ECLI:NL:RBMNE:2024:4437

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
11034006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident onbevoegdheid kantonrechter in een geschil over een aannemingsovereenkomst met consumentenkoopaspecten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 31 juli 2024 een vonnis gewezen in een incident over de onbevoegdheid van de kantonrechter. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst die ook als consumentenkoop kan worden gekwalificeerd, omdat het gaat om de levering van op maat gemaakte kozijnen. De gedaagde partijen, aangeduid als [gedaagde c.s.], hebben de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de vordering de competentiegrens van € 25.000 overschrijdt. De eiser, aangeduid als [eiser c.s.], heeft verweer gevoerd en betoogd dat de kantonrechter wel degelijk bevoegd is, onder andere omdat de overeenkomst ook elementen van consumentenkoop bevat.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de vordering in het incident moet worden afgewezen. Hij oordeelde dat de bepalingen van consumentenkoop en aanneming van werk naast elkaar van toepassing zijn, en dat in geval van strijdigheid de regels van consumentenkoop voorgaan. De kantonrechter heeft zich bevoegd verklaard op basis van artikel 93 aanhef sub c Rv, omdat de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als consumentenkoop. De proceskosten van het incident zijn voor rekening van de gedaagde partijen, omdat zij ongelijk hebben gekregen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de gedaagde partijen de gelegenheid krijgen om een conclusie van antwoord in te dienen.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn begroot op € 271,00 aan salaris voor de gemachtigde van de eiser. De zaak zal op 28 augustus 2024 opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11034006 \ MC EXPL 24-2246
Vonnis in incident van 31 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in het incident,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eiser c.s.] ,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker,
tegen

1.[gedaagde 1] , (voorheen) h.o.d.n. [handelsnaam] ,

te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde c.s.] ,
gemachtigde: mr. A. van der Schee.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 28 maart 2024;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [gedaagde c.s.] ;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[gedaagde c.s.] vordert dat de kantonrechter zich bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, met veroordeling van [gedaagde c.s.] in de kosten van het incident.
2.2.
Ter onderbouwing van deze incidentele vordering stelt [gedaagde c.s.] dat de kantonrechter ingevolge artikel 93 Rv niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, nu de vordering de competentiegrens van € 25.000,00 overschrijdt.
2.3.
[eiser c.s.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde c.s.] in de kosten van het incident. Hij voert daartoe allereerst aan dat [gedaagde c.s.] in strijd met artikel 128 lid 3 Rv heeft verzuimd om direct bij zijn antwoord in het incident ook het antwoord ten principale aan te voeren, waardoor de vorderingen van [eiser c.s.] moeten worden toegewezen. Ten tweede stelt [gedaagde c.s.] dat er sprake is van een gemengde overeenkomst, namelijk een aannemingsovereenkomst en een (consumenten)koopovereenkomst. Bij consumentenkoop is de kantonrechter bevoegd om van de zaak kennis te nemen.

3.De beoordeling in het incident

Concentratie van verweer
3.1.
Uit artikel 128 lid 3 Rv volgt dat de gedaagde in de hoofdzaak (in dit geval [gedaagde c.s.] ) alle excepties en zijn antwoord ten principale (in de hoofdzaak) tegelijk naar voren moet brengen, op straffe van verval van de niet aangevoerde excepties en, als niet ten principale is geantwoord, van het recht om dat alsnog te doen. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat deze bepaling in dit geval niet op. Weliswaar is in de artikelen over verwijzing bij sectorale onbevoegdheid (artikel 71 Rv) niet expliciet een uitzondering op artikel 128 lid 3 Rv opgenomen, maar er zijn redenen denkbaar waarom die uitzondering zou moeten worden gemaakt. Zo is het vanuit proceseconomisch oogpunt voorstelbaar dat eerst een exceptie van sectorale onbevoegdheid wordt opgeworpen en de uitkomst daarvan wordt afgewacht, voordat een conclusie van antwoord (met mogelijk de daarmee gepaard gaande kosten) wordt opgesteld en ingediend.
3.2.
Gelet hierop ziet de kantonrechter in de argumenten van [eiser c.s.] geen aanleiding om artikel 128 lid 3 Rv toe te passen. [gedaagde c.s.] zal in de hoofdzaak dan ook nog in de gelegenheid worden gesteld om een conclusie van antwoord in te dienen.
Bevoegdheid van de kantonrechter
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een gemengde overeenkomst en acht zich bevoegd van de vordering kennis te nemen. Daarover wordt het volgende overwogen.
3.4.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten, op basis waarvan [gedaagde c.s.] verbouwingswerkzaamheden zou uitvoeren aan de woning van [eiser c.s.]
3.5.
Het gaat in dit incident om de vraag of de overeenkomst die partijen hebben gesloten moet worden gekwalificeerd als (consumenten)koop, aanneming van werk, of als gemengde overeenkomst. Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen (artikel 7:1 BW). Bij aanneming van werk verbindt de ene partij zich om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de ander te betalen prijs (artikel 7:750 BW).
3.6.
[eiser c.s.] heeft aangevoerd dat onderdeel van de overeenkomst in ieder geval uitmaakt het leveren en plaatsen van een kozijnen erker met glas, een voordeur met kozijn en glas en een zijraamkozijn met glas. [gedaagde c.s.] heeft zich verbonden deze goederen te leveren, hetgeen gekwalificeerd kan worden als koop. [eiser c.s.] heeft de overeenkomst gesloten als consument. De goederen waren bestemd voor zijn woning. [gedaagde c.s.] handelde in het kader van zijn bedrijfsactiviteit. De te leveren en te plaatsen kozijnen zijn roerende zaken. Aannemelijk is dat deze nog (op maat) gemaakt moesten worden. Daarmee kan de overeenkomst ook worden gekwalificeerd als aanneming van werk.
3.7.
Juist voor deze situatie, waarin de aan de consument te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst ook voldoet aan de wettelijke omschrijving van aanneming van werk, is in de wet bepaald dat de overeenkomst dan mede wordt aangemerkt als consumentenkoop. De wettelijke bepalingen van koop en aanneming zijn dan naast elkaar van toepassing, en in geval van onderlinge strijdigheid gaan de consumentenkoopregels vóór (artikel 7:5 lid 4 BW).
3.8.
De overeenkomst tussen partijen moet dus (mede) worden aangemerkt als consumentenkoop. Zaken betreffende consumentenkoop worden behandeld en beslist door de kantonrechter, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering (artikel 93 aanhef en sub c BW). De vordering in het incident wordt daarom afgewezen.
3.9.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat hij ongelijk krijgt. De kosten van [eiser c.s.] worden begroot op € 271,00 aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 271,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 28 augustus 2024om 11:00 uur voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde c.s.] ;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
45353