In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 29 november 2022 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 18 maart 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 27 mei 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Eiseres heeft op 11 december 2024 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. De termijn die de rechtbank had gesteld, is inmiddels verstreken en de Dienst Toeslagen heeft nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen een redelijke termijn een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en dat een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.