In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 15 juni 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 23 april 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 25 juni 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Op 17 december 2024 heeft de Dienst Toeslagen een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank constateert dat de termijn van 25 juni 2024 is verstreken en dat de Dienst Toeslagen tot op heden geen besluit heeft genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn vaststellen, maar deze moet realistisch zijn. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin een termijn van twintig weken als realistisch is beoordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.