In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 6 februari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst Toeslagen, niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 26 november 2022 tegen de definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 22 februari 2024, een termijn gesteld waarbinnen verweerder een besluit op bezwaar moest nemen. Deze termijn was verstreken op 4 april 2024, maar verweerder had tot op dat moment geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, met een nieuwe termijn van maximaal twintig weken na verzending van de uitspraak. Tevens werd een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.