15. Omdat eiser niet voldoet aan de randvoorwaarden voor urgentie mocht het college de aanvraag afwijzen. Een inhoudelijke beoordeling van de voorwaarden voor sociale- of medische urgentie was om die reden niet noodzakelijk en daarom zal de voorzieningenrechter zich daarover niet uitlaten.
Hardheidsclausule
15. Eiser voert aan dat het college niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat er geen sprake is van bijzondere hardheid zonder (nader) medisch onderzoek. Uit een in opdracht van eiser uitgevoerd medisch onderzoek van 8 januari 2025 volgt volgens hem dat sprake is van een verslechtering van met name de psychische klachten van zijn moeder en dat deze klachten een relatie hebben met de woonsituatie. De moeder van eiser glijdt steeds verder af en is ook suïcidaal.
15. De voorzieningenrechter volgt eiser niet in zijn stelling dat het college bij de beoordeling van de hardheidsclausule een verkeerd criterium heeft toegepast. Het college past de hardheidsclausule alleen toe in zeer incidentele noodsituaties, waarbij gedacht kan worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. Een beleid van die strekking is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk bevonden.
15. Hoewel het college terecht opmerkt dat deze situatie voorzienbaar was en door andere voorzieningen (deels) kan worden verholpen, is de voorzieningenrechter in deze specifieke situatie van oordeel dat het onderzoek in het kader van de beoordeling van de hardheidsclausule onzorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat onvoldoende is gemotiveerd waarom het beroep daarop niet slaagt. Uit het medisch advies van 8 januari 2025 volgt dat sprake is van een ontwrichtende situatie en dat het psychisch lijden van de moeder is toegenomen. En hoewel dat niet met nadere stukken is onderbouwd wordt er door de arts ook aangegeven dat zij suïcidaal is. Partijen zijn het er over eens dat de situatie van de moeder van eiser schrijnend is. Zij kan door haar lichamelijke en psychische klachten de woning niet zelfstandig verlaten en is aan huis gekluisterd.
15. Gelet op deze feiten en omstandigheden had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van het college gelegen om in het kader van de hardheidsclausule nader onderzoek te laten doen naar de medische situatie van de moeder van eiser. Alleen een arts kan namelijk de beoordeling maken of de medische situatie van de moeder van eiser op dit moment moet worden bestempeld als levensbedreigend of daarmee vergelijkbaar. Door dit niet te doen is sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Omdat het college in het bestreden besluit enkel de levensbedreigende situatie als uitgangspunt neemt om het beroep op de hardheidsclausule af te wijzen, en daarbij niet ook de levensontwrichtende situatie betrekt alsook de medische urgentie van artikel 5, tweede lid, onder e, van de Urgentieverordening, is er ook sprake van een motiveringsgebrek.
Conclusie en gevolgen
15. Gelet op dat wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit.
15. De voorzieningenrechter ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de urgentie te nemen. Dit omdat de voorzieningenrechter niet beschikt over de daarvoor benodigde medische expertise. Ook draagt de voorzieningenrechter niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat te verwachten is dat het onderzoek dat nodig is om het gebrek te herstellen enige tijd zal duren en het onzeker is wanneer dat kan worden afgerond.
15. Omdat de voorzieningenrechter nu uitspraak doet op het beroep is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
15. De voorzieningenrechter bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het college zal daarvoor een medisch onderzoek moeten laten uitvoeren naar de situatie van de moeder van eiser. Gelet op de spoedeisendheid en de (medische) situatie van de moeder van verzoeker draagt de voorzieningenrechter het college op om het medisch advies met voorrang te laten opstellen. De voorzieningenrechter geeft het college acht weken voor de nieuwe besluitvorming.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden in de beroepszaak en ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend (1 punt), een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend (1 punt) en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt). Elk punt heeft een waarde van € 907,- en een wegingsfactor 1. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.