ECLI:NL:RBMNE:2025:549

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6518
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling toegewezen. Verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar verzoek om naturalisatie op 15 mei 2024 was afgewezen. Na bezwaar heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, omdat verweerder volgens haar tegemoet was gekomen aan haar verzoek. De voorzieningenrechter heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster had verzocht om de teruggave van haar geboorteakte en paspoort, en verweerder heeft deze documenten opgestuurd naar de Burundese ambassade. Dit wordt niet weersproken door verweerder, wat betekent dat aan het verzoek van verzoekster is voldaan.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat verzoekster een reden had om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. De proceskosten worden vastgesteld op € 907,-, en daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6518

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoeksterV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van verweerder van 15 mei 2024, waarbij haar verzoek om naturalisatie is afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 mei 2024.
Zij heeft het verzoek ingetrokken omdat verweerder volgens haar is tegemoet gekomen aan haar verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3. In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is verweerder aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder aan verzoekster is tegemoet gekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder op te dragen om haar geboorteakte en paspoort aan haar terug te geven dan wel voor onderzoek naar de Burundese ambassade in Den Haag op te sturen. Bij brief van 28 oktober 2024 heeft verzoekster de voorzieningenrechter laten weten dat verweerder het paspoort en de identiteitskaart heeft opgestuurd naar de ambassade van Burundi en dat het onderzoek inmiddels heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft dit niet weersproken. Dit betekent dat aan het verzoek van verzoekster is tegemoet gekomen.
5. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. Verzoekster heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Welke kosten dient verweerder te vergoeden?
6. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die verweerder moet vergoeden € 907,- bedragen.
7. De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan verzoekster;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.