee rechtsposities van rechtssubjecten bepalen en is zij dus met openbaar gezag bekleed. Verder voert eiseres aan dat verweerder feitelijk publieke taken verricht die normaliter aan de overheid zijn voorbehouden. Verweerder wordt grotendeels door de overheid gefinancierd en werkt vooral in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Ook stelt eiseres dat verweerder als stichting onder de Wet Normering Topinkomens (WNT) valt te classificeren als overheidsstichting. Ook stelt eiseres dat verweerder in een mailwisseling zelf heeft erkend dat zij zich houdt aan de AVG en de WPG, waaruit eiseres concludeert dat verweerder publiekrechtelijke taken vervult en met openbaar gezag is bekleed.
Het standpunt van verweerder
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Om die reden verstrekt verweerder geen gegevens op grond van de Woo en neemt zij ook geen besluiten naar aanleiding van Woo-verzoeken. Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 oktober 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:5673), waarin al is vastgesteld dat verweerder geen bestuursorgaan is. Volgens verweerder is zij een rechtspersoon met een wettelijke taak en heeft zij als toezichthouder op de Wet dieren bepaalde bevoegdheden op grond van de Awb, maar dit maakt haar geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Verweerder valt daarom niet onder de reikwijdte van de Woo en is dus niet verplicht om op het verzoek van eiseres te beslissen. Dit brengt volgens verweerder tevens mee dat ook geen beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De beoordeling door de rechtbank
8. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan bij de rechtbank alleen beroep worden ingesteld tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, genomen door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder a, van de Awb. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. Verweerder is namelijk een stichting en dus krachtens privaatrecht opgericht en niet krachtens publiekrecht ingesteld. Tussen partijen is wel in geschil of verweerder een bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, aanhef en onder b, van de Awb.
10. In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3379 en ECLI:NL:RVS:2014:3394, heeft de Afdeling uiteengezet wanneer sprake is van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Volgens die bepaling is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezegd is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn.
11. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van enig wettelijk voorschrift op grond waarvan aan verweerder of haar inspecteurs de bevoegdheid is toegekend om de rechtspositie van rechtssubjecten eenzijdig vast te stellen. Verweerder heeft ook toegelicht dat zij niet de bevoegdheid heeft om bijvoorbeeld een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen, bestuursdwang toe te passen of strafrechtelijke maatregelen te nemen, maar dat die bevoegdheden berusten bij het Openbaar Ministerie (OM), of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) namens de minister van LVVN. De brief van 27 oktober 2025 van de RVO bevestigt dit.
12. De verwijzing van eiseres naar correspondentie waarbij verweerder stelt geen gegevens kan vrijgeven op grond van de AVG en de WPG, doet daar niet aan af. Dat verweerder persoonsgegevens of politiegegevens moet verwerken met inachtneming van deze wetten, betekent slechts dat zij is gebonden aan deze wetten. De AVG geldt voor alle organisaties die persoonsgegevens verwerken, ook private instellingen. De WPG geldt voor zover politiegegevens in het kader van opsporing worden verwerkt, ook als dit gebeurt door private instellingen die bij die werkzaamheden zijn betrokken. Dit brengt echter niet mee dat verweerder bevoegdheden heeft om eenzijdig rechtsposities vast te stellen of daarmee openbaar gezag uitoefent in de zin van de Awb.
13. Eiseres noemt ook nog overige omstandigheden zoals financiering door de overheid, samenwerking op projectbasis en opname onder de WNT. Ook wijst eiseres erop dat verweerder een rechtspersoon met een wettelijke taak is en in het kader van de Wet dieren samenwerkt met bestuursorganen. Tijdens de zitting heeft eiseres ook gewezen op het jaarverslag 2024 van verweerder, een e-mail bericht van het OM waarin staat dat verweerder handhavend heeft opgetreden, opnames van een tv-programma, een convenant over samenwerking dierenhandhaving, de taken van de inspecteurs en de meldingen die binnenkomen bij Meldpunt 144. Hieruit komt weliswaar naar voren dat verweerder een publieke taak verricht, maar uit wat eiseres heeft aangevoerd volgt echter niet dat er een wettelijk voorschrift is waarbij aan verweerder openbaar gezag is toegekend. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat verweerder grotendeels wordt gefinancierd door de overheid.
14. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet is gebleken van enig wettelijk voorschrift op grond waarvan verweerder openbaar gezag is toegekend. Ook heeft verweerder geen publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten, zodat ook niet op die grond openbaar gezag is toegekend. De uitzondering als genoemd in de hiervoor aangehaalde uitspraken van 17 september 2014 doet zich hier ook niet voor. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder niet kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan.
15. Een schriftelijke reactie van verweerder op het verzoek van eiseres is dus geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Er is daarom geen sprake van het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank is daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Conclusie en gevolgen

16. Gelet op artikel 2.5, zevende lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2025 draagt de rechtbank de griffier op het door eiseres betaalde griffierecht terug te storten.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van J.M. Pattynama, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.