In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekers, bewoners van de gemeente Gooise Meren, hebben het college van burgemeester en wethouders verzocht om handhavend op te treden tegen een bakkerij die volgens hen in strijd met de Omgevingswet handelt. Het college heeft op 3 september 2024 aangekondigd een last onder dwangsom op te leggen aan de bakkerij, maar heeft de begunstigingstermijn voor het voldoen aan deze last verlengd tot na de beslissing op de aanvraag voor een omgevingsvergunning van de bakkerij. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor brandgevaar en overlast door de activiteiten van de bakkerij.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van partijen afgewogen en geconcludeerd dat de door het college gestelde begunstigingstermijn onvoldoende concreet is. Echter, gezien de toezegging van het college om uiterlijk op 31 december 2025 een besluit te nemen op de aanvraag voor de omgevingsvergunning, heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij ook is aangegeven dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.