ECLI:NL:RBMNE:2025:5270
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van executie van vaststellingsovereenkomst in huurgeschil
In deze zaak vordert de huurder, aangeduid als [eiser], schorsing van de executie van een vaststellingsovereenkomst die is vastgelegd in een proces-verbaal van een zitting. Deze vordering is gericht op het voorkomen van ontruiming van het gehuurde pand. De huurder heeft een betalingsachterstand en heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met de verhuurder, aangeduid als [gedaagde]. De kantonrechter heeft de vordering van de huurder afgewezen, omdat niet aan de vereisten voor schorsing van de tenuitvoerlegging is voldaan. De huurder had de huur over augustus en september 2025 niet tijdig betaald, waardoor de huurovereenkomst per 1 september 2025 is geëindigd. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder, [gedaagde], de huurder niet meer als huurder kan beschouwen en dat de huurder het gehuurde moet ontruimen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van misbruik van recht door de verhuurder en dat de huurder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De vordering van de huurder wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.