Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Zitting
- de verdachte;
- de officier van justitie: mr. L. Verheijden;
- de advocaat van de verdachte: mr. S. de Korte;
- R.G.A. Zwartjes, persoonlijk begeleider van de verdachte bij [locatie] .
2.Tenlastelegging
[aangever 5] heeft gestolen uit een woning door de voordeur van de woning open te hengelen;
[aangever 10] heeft gestolen door met een gestolen bankpas betalingen te doen.
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 5 september 2025;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] mede namens [aangever 2] van
4.Kwalificatie en strafbaarheid
5.Straf
Op 25 juni 2024 is de verdachte voor een woninginbraak veroordeeld tot de maximale taakstraf van 240 uur. Op 24 november 2021 heeft verdachte een enorme waarschuwing, maar ook een kans, gekregen. Aan hem is toen, wederom voor vermogensfeiten, een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte liep nog in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf. Dit is ook de zaak waarin de officier van justitie de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel vordert (zie paragraaf 7).
6.Vordering benadeelde partij
8.Toegepaste wetsartikelen
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 24 maanden;
een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- verklaart [aangever 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van [aangever 9] toe tot een bedrag van € 693,80, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [aangever 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever 9] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 9] aan de Staat € 693,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [aangever 10] toe tot een bedrag van € 60,-, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [aangever 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever 10] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 10] aan de Staat € 60,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
mr. G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.