4.3.1Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Een proces-verbaal van aangifte door [B] , voor zover inhoudende:
Ik heb een eigen bedrijf genaamd [cafetaria] , welke is gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 1]
te [plaats 1] .
Op 1 februari 2024 omstreeks 00.05 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale. Ik hoorde dat het alarm van mijn bedrijf was afgegaan. Op dezelfde dag omstreeks 20.00 uur ben ik naar de zaak gegaan. Ik zag dat er veel glas in de zaak lag. Tevens zag ik dat er een aantal stoelen door de klap door de zaak lagen. Ik zag dat er forse schade aan de ramen en kozijnen waren te zien. Ik zag dat er een aantal ruiten waren vernield.
Ik ben vervolgens naar de voorzijde gelopen en ik zag dat er ongeveer in het midden van het kozijn een deuk was te zien. Ik zag dat deze deuk door iets krachtigs is veroorzaakt. Ik zag dat een lamp los hing.
Ik ben naar de camerabeelden gaan kijken en ik zag het volgende. Op de beelden zijn de juiste data en tijden te zien. De tijd loopt alleen een beetje achter. Ik zag dat er omstreeks 00.15 uur een jongeman aan kwam gelopen. Ik zag dat hij alleen was. Ik zag dat de jongeman een beetje aan het rondkijken was en dat hij voor de gevel bukte. Ik zag dat hij vervolgens hard wegliep en ik zag dat er daarna een grote vuurbal en licht was te zien.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2025, voor zover inhoudende:
Ik was omstreeks het tijdstip van de ontploffing in de buurt van [cafetaria] . Het klopt dat ik op 1 februari 2024 rond 00.50 uur uit mijn brievenbus geld heb gepakt. Dit was 600 euro die ik had gekregen van een vriend.
Een proces-verbaal van bevindingen (Tap-gesprekken gevoerd op 9 februari 2024), voor zover inhoudende:
De gesprekken worden gevoerd door de verdachte die gebruikt maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De gebruiker van het telefoonnummer betreft [verdachte] .
[verdachte (voornaam)] : je weet toch (ntv)...je weet toch die eh..die [cafetaria] (fon)?
V: [cafetaria] , wat?
[verdachte (voornaam)] : ja, die eh..die eh eetzaak, is (ntv), die [cafetaria]
V: oh..ja, ja
[verdachte (voornaam)] : daar is toch iets gebeurd!
V: ja
[verdachte (voornaam)] : en ik vroeg.. geld daarvoor, toch?
V:ja
[verdachte (voornaam)] : ik heb die storie eh....ik heb die torie gehaald om die gewoon voor die deur af te steken, ik heb dat gedaan en zo verdien ik mijn pap, snap je?
V: hoeveel heb je gepakt op deze?[verdachte (voornaam)] : op deze, ik heb 6 barki gepaktV: 6 barki..maar eh...[verdachte (voornaam)] : voor alleen iets afsteken maar al die tories moet ik zelf regelen
Een proces-verbaal onderzoek historische verkeersgegevens, voor zover inhoudende:
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) is later geïdentificeerd als verdachte [verdachte] . Door het onderzoeksteam werden de historische verkeersgegevens van het betreffende telefoonnummer opgevraagd in de periode van 12 augustus 2023 tot en met 12 februari 2024. Het onderzoeksteam heeft de volgende bevindingen opgedaan:
-
Op 1 februari 2024, om 00:17:02 uur maakt de telefoon [telefoonnummer] verbinding met cell-id [.....] [straat 1] te [plaats 1] . De [straat 1] bevindt zich op ongeveer 350 meter van de [straat 2] waar het incident heeft plaatsgevonden.
Een proces-verbaal uitkijken camerabeelden (kapsalon op [straat 2] [nummeraanduiding 2] ), voor zover inhoudende:
Op donderdag 1 februari 2024 omstreeks 00.17 uur werd een vernieling gepleegd door middel van een ontploffing met een explosief. Dit vond plaats op de [straat 2] [nummeraanduiding 1] te [plaats 1] alwaar een [cafetaria] is gevestigd. De camerabeelden zijn verkregen bij de [onderneming 6] gevestigd op de [straat 2] [nummeraanduiding 2] te [plaats 1]
Tijd Omschrijving
00.17.44uur Er is een explosie met veel licht en rondvliegend puin te zien.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft de ontploffing teweeggebracht
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 februari 2024 de ontploffing bij [cafetaria] op de [straat 2] [nummeraanduiding 1] teweeg heeft gebracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij omstreeks het tijdstip van de ontploffing in de buurt was van [cafetaria] . Ook uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte volgt dat hij zich kort voor de ontploffing in de buurt van [cafetaria] (gelegen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 1] ) bevond. In het tapgesprek van 9 februari 2024 spreekt verdachte bovendien over [cafetaria] , dat hij daarvoor geld vroeg en dat hij een ‘ding’ heeft gehaald om die voor de deur (van [cafetaria] ) af te steken. Hij bevestigt in dat telefoongesprek dat hij dat heeft gedaan en dat hij daar € 600,- voor heeft gekregen. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 februari 2024 rond 00:53 uur, dus ongeveer 35 minuten na de ontploffing, briefgeld ter waarde van € 600,- uit zijn brievenbus heeft gepakt. Gelet op het voorgaande, in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het alternatief scenario is ongeloofwaardig
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig.
Verdachte heeft verklaard dat hij werd gebeld door een vriend (van wie hij de naam niet wil noemen) met de vraag om een aansteker te brengen op een locatie gelegen één straat achter [cafetaria] . Hij zegt dat hij op 1 februari 2024 die aansteker heeft gebracht, dat hij toen nog even met die vriend heeft gepraat en (kort) nadat hij was weggegaan een knal hoorde. Verdachte heeft verder ter terechtzitting gezegd dat een vriend € 600,- in de brievenbus van verdachte had gelegd zodat hij een Valentijnscadeau voor zijn vriendin kon kopen. Hier stond geen wederdienst tegenover omdat die vriend erop vertrouwde dat hij het geld terug zou betalen.De tapgesprekken waren volgens verdachte alleen maar grootspraak.
Hoewel het alternatieve scenario niet (geheel) door wettige bewijsmiddelen valt uit te sluiten, gaat de rechtbank aan dit alternatieve scenario voorbij omdat zij dit ongeloofwaardig acht in het licht van de bewijsmiddelen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte over dit alternatieve scenario pas heeft verklaard, ruim nadat hem het procesdossier bekend was. Voorts heeft te gelden dat verdachte de verklaring geen handen en voeten heeft gegeven, waardoor de politie het scenario niet heeft kunnen verifiëren. De rechtbank acht het bovenal ongeloofwaardig dat het tapgesprek grootspraak zou zijn, gelet op de context waarin die gesprekken hebben plaatsgevonden en het feit dat verdachte kort na de ontploffing
€ 600,- uit zijn brievenbus heeft gehaald. Dit laatste is namelijk geheel in lijn met wat hij in het tapgesprek heeft gezegd.
Partiële vrijspraak voor levensgevaar en gevaar zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht niet bewezen dat ten tijde van de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Verdachte zal voor dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Op grond van het dossier kan echter niet worden vastgesteld of in de (boven)woningen bij [cafetaria] personen aanwezig waren ten tijde van de ontploffing.
Naar algemene ervaringsregels levert een ontploffing bij een restaurant met bovengelegen woningen wel een gemeen gevaar van goederen op, zodat de rechtbank dit wel bewezen vindt.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 8 januari 2024 in de buurt van de [straat 3] was. Mij werd door vier jongens gevraagd om wasbenzine te kopen en een baksteen te regelen. Dat heb ik gedaan. Ik wilde het (de rechtbank begrijpt: brandstichten) niet zelf doen, maar wilde wel op de uitkijk staan en dat heb ik ook gedaan. Als er iemand zou komen dan moest ik schreeuwen. Ik ben de persoon die op de beelden te zien is waarvan het lijkt dat hij op de uitkijk staat.
Een proces-verbaal van aangifte door [C] voor zover inhoudende:
Ik ben eigenaar van koeriersbedrijf [onderneming 2].
Op 4 januari 2024 omstreeks 21.00 uur parkeerde ik de bestelauto met kenteken [kenteken 5] op de [straat 4] . Op 6 januari 2024 is de bus met kenteken [kenteken 1] geparkeerd op [straat 4] te [plaats 1] . Op 8 januari 2024 omstreeks 01.30 uur werd ik gebeld dat mijn bedrijfsauto's in brand stonden.
Een proces-verbaal van aangifte door [H] voor zover inhoudende:
Ik doe deze aangifte namens het bedrijf dat eigenaar is van de bestelbus (kenteken [kenteken 2] ). Het bedrijf heet: [onderneming 3] B.V. Op 7 januari 2024 omstreeks 22.00 uur parkeerde ik de bestelbus op de openbare weg gelegen aan de [straat 3] ter hoogte van huisnummer [nummeraanduiding 3] te [plaats 1] . Op 8 januari 2024 omstreeks 08.00 uur wilde ik de bestelbus weer gebruiken en ik zag dat op de plaats waar de bestelbus stond, deze zwart was ten gevolge van brand.
Een proces-verbaal van aangifte door [D] voor zover inhoudende:
Mijn werkbus is in brand gestoken. De bus is van het bedrijf waar ik voor werk. Het is een leaseauto. Op 7 januari 2024, omstreeks 16.00 uur, zag ik dat mijn bus (kenteken [kenteken 3] ) nog helemaal in tact was en geen schade had. Omstreeks 16.30 uur parkeerde ik de bus op de [straat 4] . Omstreeks 01.15 uur werd ik wakker. Ik keek toen naar buiten en zag dat er meerdere auto's in brand stonden. Ik liep toen naar buiten en zag dat er rook uit mijn auto kwam. Ik zag dat mijn auto geblust was. De brand had voornamelijk plaatsgevonden in de cabine. Ook waren er wat goederen weggesmeuld.
Een proces-verbaal van aangifte door [E] , voor zover inhoudende:
Ik doe deze aangifte namens [onderneming 1] B.V. die eigenaar is van de auto voorzien van het kenteken: [kenteken 4] . De bestuurder van de auto vertelde mij dat hij op 7 januari 2024 zijn auto had zien staan op de openbare weg gelegen aan de [straat 3] te [plaats 1] . Hij zag dat de auto nog intact was. Op 8 januari 2024 omstreeks 07.00 uur wilde hij de auto weer gebruiken en hij zag tot zijn schrik dat de auto weg was.Ik zag op [..] [.] dat er op de [straat 3] te [plaats 1] een aantal auto's in de brand waren gestoken. Ik herkende het kenteken, als het kenteken van de auto van [onderneming 1] . De auto was afgesleept. Ik heb vervolgens een paar foto's gekregen en ik zag dat de cabine uitgebrand was. Ik zag dat het ruitje aan de bestuurderszijde was ingeslagen.
Een proces-verbaal van aangifte door [F] , voor zover inhoudende:
Ik doe aangifte namens [onderneming 4] . Op 8 januari 2024 rond 6:30 vertelde de politie mij dat op de [straat 3] een paar auto's in brand gestoken zijn en dat dit ook bij mijn werkauto (kenteken [kenteken 6] ) is geprobeerd, maar is mislukt. Mijn linker voorruit is kapot geslagen en is er een soort van benzine in mijn busje gegooid wat ontzettend erg ruikt.
Een proces-verbaal van aangifte door [G] , voor zover inhoudende:
Op 7 januari 2024, omstreeks 21:00 uur, parkeerde ik mijn auto aan de [straat 4] . Mijn auto is voorzien van kenteken [kenteken 7] . Op 8 januari 2024, omstreeks 01:00 uur, werd ik wakker en vervolgens ben ik naar buiten gegaan. Ik zag dat mijn auto in brand stond. Toen de brand geblust was, zag ik dat de auto helemaal total loss was.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende:
Op 8 januari 2024 om 01.15 uur kreeg ik de opdracht te gaan naar de [straat 3] te [plaats 1] .
De brandweer arriveerde. Ik hoorde dat deze brandweerman tegen mij zei dat:
- Er rode doppen op het wegdek lagen;
- Dat de rode doppen van flessen met wasbenzine zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Toen ik ter plaatse kwam op de [straat 4] zag ik dat op diverse locaties voertuigen in brand stonden.
Onderstaande voertuigen stonden in brand:
Voertuig 1 - [kenteken 1] (de rechtbank begrijpt op basis van de aangifte: [kenteken 1] ), tennaamgesteld -> [C]
Voertuig 2 - [kenteken 7] , tennaamgesteld -> [G] (voertuig vatte vlam door naastgelegen voertuig 1)
Voertuig 3 - [kenteken 2] , tennaamgesteld -> [onderneming 3] B.V.
Voertuig 4 - [kenteken 3] , tennaamgesteld -> [onderneming 5] B.V.
Voertuig 5 - [kenteken 4] , tennaamgesteld -> [onderneming 1] B.V.
Bij onderstaande voertuigen was het raampje ingeslagen:
Voertuig 6 - [kenteken 5] , tennaamgesteld -> [C]
Bij voertuig 6 lag een baksteen op de bijrijdersstoel. Ook zag ik een fles wasbenzine met een stuk vuurwerk eraan vast in de bus liggen. Ik zag dat het raampje aan de bestuurderszijde was ingeslagen/ingegooid.
Voertuig 7 - [kenteken 6] , tennaamgesteld -> [onderneming 4]
Ik zag dat bij voertuig 7 het raam was ingegooid/geslagen. Ik rook een sterke benzinelucht.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Op 8 januari 2024 omstreeks 01:17 uur, kwam ik, verbalisant, ter plaatse op de [straat 3] . Ik zag dat er een voertuig uit de [straat 5] kwam gereden. Ik hield dit voertuig staande. De bestuurder stapte uit en ik hoorde dat hij zei: "Ik heb mijn auto weten te redden, hij stond naast de andere voertuigen."
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 2, 3 en 4
Bewezenverklaring feiten 2, 3 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen brand heeft gesticht aan meerdere voertuigen (met kenteken [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 3] en [kenteken 4] ) en heeft geprobeerd brand te stichten aan twee andere voertuigen (met kentekens [kenteken 5] en [kenteken 6] ). Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen een personenauto (met kenteken [kenteken 7] ) heeft vernield. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
Medeplegen verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij de (poging) brandstichtingen (van de voertuigen met kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] , [kenteken 3] , [kenteken 4] en [kenteken 5] , [kenteken 6] ) betrokken was. Het staat ook niet ter discussie dat de personenauto (met kenteken [kenteken 7] ) als gevolg van de brandstichting bij een ander voertuig door overslaande brand is vernield.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van verdachte voldoet voor de kwalificatie medeplegen. Daarvoor is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is volgens de Hoge Raad slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte een rol van voldoende gewicht had, door wasbenzine te kopen, een baksteen te regelen en op de uitkijk te staan. De raadsman heeft (onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad) bepleit dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en er geen bewijs is voor een grote rol dan die van medeplichtige, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman niet. De rol van verdachte was – anders dan in de zaak uit het arrest van de Hoge Raad waar de raadsman naar heeft verwezen – niet beperkt tot op de uitkijk staan en schreeuwen zodra er iemand aan kwam. Verdachte is door anderen benaderd met het verzoek om wasbenzine te kopen en een baksteen te regelen. Dit heeft verdachte ook gedaan. Verdachte had daarmee een rol van gewicht in de voorbereiding. Verdachte is door de anderen ook verteld wat het plan was en er is gesproken over een taakverdeling. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij tegen de anderen heeft gezegd zelf de auto’s niet in brand te willen steken, maar wel op de uitkijk te willen staan. Verdachte wist dus wat het plan was en heeft zich niet teruggetrokken, maar heeft ervoor gekozen aanwezig te zijn ten tijde van het plegen van de brandstichting. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is om tot medeplegen te komen. Dat verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, doet daar niet aan af.
Partiële vrijspraak voor levensgevaar en gevaar zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op het ‘levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen’ dat ten tijde van de ontploffing te duchten’ was.
Zoals hiervoor al is overwogen is voor levensgevaar (of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel) nodig dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar (of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel) inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voorzienbaar was. Zo is er niet gebleken dat er rond het tijdstip van de branden mensen in de directe omgeving waren. Het in brand steken van auto’s levert wel naar algemene ervaringsregels een gemeen gevaar voor (naastgelegen) goederen op.