ECLI:NL:RBMNE:2025:6229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
UTR 25/2310 en UTR 25/2377
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor renovatie en aanpassing van een woning in strijd met het omgevingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 november 2025, wordt de omgevingsvergunning voor de renovatie en aanpassing van een woning aan de [adres] in [plaats 1] behandeld. De rechtbank verklaart het beroep van een aantal eisers niet-ontvankelijk, omdat hun identiteit niet voor het einde van de beroepstermijn bekend was. Eén eiser wordt als geen belanghebbende aangemerkt, en de rechtbank verklaart zijn bezwaar niet-ontvankelijk. De beroepen van twee andere eisers worden gegrond verklaard, maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning in stand. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van de woning na de renovatie in strijd is met het omgevingsplan, maar dat het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan verlenen. De rechtbank benadrukt dat de identiteit van degenen die beroep instellen voor afloop van de beroepstermijn bekend moet zijn, en dat het niet mogelijk is om beroep in te stellen namens onbekende personen. De rechtbank vernietigt de herziene omgevingsvergunning, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het college de belangen van omwonenden niet onevenredig aantast. De uitspraak benadrukt de noodzaak van participatie en de afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/2310 en UTR 25/2377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaken tussen

[eiser 1] , uit [plaats 1]

[eiser 2], uit [plaats 1]
[eiser 3], uit [plaats 1]
[eiser 4], uit [plaats 1]
[eiser 5], uit [plaats 1]
[eiser 6] ,uit [plaats 1]
[eiser 7], uit [plaats 1]
[eiser 8], uit [plaats 2]
[eiser 9], uit [plaats 2]
[eiser 10], uit [plaats 1]
[eiser 11], uit [plaats 1]
[eiser 12], uit [plaats 3]
[eiser 13], uit [plaats 3]
[eiser 14], uit [plaats 1]
[eiser 15], uit [plaats 1]
[eiser 16], uit [plaats 1]
[eiser 17], uit [plaats 1]
[eiser 18], uit [plaats 2]
[eiser 19], uit [plaats 1]
[eiser 20], uit [plaats 1]
[eiser 21], uit [plaats 1]
[eiser 22], uit [plaats 1]
[eiser 23], uit [plaats 1]
[eiser 24], uit [plaats 1]
[eiser 25], uit [plaats 1]
[eiser 26], uit [plaats 1] ,
eisers 1.

[eiser sub 2] , uit [plaats 1] , eiser 2

(gemachtigde: A. de Leeuw),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: mr. W. van der Wel).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[vergunninghouder] ,gevestigd in [vestigingsplaats] , vergunninghouder.
Inleiding
1.1.
Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning die het college aan vergunninghouder heeft verleend voor de renovatie en aanpassing van de woning aan de [adres] in [plaats 1] . Na de renovatie en aanpassing van de woning zal deze worden gebruikt door een beheerder en – verdeeld over drie slaapkamers – door wisselende personen die rust zoeken en even willen bijtanken. Deze personen zullen voor een periode van enkele weken of maanden met een maximum van een jaar in de woning verblijven.
1.2.
De omgevingsvergunning is verleend voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, de technische bouwactiviteit en een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsactiviteit is verleend omdat de al bestaande bergruimte die (deels) buiten het in het tijdelijk deel van het omgevingsplan opgenomen bouwvlak is gelegen, in de nieuwe situatie als twee slaapkamers in gebruik zal worden genomen. Het gebruik is daarom niet meer ondergeschikt aan het hoofdgebouw, maar wordt hiervan onderdeel. Dit is in strijd met het van het omgevingsplan deel uitmakende bestemmingsplan.
1.3.
Eisers 1 en eiser 2 zijn het niet eens met de omgevingsvergunning en hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van de bezwaren heeft het college met de bestreden besluiten van 24 februari 2025 de omgevingsvergunning met een nadere motivering in stand gelaten. Op dezelfde datum heeft het college aan vergunninghouder een herziene omgevingsvergunning gezonden (de herziene omgevingsvergunning). Eisers zijn het ook met deze herziene omgevingsvergunning niet eens en hebben hiertegen beroep ingesteld.
1.4.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers 1 en eiser 2 op 10 oktober 2025 tegelijkertijd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
  • van eisers 1 de eisers [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiser 9] , [eiser 21] en [eiser 26] ;
  • eiser 2, bijgestaan door zijn gemachtigde;
  • de gemachtigde van het college, hij werd vergezeld door [A] ;
  • namens vergunninghouder: [B] , [C] en [D] .

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid van de beroepen van eisers 1
2. De rechtbank moet voordat zij een beroep in behandeling neemt eerst ambtshalve beoordelen of dat beroep ontvankelijk is. Daarbij is in de zaak van eisers 1 het volgende van belang.
3. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), moet de identiteit van degene die beroep heeft ingesteld voor afloop van de beroepstermijn bekend zijn. [1] Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet mogelijk beroep in te stellen namens nog onbekende personen. Volgens diezelfde rechtspraak kan de omstandigheid dat beroep wordt ingesteld namens personen van wie tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is, niet worden beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 van de Awb kan worden hersteld. Dit betekent dat als de identiteit van degene die beroep heeft ingesteld niet voor het aflopen van de beroepstermijn bekend is het beroep van die persoon niet-ontvankelijk is.
4. Eisers [eiser 1] (eiser) en [eiser 2] (eiseres) hebben in hun beroepschrift van 31 maart 2025 aangegeven dat zij beroep instellen als vertegenwoordigers van een collectief dat bestaat uit 27 personen, omwonenden en belanghebbenden. Uit het beroepschrift en/of de bijlagen daarbij blijkt niet de identiteit van de 25 andere omwonenden en belanghebbenden. De identiteit van 24 van die andere personen bleek pas uit de machtigingen die eiser Wouters met een e-mailbericht van 22 april 2025 aan de rechtbank heeft gestuurd. De beroepstermijn van zes weken was toen al verstreken.
5. Op de zitting hebben eisers 1 toegelicht dat alle eisers 1 deel uitmaken van het collectief dat ook bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift niet als bijlage bij het beroepschrift was gevoegd. Dit stuk is pas later door het college met het aanleveren van de processtukken op 14 mei 2025 aan de rechtbank overgelegd. Daarnaast is het bezwaarschrift ondertekend door 15 personen in plaats van door 27 personen. Dus ook op grond van dit in de bezwaarprocedure gewisselde stuk waren voor de rechtbank de namen en adressen van de andere eisers niet binnen de beroepstermijn bekend.
6. De rechtbank zal het beroep van eisers 1 voor zover dat is ingediend namens andere personen dan eiser en eiseres niet-ontvankelijk verklaren, omdat de identiteit van deze andere personen niet voor het aflopen van de beroepstermijn bekend was.
7. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat iemand alleen tegen de omgevingsvergunning beroep kan instellen bij de rechtbank, als hij hiertegen eerst bij het college bezwaar heeft gemaakt. [2] Het beroep van de eisers die het bezwaarschrift niet mede hebben ondertekend is ook om die reden niet-ontvankelijk. Dit betreft de beroepen van de eisers [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 10] , [eiser 11] , [eiser 12] , [eiser 13] , [eiser 15] , [eiser 20] , [eiser 23] , [eiser 25] en [eiser 24] .
Zijn eiser, eiseres en eiser 2 belanghebbende bij de omgevingsvergunning?
8. Vervolgens moet de rechtbank – voordat zij toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden – ambtshalve beoordelen of alle eisers belanghebbend zijn bij de omgevingsvergunning.
9. Belanghebbenden bij de omgevingsvergunning zijn de personen die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van de activiteiten die de omgevingsvergunning toestaat.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat eiser 2 – die woont op het perceel dat direct grenst aan het perceel [adres] – en eiseres – die op het weer daarnaast gelegen perceel woont – feitelijke gevolgen van de vergunde activiteiten zullen ondervinden. En dus zijn zij beiden belanghebbende bij de omgevingsvergunning.
11. Op de zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat eiser vanuit zijn woning geen zicht heeft op de aan te passen woning. Zijn woning ligt op een afstand van circa 120 meter van de perceelsgrens van [adres] . En tussen zijn perceel en het perceel [adres] liggen meerdere andere percelen. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de aan te passen woning en zijn woning onderdeel uitmaken van een kleine woongemeenschap die afgelegen ligt van andere bebouwing. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij ook feitelijke gevolgen ondervindt van activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de ruimtelijke uitstraling van deze activiteiten gering is.
12. Eiser is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet belanghebbend bij de omgevingsvergunning. Er stond voor hem daarom geen bezwaar open tegen deze vergunning. De rechtbank zal het beroep van eisers 1 gelet hierop voor zover dat is ingediend door eiser gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen voor zover daarmee het bezwaar van eiser ontvankelijk is geacht. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
Inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres en eiser 2
Wat beoordeelt de bestuursrechter (niet)?
13. De bestuursrechter toetst besluiten van bestuursorganen. In deze zaak is dat de herziene omgevingsvergunning die het college heeft verleend aan vergunninghouder.
14. Dit betekent dat de rechtbank in deze procedure geen oordeel kan geven over de beroepsgronden van eiseres die gaan over de activiteiten die in het kader van leegstandbeheer in de woning plaatsvinden of in de afgelopen periode in de woning hebben plaatsgevonden. De omgevingsvergunning ziet niet op die activiteiten. Ook kan de bestuursrechter geen oordeel geven over het gebruik van een private weg. Deze beroepsgronden laat de rechtbank in deze uitspraak daarom verder buiten beschouwing.
15. Voor zover eiseres met haar beroepsgrond over het gebruik van de private weg heeft bedoeld aan te voeren dat de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend niet uitvoerbaar is omdat sprake is van een privaatrechtelijk belemmering, slaagt deze beroepsgrond niet. Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. [3] Van zo’n evenwichtige toedeling is geen sprake als de activiteit niet kan plaatsvinden vanwege een evidente privaatrechtelijke belemmering. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank hier geen sprake. Zoals de feitelijke situatie nu is, zijn twee van de vier parkeerplaatsen die op grond van de omgevingsvergunning bij de woning moeten worden gerealiseerd alleen te bereiken via de private weg. Op de zitting heeft vergunninghouder echter toegelicht dat op het perceel voldoende ruimte is om de inrichting van het perceel zo aan te passen dat deze twee parkeerplaatsen vanaf de openbare weg over het perceel kunnen worden bereikt. Gebruik van de private weg is hiervoor dus niet noodzakelijk. Daarom is de door eiseres aangevoerde belemmering naar het oordeel van de rechtbank niet evident.
Is het toekomstige gebruik wel of niet in strijd met het omgevingsplan?
16. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat op het perceel [adres] , op grond van het bestemmingsplan Buitengebied Overberg, Maarn , Maarsbergen, Amerongen uit het omgevingsplan van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (het omgevingsplan) de bestemming ‘Wonen B1-vrijstaand’ rust. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan [4] en op het perceel mag een vrijstaande woning worden gebouwd. [5] Een woning is gedefinieerd als een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden. [6]
17. Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen – en voor eiser is dat het enige geschilpunt – is of bij het gebruik van de woning waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd wel of geen sprake is van één huishouden.
18. Het college stelt zich in het betreden besluit op het standpunt dat in de vergunde situatie sprake is van een voldoende bestendig verblijf om dit te kunnen aanmerken als wonen. Hij motiveert dat als volgt. De bewoners laten zich weliswaar niet inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP), maar er is sprake van een voldoende duurzaam verblijf. Er wordt niet uitsluitend nachtverblijf geboden. De mensen verblijven er niet slechts enkele nachten. Er is ook geen receptie. Er is weliswaar een beheerder, maar deze is daar om bijvoorbeeld de tuin en de woning te onderhouden en de administratie te doen. Het verblijf is niet louter gericht op het overnachten, maar ook op andere vormen van tot het begrip wonen te rekenen tijdsinvulling. Op de zitting heeft het college daaraan toegevoegd dat volgens het college ook sprake is van één huishouden.
19. Eisers voeren aan dat geen sprake is van één huishouden en het gebruik dat vergunninghouder nadat de aanpassingen zijn gedaan van de woning gaat maken daarom in strijd is met het omgevingsplan.
20. Het woord huishouden is in het omgevingsplan niet gedefinieerd. Volgens vaste rechtspraak moet bij gebrek aan aanknopingspunten in een bestemmingsplan en de plantoelichting voor de wijze waarop een begrip moet worden uitgelegd, aansluiting worden gezocht bij wat in het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan. Daarbij wordt de betekenis zoals deze in het ‘Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal’ (Van Dale) is gegeven betrokken. Op basis van de definitie in de Van Dale is een huishouden één of meer personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen).
21. Naar het oordeel van de rechtbank is bij het gebruik dat vergunninghouder van de woning gaat maken geen sprake van een in vast verband samenleven. Immers de bewoners die naast de beheerder in de woning zullen verblijven, verblijven daar tijdelijk en zullen voortdurend wisselen zodat van een duurzame vorm in vast verband van samenleven geen sprake is. Zoals het college zelf ook heeft aangegeven, staan de tijdelijke bewoners niet op het adres ingeschreven in het BRP en blijft hun hoofdverblijf elders. Dit betekent dat het bouwplan gelet op het gebruik naar oordeel van de rechtbank in strijd is met het omgevingsplan. Het college heeft dit in de herziene omgevingsvergunning ten onrechte niet onderkend.
22. De rechtbank zal hierna onder ‘conclusie en gevolgen’ bepalen welk gevolg zij aan dit gebrek aan de herziene omgevingsvergunning verbindt. De rechtbank zal eerst de overige beroepsgronden van eiseres beoordelen.
Participatie
23. Eiseres voert aan dat de verplichte participatie met omwonenden en belanghebbenden niet heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat bij aanvang van de plannen wel een gesprek heeft plaatsgevonden tussen vergunninghouder en haar. Volgens haar staat in de bijlage bij het aanvraagformulier echter ten onrechte vermeld dat de buren positief tegenover de plannen zouden staan.
24. De gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft gevallen aangewezen waarvoor het bieden van participatiemogelijkheden verplicht is. Naar het oordeel van de rechtbank is het renoveren en aanpassen van een woning niet zo’n geval. Weliswaar staat deze verbouwing zoals vermeld onder 21 ten dienste van een gebruik voor bewoning dat in strijd is met het omgevingsplan, maar er is en blijft wel sprake van een woning. In zoverre is geen sprake van een andere functie waarvoor de raad een participatieverplichting heeft aangewezen. En dus was participatie niet verplicht. Overigens heeft vergunninghouder – zoals eiseres zelf ook op de zitting heeft erkend – voordat zij de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft ingediend wel gesprekken gevoerd met de directe buren. Dit is ook een vorm van participatie.
Precedentwerking
25. Eiseres wijst verder op het gevaar van precedentwerking dat meer woningen aan de Stameren worden opgedeeld in appartementen.
26. De rechtbank is met het college van oordeel dat hier sprake is van een specifiek geval, zodat er geen risico bestaat op precedentwerking.

Conclusie en gevolgen

27. De eerste conclusie is dat het beroep van eisers 1 voor zover dat is ingediend namens andere personen dan eiser en eiseres niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de beroepen van deze andere eisers niet-ontvankelijk verklaren.
28. De beroepen van eiser, eiseres en eiser 2 zijn gegrond.
29. Het beroep van eiser is gegrond, omdat zijn bezwaar met het bestreden besluit door het college ten onrechte ontvankelijk is geacht. De rechtbank zal zelf in deze zaak voorzien door het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
30. De beroepen van eiseres en eiser 2 zijn gegrond, omdat het college in de herziene omgevingsvergunning ten onrechte niet heeft onderkend dat het gebruik voor de tijdelijke bewoning door wisselende personen en daarmee de bouwwerkzaamheden die hieraan ten dienste staan, in strijd zijn met de bestemming. Daarom zal de rechtbank de herziene omgevingsvergunning vernietigen.
Hoe nu verder?
31. De rechtbank stelt vast dat het college in de oorspronkelijke omgevingsvergunning wel had onderkend dat het voorgenomen gebruik en de bouwwerkzaamheden die hieraan ten dienste staan in strijd zijn met de bestemming. Met de omgevingsvergunning had het college voor dit strijdig gebruik een omgevingsvergunning verleend met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. [7] Naar het oordeel van de rechtbank is deze afwijkingsmogelijkheid hier niet van toepassing, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat het strijdige gebruik binnen het bouwvlak moet plaatsvinden. [8] Zoals vermeld onder 1.2 worden twee slaapkamers buiten het bouwvlak gerealiseerd. Het college kan het strijdige gebruik wel toestaan met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Zoals vermeld onder 15 wordt een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
32. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor een activiteit die in strijd is met het omgevingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Daarbij moet het college de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt daarom niet zelf of de verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en eiser 2 of de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van de omgevingsvergunning onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening daarvan te dienen doelen.
33. Op de zitting heeft het college toegelicht dat hij alsnog gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om voor het strijdige gebruik van de woning een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit te verlenen. Volgens het college is met het verlenen van de omgevingsvergunning voor het strijdige gebruik van de woning namelijk sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en worden de belangen van omwonenden niet onevenredig aangetast. De afdeling Stedenbouw heeft al een positief advies gegeven op de aanvraag. Dit advies zal voor de buitenplanse omgevingsactiviteit niet anders luiden dan voor de toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Het gebruik van de woning heeft een ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is of hiermee in ieder geval sterk vergelijkbaar is. Zoals in de oorspronkelijke omgevingsvergunning staat vermeld, is de woning ook geschikt voor een gezin. Een gemiddeld gezin bestaat uit vier personen. Het college stelt zich op het standpunt dat de verdeling in vier kamers daarbij aansluit. Het blijft een woonfunctie. En er wordt op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien.
34. De rechtbank kan deze motivering volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gebruik van de woning slechts in geringe mate afwijkt van het op grond van het omgevingsplan toegestane gebruik. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat de tijdelijke bewoners zolang zij in de woning verblijven samen wonen, koken en de huishoudelijke taken uitvoeren. Zij betalen voor het gebruik van de woning en de gezamenlijk boodschappen een kostendekkende bijdrage. Zij zullen ook gezamenlijk gebruik maken van de voorzieningen in de woning. Het feitelijke gebruik dat de tijdelijke bewoners van de woning zullen gaan maken is dus vrijwel identiek aan het gebruik dat een huishouden van een woning maakt. Het enige verschil is dat de samenstelling van de personen af en toe wisselt. Naar verwachting zullen de ruimtelijke gevolgen hiervan voor eisers gering zijn.
35. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de herziene omgevingsvergunning in stand laten. [9] Dit betekent dat vergunninghouder de woning mag renoveren en aanpassen en als tijdelijke verblijfplaats voor rustzoekende personen in gebruik mag nemen.
Griffierecht en proceskosten
36. Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht aan zowel eisers 1 als aan eiser 2 vergoeden. Eiser 2 krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser 2 een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er door eisers 1 en eiser 2 geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eisers 1 voor zover dat is ingediend namens [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiser 8] , [eiser 9] , [eiser 10] , [eiser 11] , [eiser 12] , [eiser 13] , [eiser 14] , [eiser 15] , [eiser 16] , [eiser 17] , [eiser 18] , [eiser 19] , [eiser 20] , [eiser 21] , [eiser 22] , [eiser 23] , [eiser 25] , [eiser 24] en [eiser 26] niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eiser, eiseres en eiser 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit gericht aan eisers 1 voor zover daarmee het bezwaar van eiser ontvankelijk is geacht;
- verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het bestreden besluit gericht aan eisers 1;
- vernietigt de bestreden besluiten en de herziene omgevingsvergunning;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten en de herziene omgevingsvergunning in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan eisers 1 en aan eiser 2 moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser 2.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraken van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1356 en 22 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2130.
2.Dit volgt uit artikel 6:13 van de Awb.
3.Artikel 8.0a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.Artikel 16.1 van de regels van het bestemmingsplan.
5.Artikel 16.2.2, aanhef en onder a, van de regels van het bestemmingsplan.
6.Artikel 1.116 van de regels van het bestemmingsplan.
7.Artikel 36.6 van de regels van het bestemmingsplan.
8.Artikel 36.6, aanhef en onder c, van de regels van het bestemmingsplan.
9.De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.