Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister
Inleiding
De feiten en omstandigheden
Beoordeling door de rechtbank
14.1 De rechtbank overweegt als volgt. In het medisch advies van 17 juni 2025 concludeert de medisch adviseur dat, na bestudering van het primaire dossier, het oordeel in het advies van 23 november 2023 over de afwezigheid van stoornissen in het psychisch en cognitief functioneren, geen stand kan houden. Dit betekent dat de minister dit advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De beroepsgrond slaagt.
14.2 Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb, de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
15.1 De rechtbank stelt vast dat uit het medisch advies van 17 juni 2025 blijkt dat de medisch adviseur kennis heeft genomen van alle beschikbare medische informatie. Dat de medisch adviseur niet elke klacht specifiek noemt in het medisch advies, maakt niet dat hij van een onvolledig medisch beeld is uitgegaan. De klachten die eiser noemt zijn namelijk wel terug te vinden in de medische informatie waarover de medisch adviseur beschikte. De beroepsgrond slaagt niet.
16.1 De rechtbank overweegt als volgt. De medisch adviseur benoemt dat de informatie van de psychiater van 18 maart 2025 het beeld uit oktober 2023 bevestigt dat eiser persisterende stoornissen heeft in het psychisch en cognitief functioneren. Behandeling heeft nog niet geleid tot een remissie van de klachten en de klachten zijn inmiddels gediagnosticeerd in het kader van een ziektebeeld. De medisch adviseur komt op grond van een weging van de informatie van de psychiater van 26 oktober 2023 en van 18 maart 2025 tot de conclusie dat eiser door stoornissen in het psychisch en cognitief functioneren voor een aaneengesloten periode vanaf april 2023 tot en met maart 2025 aantoonbaar niet in staat is geweest het inburgeringsexamen voor te bereiden en af te leggen. De medisch adviseur concludeert dat de langdurigheid van de (psychische) stoornissen vanuit het ziektebeeld op basis van de informatie die voorligt niet beantwoord kan worden. De medisch adviseur wijst er op dat eiser op 18 maart 2025 is gestart met een nieuwe behandeling. Voor het ziektebeeld kan daarom nog geen medische eindsituatie worden vastgesteld: het kan volgens de medisch adviseur niet uitgesloten worden dat eiser met andere medicatie (die volgens voorschrift wordt gebruikt) alsnog een verbetering van zijn klachten en stoornissen kan bereiken. Voorts kan de medisch adviseur niet uitsluiten dat eiser, in overweging genomen dat eiser rolstoel gebonden functioneert en een verminderde lichamelijke belastbaarheid heeft, met een goed resultaat van de behandeling kan opbouwen in activiteiten, zoals het voorbereiden en afleggen van het inburgeringsexamen met aangepaste inroostering binnen een termijn van vijf jaar, gerekend vanaf november 2023.
16.2 De rechtbank kan de in het medisch advies van 17 juni 2025 gevolgde redenering, zoals hiervoor in 16.1 is weergegeven, goed volgen en begrijpen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het medisch advies en de juistheid daarvan. Dat nog geen passende behandeling is gevonden en verschillende antipsychotica zijn geprobeerd, maar tot op heden met onvoldoende resultaat, betekent nog niet dat is uitgesloten dat eiser binnen een termijn van vijf jaar, gerekend vanaf november 2023, niet in staat zal zijn om zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen en dat examen af te leggen. Eiser heeft ook geen medische stukken overgelegd waaruit dat volgt. De beroepsgrond slaagt niet.
17.1 Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld blijkt uit het medisch advies van 17 juni 2025 dat er geen sprake is van een medische eindsituatie. Daarom kan op dit moment niet worden geconcludeerd dat sprake is van blijvend onvermogen bij eiser om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen. De minister heeft verder rekening gehouden met de belangen en de medische situatie van eiser, door op basis van het advies van Argonaut een examenaanpassing aan te nemen. Nu er geen sprake is van een eindsituatie waardoor er geen sprake is van een blijvend onvermogen om binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te halen, heeft de minister het belang van inburgering zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser om van de inburgeringsverplichting te worden ontheven. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.