ECLI:NL:RBMNE:2025:5093
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 21 maart 2020 in dienst was bij haar ex-werkgever, zich op 22 september 2023 ziekgemeld. Na een periode van ziekte ontving zij vanaf 13 februari 2024 een uitkering op grond van de ziektewet. Na de eerstejaarsziektewetbeoordeling werd haar uitkering beëindigd. Eiseres diende op 11 oktober 2024 een aanvraag in voor een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft op 24 oktober 2024 vastgesteld dat eiseres recht heeft op een WW-uitkering, met een dagloon van € 120,93. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna het Uwv op 1 april 2025 het bezwaar gegrond verklaarde en het dagloon wijzigde naar € 122,12. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 behandeld. Eiseres betwistte de hoogte van het dagloon, stellende dat het door het Uwv vastgestelde bedrag niet overeenkomt met de berekening van haar ex-werkgever, die een dagloon van € 155,04 had berekend. De rechtbank overwoog dat het Uwv de berekening van het dagloon correct had uitgevoerd, waarbij het sociale verzekeringsloon in de referteperiode als uitgangspunt was genomen. Eiseres had geen bewijs geleverd dat de gegevens uit de polisadministratie onjuist waren. De rechtbank concludeerde dat het Uwv het dagloon op een juiste wijze had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en het griffierecht werd niet teruggegeven.