ECLI:NL:RBMNE:2025:65

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
C/16/585494 / KG ZA 24-623
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en ontvankelijkheid in geschil tussen ijsdanseres en KNSB over deelname aan wedstrijden

In deze zaak, die op 15 januari 2025 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde eiseres, een ijsdanseres, dat de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (KNSB) een Hongaars-Italiaans ijsdanspaar niet meer zou laten deelnemen aan wedstrijden, omdat dit paar niet aan de geldende regels voldeed. Eiseres stelde dat de KNSB onterecht dit paar voor Nederland liet uitkomen en vorderde dat de KNSB de ISU zou informeren over de ongeldigverklaring van het clearance certificate van het andere paar. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat het geschil moest worden beslecht door de geschillencommissie van de KNSB, zoals vastgelegd in de statuten van de bond. De rechter benadrukte dat de KNSB de exclusieve bevoegdheid had om te beslissen over de geldigheid van de clearance certificaten en dat de ISU hierin een rol speelde. De rechtbank concludeerde dat de KNSB niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat de procedure bij de geschillencommissie van de KNSB de aangewezen weg was. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 892,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/585494 / KG ZA 24-623
Vonnis in kort geding van 15 januari 2025
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. M. Oudriss,
tegen
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE SCHAATSENRIJDERS BOND,
te Utrecht,
gedaagde partij,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eisende partij] en de KNSB genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2024, met producties 1 t/m 19,
  • aanvullende productie 20 van [eisende partij] ,
  • de conclusie van antwoord, met productie 1 t/m 8,
  • de mondelinge behandeling van 8 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de pleitnota van [eisende partij] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eisende partij] is lid van de KNSB en komt voor Nederland uit in het ijsdansen voor paren. Zij meent dat de KNSB ten onrechte een ander – Hongaars-Italiaans – ijsdanspaar voor Nederland laat uitkomen, terwijl dat paar niet aan de regels daarvoor voldoet. [eisende partij] verwijt de KNSB dat zij:
wijzigingen niet doorgeeft aan de internationale schaatsbond (ISU), en
gebruik blijft maken van een ongeldig ‘clearance certificate’ voor het andere ijsdanspaar.
Haar vorderingen houden in dat de KNSB aan de ISU moet berichten dat het clearance certificate van het andere ijsdanspaar niet meer geldig is en dat de KNSB dat ijsdanspaar niet meer namens Nederland laat deelnemen aan wedstrijden zolang er geen geldig clearance certificate is. [1]
De KNSB heeft erkend dat zij in de periode van juni 2022 tot begin 2024 niet alert genoeg is geweest wat betreft de verblijfplaats van het andere ijsdanspaar, maar daarmee staat volgens haar nog niet vast dat het clearance certificate ongeldig is. De rechter kan de zaak echter niet inhoudelijk beoordelen. [eisende partij] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen, omdat zulke geschillen met uitsluiting van de burgerlijke rechter beslecht worden door de geschillencommissie van de KNSB, ook als de zaak spoedeisend is.

3.De beoordeling

3.1.
De KNSB meent dat de kortgedingrechter om een aantal redenen niet bevoegd is. Ten eerste stelt zij zich op het standpunt dat de ISU (gevestigd in Lausanne, Zwitserland) de exclusieve bevoegdheid heeft in deze zaak (en dat Zwitsers recht moet worden toegepast). Voor het geval de kortgedingrechter oordeelt dat de ISU niet (exclusief) bevoegd is, is de geschillencommissie van de KNSB bevoegd in plaats van de burgerlijke rechter en tot slot leent dit geschil zich volgens de KNSB niet voor behandeling in kort geding.
De ISU is niet exclusief bevoegd
3.2.
Voor de vraag of de KNSB is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eisende partij] als één van haar (leden van) leden, is de rechter bevoegd. Het is inderdaad de exclusieve bevoegdheid van de ISU om de clearance certificaten in te trekken en af te geven en daarmee te beslissen over de geldigheid van de certificaten. De KNSB heeft de vraag over de geldigheid van de clearance certificaten van het Hongaars-Italiaanse paar inmiddels aan de ISU voorgelegd. Daarbij zal onder meer meespelen dat dit ijsdanspaar in de periode van juni 2022 tot begin 2024 geen formeel inschrijfadres in Nederland heeft gehad en weinig of niet in Nederland verbleef. De Nederlandse rechter is echter wel bevoegd te oordelen over de vraag of de KNSB onrechtmatig heeft gehandeld of is tekortgeschoten in haar (zorgvuldigheids)plichten tegenover [eisende partij] door onjuiste informatie te verstrekken aan de ISU of na te laten relevante wijzigingen in de data van het Hongaars-Italiaanse ijsdanspaar aan de ISU door te geven en vervolgens gebruik te blijven maken van een clearance certificate voor dat ijsdanspaar dat mogelijk ongeldig is.
[eisende partij] is niet-ontvankelijk in haar vorderingen
3.3.
[eisende partij] moet echter niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen, omdat het geschil moet worden beslecht door de geschillencommissie van de KNSB. [eisende partij] is al jarenlang via haar vereniging aangesloten bij de KNSB. Dat betekent dat zij gebonden is aan de statuten van de KNSB en eventuele wijzigingen daarin. In de statuten van de KNSB staat dat geschillen tussen de KNSB en haar leden van leden met uitsluiting van de burgerlijke rechter worden beslecht door de geschillencommissie. [2] Daarmee is sprake van een bindend-adviesbeding, waarmee afstand is gedaan van het recht op toegang tot de burgerlijke rechter.
3.4.
In artikel 22 van het Reglement op de Bondsrechtspraak van de KNSB staat bovendien een bepaling voor spoedeisende gevallen. Als sprake is van onverwijlde spoed of het belang van partijen een onmiddellijke voorziening vordert, kan de voorzitter van de geschillencommissie een geschil als spoedeisend behandelen. In dat geval bepaalt de voorzitter van de geschillencommissie terstond een datum voor de mondelinge behandeling, behandelt hij het geschil alleen en neemt hij zo spoedig mogelijk zijn beslissing. Daarmee is sprake van een procedure die naar het lijkt even snel of sneller is dan een kortgedingprocedure bij de burgerlijke rechter. Bovendien is deze beslissing een onmiddellijke voorziening, die dus verder gaat dan de voorlopige voorziening die de burgerlijke rechter in kort geding kan geven. Daaruit volgt dat de (spoedeisende) behandeling van het geschil door de geschillencommissie van de KNSB in dit geval de aangewezen weg is, zodat de rechter de vorderingen van [eisende partij] niet-ontvankelijk moet verklaren.
3.5.
[eisende partij] stelt dat zij niet gebonden is aan dit bindend-adviesbeding, omdat zij niet vrijwillig en/of ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van haar recht op toegang tot de overheidsrechter. De KNSB voert echter aan dat gezamenlijk en democratisch is gekozen voor een snelle en laagdrempelige geschillenbeslechting. Met het verkrijgen van haar lidmaatschap van haar ijsvereniging heeft [eisende partij] de statuten van de KNSB aanvaard. [eisende partij] is dus gebonden aan het bindend-adviesbeding waarmee afstand is gedaan van het recht op toegang tot de burgerlijke rechter.
3.6.
[eisende partij] noemt nog twee uitspraken waaruit volgens haar blijkt dat de burgerlijke rechter bevoegd is. Dat kan echter niet uit deze afspraken worden afgeleid. Ten eerste een uitspraak van de rechtbank Utrecht uit 2009, waarin de rechtbank oordeelde dat zij in plaats van de geschillencommissie van de KNSB bevoegd was, met name omdat de burgerlijke rechter in kort geding altijd bevoegd zou zijn en geen sprake was van een wettelijke uitzondering. [3] Die uitspraak gaat in deze zaak niet op. Bindend advies heeft een wettelijke basis en kan haar rechtsgrond vinden in de statuten van de KNSB als vereniging (artikel 7:900 en 7:906 BW). Ook in spoedeisende gevallen kan bindend advies worden toegepast. Inmiddels heeft de KNSB in haar statuten een spoedeisende procedure bij de geschillencommissie opgenomen, waarmee bovendien een onmiddellijke voorziening wordt gegeven (zie 3.4). Als een lid van een vereniging op deze manier afstand heeft gedaan van toegang tot de burgerlijke rechter, kan zij zich niet alsnog tot die rechter wenden.
Ten tweede wijst [eisende partij] op een uitspraak van de rechtbank Limburg. [4] In die zaak had eiser volgens de rechter echter niet vrijwillig en ondubbelzinnig afstand gedaan van het recht op toegang tot de burgerlijke rechter. Het bindend-adviesbeding was namelijk opgenomen in de statuten van een andere vereniging dan de vereniging waarmee het geschil bestond, en eiser hoefde daar niet op bedacht te zijn. Bovendien kon het beding op twee manieren worden begrepen. In deze zaak staat het bindend-adviesbeding in de statuten van de KNSB, waarmee ook het geschil bestaat, en is niet in geschil dat het beding op zichzelf duidelijk is.
3.7.
De conclusie is dus dat [eisende partij] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. De rechter komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
[eisende partij] moet de proceskosten betalen
3.8.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de KNSB begroot op:
- griffierecht
714,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
892,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verklaart [eisende partij] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
4.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 892,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.M. Schutte, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
5403

Voetnoten

1.[eisende partij] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
2.Artikel 19 tot en met 22 van het Reglement op de Bondsrechtspraak van de KNSB.
3.Rechtbank Utrecht 30 september 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ9337.
4.Rechtbank Limburg 11 november 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:8557.