ECLI:NL:RBMNE:2025:6101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
598606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar de kantonrechter in consumentenkoopzaak met betrekking tot op maat gemaakte kozijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2025 een tussenvonnis gewezen in een consumentenkoopkwestie tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. De rechtbank heeft overwogen dat de overeenkomst tussen partijen, waarbij [gedaagde] zich verplichtte om op maat gemaakte kozijnen, een voordeur en een schuifpui te leveren en te monteren, ook als consumentenkoop moet worden aangemerkt. Dit is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat een overeenkomst die voldoet aan de omschrijving van zowel een aannemingsovereenkomst als een consumentenkoop, als zodanig moet worden behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] in de uitoefening van zijn beroep handelde en dat [eiser] als consument moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de zaak ambtshalve verwezen naar de kantonrechter, omdat de bevoegdheid om consumentenkoopzaken te behandelen bij de kantonrechter ligt, ongeacht de waarde van de vordering. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen deze verwijzing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verwijzing naar de kantonrechter noodzakelijk is en dat dit niet leidt tot onredelijke vertraging of extra kosten voor [eiser]. De rechtbank heeft de partijen erop gewezen dat zij in de verdere procedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, en dat het griffierecht verlaagd zal worden. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 19 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/598606 / HL ZA 25-225
Vonnis van 19 november 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. F.A.J.H. de Lugt,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 september 2025;
- de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 24 september 2025 heeft de rechtbank overwogen voornemens te zijn de zaak ambtshalve te verwijzen naar de kantonrechter, omdat de overeenkomst tussen partijen mede moet worden aangemerkt als consumentenkoop. [eiser] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
2.2.
[eiser] is het niet eens met de voorgenomen verwijzing. Zijn bezwaren worden hierna bij de beoordeling betrokken.
2.3.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] zich heeft verplicht aan [eiser] nieuwe kozijnen, een nieuwe voordeur en een nieuwe schuifpui te leveren en deze te monteren in de woning van [eiser] . Vast staat dat de kozijnen, de voordeur en de schuifpui zijn ingemeten en op maat zijn gemaakt. Dit blijkt uit het overgelegde deskundigenrapport.
2.4.
Deze overeenkomst voldoet ten eerste aan de omschrijving van een aannemingsovereenkomst. Bij aanneming van werk verbindt de ene partij zich om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de ander te betalen prijs (artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)).
2.5.
De vraag is of deze overeenkomst ook kan worden aangemerkt als consumentenkoop. In artikel 7:5 lid 1 sub a BW is bepaald wat consumentenkoop is. Dat is – kort gezegd – de koopovereenkomst met betrekking tot een roerende zaak tussen een beroeps- of bedrijfsmatig handelend verkoper en een consument-koper. Van consumentenkoop is op grond van artikel 7:5 lid 4 BW óók sprake als de te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst op grond waarvan deze zaak moet worden geleverd voldoet aan de omschrijving van artikel 7:750 BW (de aannemingsovereenkomst), als de aannemer handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf en de opdrachtgever consument is. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het gaat om kozijnen, een voordeur en een schuifpui die door [gedaagde] zijn ingemeten en specifiek voor de woning van [eiser] op maat zijn gemaakt. [1] Verder staat vast dat [gedaagde] in de uitoefening van beroep of bedrijf heeft gehandeld en [eiser] als consument.
2.6.
Juist voor deze situatie, waarin de aan de consument te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst ook voldoet aan de wettelijke omschrijving van aanneming van werk, is in de wet bepaald dat de overeenkomst dan mede wordt aangemerkt als consumentenkoop. Er is dan sprake van een gemengde overeenkomst en de wettelijke bepalingen van koop en aanneming zijn dan naast elkaar van toepassing, en in geval van onderlinge strijdigheid gaan de consumentenkoopregels vóór (artikel 7:5 lid 4 BW).
2.7.
[eiser] heeft aangevoerd dat afgesproken is dat de op maat gemaakte kozijnen, voordeur en schuifpui na het tot stand brengen daarvan door [gedaagde] in de woning van [eiser] worden gemonteerd en daar blijvend onderdeel van gaan uitmaken. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit – anders dan [eiser] meent – niet dat de voor [eiser] op maat gemaakte zaken niet meer centraal staan en de nadruk van de overeenkomst door het monteren in zodanige mate op het aannemingsaspect ligt dat de overeenkomst niet ook als een consumentenkoop moet worden beschouwd. Dit zou, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, anders kunnen zijn. Bijvoorbeeld in het geval sprake is van een verbouwing waarbij weliswaar ook gebruik wordt gemaakt van nog tot stand te brengen op maat gemaakte zaken, maar verder ook gebruik wordt gemaakt van allerlei standaard (bouw)materialen die op voorraad leverbaar zijn, waardoor de op maat gemaakte zaken niet centraal staan en slechts bijkomstig zijn aan de verbouwing. Dat is in deze zaak echter niet het geval. De stelling van [eiser] dat op maat gemaakte kozijnen, een voordeur en een schuifpui niet kwalificeren als een te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoed kan de rechtbank ook niet volgen.
2.8.
De overeenkomst tussen partijen moet dus (mede) worden aangemerkt als consumentenkoop. Zaken betreffende consumentenkoop worden behandeld en beslist door de kantonrechter, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering (artikel 93 aanhef en sub c BW). Dat het verwijt van [eiser] aan [gedaagde] naar eigen zeggen met name is gelegen in de montage van de kozijnen, en daarmee in het aannemingsaspect van de overeenkomst, maakt dit niet anders.
2.9.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat een verwijzing naar de kantonrechter tot verdere vertraging en extra kosten leidt. De rechtbank wijst erop dat een procedure bij de kantonrechter juist goedkoper is, omdat het griffierecht aanzienlijk lager ligt en partijen zonder advocaat mogen procederen. Dat de verwijzing tot enige vertraging zal leiden is juist, maar dit maakt niet dat dat rechtbank voorbij kan gaan aan de bevoegdheidsregels.
2.10.
De conclusie is dat de rechtbank de zaak op grond van artikel 71 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) zal verwijzen naar de kantonrechter.
2.11.
Uit artikel 71 lid 4 laatste zin Rv volgt dat in een verstekzaak de eiser bij exploot de nieuwe roldatum aan de gedaagde aanzegt onder betekening van de beslissing tot verwijzing (dit vonnis).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de hoofdzaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Lelystad, op
woensdag 24 december 2025om 11:00 uur;
3.2.
wijst [eiser] erop dat hij bij exploot deze nieuwe roldatum aan [gedaagde] aanzegt onder betekening van de beslissing tot verwijzing (dit vonnis);
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
3.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht op grond van artikel 8 lid 4 Wgbz zal worden verlaagd en dat het eventueel te veel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
45353

Voetnoten

1.Vgl. Rb. Midden-Nederland 31 juli 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4437.