In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren van 20 juli 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag en de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld. De rechtbank heeft eerder, op 3 april 2024, geconstateerd dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist en heeft hen opgedragen om binnen zes weken na de verzending van die uitspraken op de bezwaren te besluiten. De uitspraken zijn op 4 april 2024 verzonden. Ondanks deze termijn heeft de Dienst Toeslagen op 29 november 2024 een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op de bezwaren op 16 mei 2024 is verstreken en dat de Dienst Toeslagen tot op heden geen besluit heeft genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid voor de rechtbank om in bijzondere gevallen een andere termijn te bepalen. De rechtbank heeft ook overwogen dat in deze zaak een dwangsom van € 50,- per dag moet worden opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft verzocht om uitbetaling van de toegekende dwangsom, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij niet bevoegd is om de Dienst Toeslagen te verplichten tot uitbetaling, aangezien dit een feitelijke handeling betreft en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald, en het door eiseres betaalde griffierecht moet ook worden vergoed. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.