ECLI:NL:RBMNE:2025:5111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
11803940 UV EXPL 25-179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering na ontbinding beëindigingsovereenkomst tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Alles Reiniging B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en had op 26 mei 2025 een beëindigingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever. Op 16 juni 2025 heeft de werknemer deze beëindigingsovereenkomst ontbonden via een WhatsApp-bericht. De werknemer vorderde betaling van zijn salaris, dat volgens hem door de werkgever ten onrechte was stopgezet. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer de beëindigingsovereenkomst tijdig had ontbonden, omdat deze niet de vereiste informatie bevatte over het recht op ontbinding binnen veertien dagen. De kantonrechter stelde vast dat de arbeidsovereenkomst op 16 juni 2025 was herleefd en dat de werkgever verplicht was om het loon van de werknemer te betalen met ingang van die datum. De werkgever werd ook veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11803940 \ UV EXPL 25-179
Vonnis in kort geding van 4 september 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.W. Menkveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALLES REINIGING B.V.,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Alles Reiniging,
vertegenwoordigd door [A]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Samenvatting van dit vonnis

2.1.
[eiser] heeft bij Alles Reiniging gewerkt en partijen hebben een beëindigingsovereenkomst gesloten. De kantonrechter is het eens met [eiser] dat hij die beëindigingsovereenkomst tijdig heeft ontbonden. Anders dan Alles Reiniging stelt, is er geen loonstop opgelegd, zodat Alles Reiniging salaris aan [eiser] moet betalen met ingang van de dag dat de beëindigingsovereenkomst is ontbonden.

3.Waar deze zaak over gaat

3.1.
[eiser] is met ingang van 2 januari 2025 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 1 januari 2026, in dienst getreden bij Alles Reiniging als [.] medewerker. De arbeidsduur is 38 uur per week, het bruto salaris is € 14,15 per uur.
3.2.
Op 26 mei 2025 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten.
3.3.
Op 16 juni 2025 heeft [eiser] aan Alles Reiniging per WhatsApp laten weten dat hij de beëindigingsovereenkomst ontbindt.
3.4.
[eiser] vordert - samengevat – betaling van het salaris van € 2.332,80 bruto per maand met ingang van 26 mei 2025 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en verstrekking van correcte salarisspecificaties binnen twee weken na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Alles Reiniging in de kosten van deze procedure.
3.5.
Alles Reiniging voert verweer en vraagt om de vorderingen van [eiser] af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Overweging vooraf
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [eiser] bij het mededelen van datum en tijdstip van de mondelinge behandeling aan Alles Reiniging niet de concept-dagvaarding heeft meegestuurd, zoals had gemoeten op grond van het procesreglement en de voorwaarden bij de dagbepaling. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat datum en tijdstip niet is medegedeeld op 22 juli 2025, zoals had gemoeten, maar pas op 7 augustus 2025. [eiser] heeft zich dus niet gehouden aan het procesreglement. De kantonrechter zal daaraan gevolgen verbinden bij de vergoeding van de proceskosten.
Het spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering aangezien [eiser] geen loon ontvangt.
[eiser] heeft de beëindigingsovereenkomst ontbonden
4.4.
Een werknemer kan een beëindigingsovereenkomst binnen veertien dagen nadat die overeenkomst is gesloten zonder opgaaf van reden schriftelijk ontbinden. Als in de beëindigingsovereenkomst niet is vermeld dat de werknemer het recht heeft om die te ontbinden, wordt de termijn waarbinnen de werknemer kan ontbinden verlengd tot drie weken. [1]
4.5.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat in de beëindigingsovereenkomst niet is opgenomen dat [eiser] het recht heeft om die beëindigingsovereenkomst binnen veertien dagen te ontbinden. Ook is voldoende aannemelijk dat [eiser] op 16 juni 2025 de overeenkomst heeft ontbonden met een schriftelijke verklaring die was gericht aan Alles Reiniging. Het WhatsAppbericht met een foto van de brief is verzonden aan het telefoonnummer van [A] , dat eerder door Alles Reiniging is gebruikt bij communicatie over de loonopschorting. Dat [A] dat bericht pas later heeft gelezen, kan [eiser] niet worden tegengeworpen.
4.6.
Daarmee staat vast dat [eiser] niet binnen veertien dagen, maar wel binnen drie weken na ondertekening van de beëindigingsovereenkomst, die beëindigingsovereenkomst heeft ontbonden.
De beëindigingsovereenkomst is tijdig ontbonden
4.7.
Alles Reiniging stelt dat in een begeleidende brief bij de beëindigingsovereenkomst [eiser] is gewezen op het recht om die beëindigingsovereenkomst te ontbinden. Die begeleidende brief is aan [eiser] persoonlijk overhandigd, samen met de beëindigingsovereenkomst en ook nog per e-mail toegezonden op 26 mei 2025. Volgens Alles Reiniging geldt daarom de termijn van veertien dagen en heeft [eiser] te laat ontbonden.
4.8.
[eiser] betwist dat hij de begeleidende brief heeft ontvangen. Die is niet aan hem overhandigd of per e-mail toegezonden.
4.9.
Omdat Alles Reiniging zich er op beroept dat [eiser] de begeleidende brief heeft ontvangen moet Alles Reiniging voldoende onderbouwen en zo nodig bewijzen dat dat zo is. [2] In deze kortgedingprocedure is geen plaats voor bewijslevering, zodat beoordeeld moet worden of voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat [eiser] die begeleidende brief heeft ontvangen. De kantonrechter vindt dat vooralsnog niet voldoende aannemelijk en legt dat hierna uit.
4.10.
Als eerste valt op dat Alles Reiniging zich kennelijk wel bewust was van de verplichting om [eiser] op zijn ontbindingsrecht te wijzen, maar er voor heeft gekozen om dat niet in de beëindigingsovereenkomst op te nemen, zoals de wet voorschrijft, maar in een begeleidende brief. Ook is opvallend dat de beëindigingsovereenkomst is getekend door
[B] , [functie] van Alles Reiniging, terwijl onderaan de begeleidende brief staat dat die afkomstig is van [A] . Daarnaast is opmerkelijk dat als de begeleidende brief is overhandigd tegelijk met de zojuist getekende beëindigingsovereenkomst, Alles Reiniging kennelijk aan [eiser] niet heeft gevraagd om die brief voor ontvangst te tekenen. Ook bij het verzenden van de e-mail waarin de brief zou zijn verzonden is niet om een ontvangst- of leesbevestiging gevraagd. [eiser] ontkent stellig dat hij de begeleidende brief heeft ontvangen en heeft in de brief waarin hij de beëindigingsovereenkomst ontbindt ook al genoemd dat hij in de beëindigingsovereenkomst niet is gewezen op zijn recht om die beëindigingsovereenkomst te ontbinden. Gelet op die stellige betwisting, die wordt ondersteund door de vaststaande feiten, heeft Alles Reiniging vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat [eiser] die brief wel heeft ontvangen.
De arbeidsovereenkomst is herleefd
4.11.
[eiser] heeft binnen de termijn van drie weken de beëindigingsovereenkomst ontbonden. De ontbinding van de beëindigingsovereenkomst heeft geen terugwerkende kracht, maar heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst op 16 juni 2025 is herleefd en niet met ingang van 26 mei 2025, waar [eiser] van uitgaat. De ontbinding heeft ook tot gevolg dat het bedrag dat op grond van de beëindigingsovereenkomst al aan [eiser] is betaald, moet worden terugbetaald. De kantonrechter kan [eiser] daar niet toe veroordelen, omdat Alles Reiniging dat niet heeft gevorderd.
Alles Reiniging moet loon betalen
4.12.
Alles Reiniging heeft in de conclusie van antwoord geschreven dat [eiser] zich niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft gehouden en daarom geen recht heeft op loon. Volgens Alles Reiniging heeft zij op 6 mei 2025 aan [eiser] laten weten dat het loon wordt gestopt. [eiser] heeft daar niet op gereageerd, maar de kantonrechter stelt vast dat in het WhatsAppbericht niet een loonstop wordt opgelegd, maar dat het loon wordt opgeschort totdat [eiser] zal meewerken aan het voeren van gesprekken. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] op enig moment daaraan heeft meegewerkt. Partijen zijn immers met elkaar in gesprek geweest, daar is de beëindigingsovereenkomst uit voortgekomen, en Alles Reiniging heeft het salaris tot en met 26 mei 2025 gewoon betaald. Dat betekent dat de kantonrechter ervan uit moet gaan dat [eiser] wel recht heeft op loon.
4.13.
Vervolgens schrijft Alles Reiniging dat [eiser] slechts recht heeft op 70% van het gemiddeld loon van € 2.286,81 bruto per maand omdat hij ziek was en nog geen zes maanden in dienst. Ook daar heeft [eiser] niet op gereageerd, zodat de kantonrechter het opnieuw moet doen met wat in de stukken is te vinden.
Alles Reiniging heeft niet toegelicht waarom zij uitgaat van een gemiddeld loon, terwijl in de arbeidsovereenkomst staat dat [eiser] 38 uur per week werkt, en niet dat het een oproepovereenkomst is. De kantonrechter gaat daarom uit van 38 uur per week. In de brief waarin [eiser] de beëindigingsovereenkomst ontbindt, maakt hij aanspraak op doorbetaling van loon bij ziekte, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat hij inderdaad nog ziek is. Alles Reiniging hoeft dan maar 70% van het loon te betalen maar in elk geval het minimumloon. [3] Dat is tot 1 juli 2025 € 14,06 per uur en vanaf 1 juli 2025 € 14,40 per uur, terwijl [eiser] op grond van de arbeidsovereenkomst € 14,15 per uur verdient. De kantonrechter kan niet meer toewijzen dan wat er is gevorderd, dus niet meer dan het bruto-maandloon uitgaande van € 14,15 per uur. Wat [eiser] teveel krijgt over de periode 16 juni 2025 tot 1 juli 2025, moeten partijen later maar verrekenen.
Verrekening
4.14.
Ten slotte heeft Alles Reiniging aangevoerd dat [eiser] meer heeft ontvangen dan hem toekomt en Alles Reiniging wil dat teveel betaalde verrekenen met wat zij nog aan [eiser] moet betalen. Voor zover Alles Reiniging teveel heeft betaald, kan zij, zolang de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, niet verder verrekenen dan tot het minimumloon. [4] Hiervoor is al vastgesteld dat het loon van [eiser] lager is dan het minimumloon, zodat Alles Reiniging vooralsnog niets kan verrekenen.
Salarisspecificaties
4.15.
Alles Reiniging zal worden veroordeeld om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis salarisspecificaties vanaf 16 juni 2025 aan [eiser] te overleggen. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 50,00 per dag of gedeelte van een dag dat Alles Reiniging na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,00 is bereikt.
De proceskosten
4.16.
Alles Reiniging is in het ongelijk gesteld en moet daarom in beginsel de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Alles Reiniging niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. Zoals al aangekondigd in overweging 4.2 zal aan [eiser] een sanctie worden opgelegd in die zin dat aan hem slechts de helft van het gebruikelijke salaris gemachtigde van € 543,00, hoeft te worden vergoed, dus € 271,50.
Dat betekent dat Alles Reiniging aan [eiser] moet vergoeden:
  • griffierecht € 90,00
  • verschotten € 2,95
  • salaris gemachtigde € 271,50
  • nakosten € 135,00
totaal € 499,45
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17.
De kantonrechter zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Alles Reiniging om met ingang van 16 juni 2025 tot dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd aan [eiser] te betalen € 2.332,80 bruto per maand;
5.2.
veroordeelt Alles Reiniging om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken over de periode vanaf 16 juni 2025, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat Alles Reiniging niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt Alles Reiniging in de proceskosten van € 499,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Alles Reiniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 4 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:670b lid 2 en lid 3 Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 3:37 Burgerlijk Wetboek en artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Artikel 7:629 lid 1 Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 7:632 lid 2 Burgerlijk Wetboek