In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2025 een beschikking gegeven inzake het gezag over twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder had verzocht om met het eenhoofdige gezag over de kinderen belast te worden, omdat de communicatie en samenwerking met de vader ernstig tekortschoten. Ondanks intensieve hulpverlening en eerdere pogingen om de situatie te verbeteren, was er geen vooruitgang geboekt. De rechtbank constateerde dat de kinderen blootgesteld werden aan onnodige spanningen en conflicten tussen de ouders, wat hun emotionele welzijn in gevaar bracht. De vader had aangegeven geen strijd meer te willen en stemde in met het verzoek van de moeder, wat de rechtbank als positief beschouwde voor de kinderen.
De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 30 september 2022 waren gewijzigd. De communicatie tussen de ouders was verslechterd en de kinderen waren klem komen te zitten tussen de ouders. De rechtbank besloot dat het in het belang van de kinderen was dat de moeder alleen het gezag kreeg, zodat er sneller en effectiever beslissingen genomen konden worden. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure werden voor iedere ouder afzonderlijk bepaald.
De rechtbank benadrukte dat de moeder in staat is om de belangen van de kinderen voorop te stellen en dat het gezamenlijk gezag tot veel problemen had geleid. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die recht hebben op stabiliteit en voorspelbaarheid in hun leven.