ECLI:NL:RBMNE:2025:5083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
16/322325-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan online handelsfraude en opzetwitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan online handelsfraude en opzetwitwassen. De verdachte heeft haar bankrekening ter beschikking gesteld aan haar toenmalige partner, die betrokken was bij online oplichtingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het gronddelict, omdat zij wist dat haar partner eerder was veroordeeld voor online oplichting en dat hij haar rekening eerder had gebruikt voor dergelijke activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire beschuldiging van online handelsfraude, maar vond haar medeplichtigheid aan de online oplichting van enkele slachtoffers bewezen. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het medeplegen van opzetwitwassen van een bedrag van € 919,75, dat afkomstig was van de online oplichtingen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, met uitzondering van één benadeelde partij, waarvoor een schadevergoedingsmaatregel werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/322325-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode] [plaats 1] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 25 augustus 2025. Het onderzoek is gesloten op 22 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. F. Koolhof;
  • de advocaat van de verdachte: mr. T.S. Finken;
  • een van de benadeelde partijen: [aangever 6] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat:
feit 1in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 maart 2023 in Utrecht samen met een of meer anderen een gewoonte of beroep heeft gemaakt van online handelsfraude;
subsidiairmedeplichtig is aan dit feit door het beschikbaar stellen van haar bankrekeningen en telefoonnummers en het pinnen van geldbedragen;
feit 2in de periode van 22 maart 2022 tot en met 12 februari 2023 in Utrecht samen met een of meer anderen € 1.464,75 heeft witgewassen;
subsidiairmedeplichtig is aan dit feit door het ter beschikking stellen van haar bankrekening, pinpas en pincode.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 subsidiair en feit 2 primair heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de gehele beschuldiging.
De advocaat van de verdachte voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 primair
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 subsidiair (medeplichtigheid aan online handelsfraude) en 2 primair (medeplegen van witwassen) zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in
bijlage IIvan dit vonnis staan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
In de periode van 22 maart 2022 tot en met 26 november 2023 hebben 39 personen aangifte gedaan van online oplichting. Zij hadden allemaal een advertentie op een online (ver)koopplatform geplaatst waarin zij specifieke goederen te koop vroegen. Naar aanleiding van deze advertentie werden de aangevers, vaak via WhatsApp, benaderd door een persoon die de door hen gezochte spullen nog had liggen en deze wel aan hen wilde verkopen. Soms werden er door de verkoper foto’s gestuurd van de goederen. In veel van de gevallen stelde de vermeende verkoper voor de spullen op te sturen omdat de aangevers ver weg woonden. In sommige gevallen is overeengekomen dat aangever de spullen kon ophalen bij de verkoper thuis. Vervolgens werd, nadat er een prijs was overeengekomen, door de aangevers een aanbetaling gedaan en geld overgemaakt naar een bankrekeningnummer dat werd opgegeven door de verkoper. Hierna werd in veel gevallen nog een extra betaling gevraagd, omdat de verkoper het product ergens anders voor meer geld kon verkopen, of omdat de verzendkosten toch hoger uitvielen dan gedacht. Door veel aangevers werd hierna nog een betaling gedaan. De producten werden vervolgens nooit verstuurd en de aangevers werden door de verkoper aan het lijntje gehouden of geblokkeerd op WhatsApp. Het door de aangevers overgemaakte geld werd nooit teruggestort.
Het staat niet ter discussie dat de aangevers zijn opgelicht. In negen van de 39 gevallen is er een link met de verdachte; het geld is overgemaakt naar een bankrekeningnummer op haar naam en/of er is gebeld met de aangever met een telefoonnummer op naam van de verdachte. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte bij die negen oplichtingen een rol heeft gehad en hoe die rol juridisch moet worden gekwalificeerd.
In het dossier zijn de aangevers genummerd van 1 tot en met 39. De rechtbank zal, net als de officier van justitie en de verdediging op de zitting, deze nummering aanhouden in haar overwegingen. In deze zaak gaat het alleen om de aangevers genummerd 1 tot en met 7, 20 en 21.
Vrijspraak feit 1 primair – het medeplegen van een gewoonte maken van online handelsfraude
Onder feit 1 primair wordt de verdachte verweten dat zij, al dan niet samen met een ander, goederen aan aangevers 1 tot en met 7, 20 en 21 heeft verkocht met het oogmerk om de betaling te verzekeren zonder de producten daadwerkelijk te leveren. Dit feit wordt ook wel online handelsfraude of online oplichting genoemd.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie en de advocaat dat de verdachte geen pleger of medepleger is van de online oplichtingen van eerdergenoemde aangevers. De rechtbank kan alleen in enkele gevallen vaststellen dat de verdachte haar bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan haar toenmalige partner en medeverdachte in deze zaak, [medeverdachte] . Op die bankrekening werd telkens door de aangever de koopsom overgemaakt. Het alleen ter beschikking stellen van een bankrekening is een bijdrage die van onvoldoende gewicht is om de verdachte als pleger of medepleger van online oplichting aan te merken.
De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van feit 1 primair.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair – medeplichtigheid aan een gewoonte maken van online handelsfraude
Onder feit 1 subsidiair wordt de verdachte verweten dat zij medeplichtig is geweest aan de online oplichting van aangevers 1 tot en met 7, 20 en 21, door haar bankrekeningen en/of haar telefoonnummers hiervoor ter beschikking te stellen en/of door geldbedragen te pinnen.
Voor medeplichtigheid is vereist dat wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op het behulpzaam zijn, én ook dat haar opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde gronddelict, in dit geval de online oplichtingen. Het opzet van de medeplichtige hoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. [1]
Medeplichtigheid bij de oplichting van aangevers 1 tot en met 5
Aangevers 1 tot en met 5 hebben geld overgemaakt naar een ING-rekening op naam van de verdachte. De verdachte verklaart dat zij deze rekening aan haar toenmalige partner, medeverdachte [medeverdachte] , ter beschikking heeft gesteld om bedragen naar te laten overmaken die hij zou verdienen met het verkopen van spullen op Marktplaats. Het opzet van de verdachte was daarmee gericht op het behulpzaam zijn (de medeplichtigheidshandeling), omdat zij willens en wetens haar bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte] .
De verdachte en haar advocaat voeren aan dat het opzet van de verdachte niet gericht was op het gronddelict. De verdachte wist niet dat het geld dat [medeverdachte] op haar rekening liet storten afkomstig was van online oplichting. De verdachte mocht erop vertrouwen dat het geld een legale herkomst had, omdat [medeverdachte] haar hiervan had verzekerd. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier en wat op de zitting is besproken volgt geen bewijs dat de verdachte vol opzet had op het behulpzaam zijn bij de online oplichtingen, gepleegd door [medeverdachte] . De rechtbank vindt wel bewezen dat de verdachte hierop voorwaardelijk opzet had. Daarbij is het volgende redengevend.
De verdachte stelde haar rekening ter beschikking aan [medeverdachte] terwijl zij wist dat hij eerder was veroordeeld voor online oplichtingen. De verdachte verklaarde op de zitting dat [medeverdachte] haar bankrekening eerder heeft gebruikt om geldbedragen van online oplichting op te laten storten. Zij is daarover verhoord bij de politie. De verdachte verklaarde op de zitting dat zij toch overging tot het beschikbaar stellen van haar bankrekening toen de verdachte haar dit vroeg, omdat de verdachte na het uitzitten van zijn gevangenisstraf voor de eerdere oplichtingen zijn leven had gebeterd (met hulp van [instelling] ). De verdachte stelde haar bankrekening ter beschikking, omdat [medeverdachte] op dat moment geen eigen bankrekening had.
[medeverdachte] zei tegen de verdachte dat hij haar bankrekening wilde gebruiken om inkomsten te ontvangen van handel op Marktplaats. Hij zei dat het om eerlijke handel ging en daar vertrouwde zij op. De verdachte heeft niet gecontroleerd of het om eerlijke handel ging. Zij vroeg niet wat voor goederen [medeverdachte] verkocht op Marktplaats en hoe hij aan die goederen kwam. Dit terwijl de verdachte, zoals zij verklaarde op de zitting, wist dat [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode geen legaal inkomen had. [medeverdachte] had ook geen eigen woning en verbleef bij de verdachte in huis. De verdachte betaalde, naar eigen zeggen, alle kosten die door hen beiden werden gemaakt voor levensonderhoud.
Door onder deze omstandigheden, zonder nader onderzoek vooraf of enige controle na ontvangst van meerdere geldbedragen, haar bankrekening ter beschikking te stellen aan de verdachte voor zijn handel op Marktplaats heeft de verdachte zich, naar het oordeel van de rechtbank, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat met haar ING-rekening online fraude zou worden gepleegd.
De rechtbank oordeelt daarom dat de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de online oplichting van aangevers 1 tot en met 5 wettig en overtuigend is bewezen.
Gedeeltelijke vrijspraak medeplichtigheid bij de oplichting van aangevers 6, 7, 20 en 21
Aangevers 6 en 7 hebben contact gehad met een persoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en zij hebben geld overgemaakt naar een Bunq-rekening op naam van de verdachte. Aangevers 20 en 21 hebben contact gehad met eerdergenoemd telefoonnummer.
Uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam staat van de verdachte. De verdachte heeft hierover verklaard dat zij in 2018 een abonnement met telefoon heeft afgesloten voor [medeverdachte] . Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte] in zijn verhoor bij de politie. Uit het dossier blijkt verder dat het telefoonnummer ook recent nog door [medeverdachte] werd gebruikt. [2] Gelet op het lange tijdsbestek tussen het ter beschikking stellen van de telefoon aan [medeverdachte] in 2018 en de pleegdata van de online oplichtingen in 2023, vindt de rechtbank niet bewezen dat de verdachte de telefoon aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld om daarmee de online oplichtingen te plegen. Dat de verdachte ten tijde van de online oplichtingen nog steeds de abonnementskosten betaalde maakt dat niet anders.
De rechtbank kan op basis van het dossier verder niet vaststellen dat de verdachte wist dat haar Bunq-rekening werd gebruikt voor de online oplichting van aangevers 6 en 7. De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat deze aangevers geld hadden gestort op haar Bunq-rekening. Ze liet haar telefoon met haar pinpas in het hoesje vaak op de eettafel liggen. [medeverdachte] woonde tijdens de oplichting van aangevers 6 en 7 bij haar in huis en heeft haar pinpas zonder haar medeweten gepakt en vervolgens de geldbedragen van haar rekening gepind. Deze verklaring vindt de rechtbank niet onaannemelijk. [medeverdachte] heeft deze gang van zaken bevestigd en de rechtbank vindt in dit verband ook relevant dat de geldbedragen relatief kort op haar bankrekening hebben gestaan. Uit het dossier volgt dat de twee geldbedragen die aangever 6 heeft gestort 10 en 70 minuten op de rekening hebben gestaan. Ook het geldbedrag dat aangever 7 heeft overgemaakt, lijkt er maar 22 minuten op te hebben gestaan. Omdat niet vast is komen te staan dat de verdachte wist dat haar Bunq-rekening (opnieuw) werd gebruikt door medeverdachte [medeverdachte] , kan niet bewezen kan worden dat zij opzettelijk haar bankrekening ter beschikking heeft gesteld. De rechtbank ziet in deze omstandigheden ook geen aanleiding te oordelen dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat met haar Bunq-rekening online fraude zou worden gepleegd. Van voorwaardelijk opzet is dus ook geen sprake.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de online oplichting van aangevers 6, 7, 20 en 21.
Gedeeltelijke vrijspraak van het pinnen
De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte de geldbedragen die op haar rekening zijn gestort zelf heeft gepind. Van dat deel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 2 primair – het medeplegen van witwassen
Het uit misdrijf afkomstige geld op ING-rekening
Op de ING-bankrekening van de verdachte is een bedrag van in totaal € 919,75 gestort door aangevers 1 tot en met 5. Dit bedrag is uit enig misdrijf afkomstig, namelijk de online oplichting van de aangevers gepleegd door [medeverdachte] . De verdachte heeft verklaard dat zij wist dat deze bedragen op haar rekening werden gestort en dat zij dit ook heeft gezien. Zoals hiervoor al is geoordeeld, vindt de rechtbank bewezen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedragen die [medeverdachte] op haar rekening liet storten, afkomstig waren van online oplichting. Hiermee is ook de wetenschap van de criminele herkomst van de gelden van de verdachte gegeven, in de zin van voorwaardelijk opzet.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat bij dit feit sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . De verdachte heeft met [medeverdachte] afgesproken dat de bedragen op haar rekening zouden worden gestort. Zij heeft haar bankpas en pincode aan [medeverdachte] ter beschikking gesteld om deze bedragen weer van haar rekening te pinnen. De verdachte heeft met haar handelen een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het delict.
Witwashandelingen
De verdachte had de ING-rekening zelf ook in gebruik gedurende de tijd dat de bedragen van aangevers 1 tot en met 5 op haar rekening stonden (telkens minstens 12 uur) en had dan ook de feitelijke zeggenschap hierover. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat de verdachte voornoemd van misdrijf afkomstige (totaal)bedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Omdat sprake is van medeplegen wordt de verdachte in strafrechtelijke zin ook verantwoordelijk gehouden voor de witwashandelingen die [medeverdachte] heeft verricht met de gelbedragen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] het geld telkens van de ING-rekening van de verdachte heeft gepind en hiermee het geld dus voorhanden heeft gehad en heeft omgezet. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dit geld vervolgens heeft gebruikt om boodschappen en dagelijkse dingen te betalen, zodat ook sprake was van gebruik maken.
Conclusie
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd tot een bedrag van € 919,75, in die zin dat zij schuldig is aan het medeplegen van opzetwitwassen van geld afkomstig uit andermans misdrijf.
Gedeeltelijke vrijspraak van het witwassen van het geld op Bunq-rekening
Zoals hiervoor overwogen vindt de rechtbank niet bewezen dat de verdachte wist (ook niet in voorwaardelijke zin) dat aangevers 6 en 7 geldbedragen op haar Bunq-rekening hadden gestort. De rechtbank spreekt de verdachte daarom ook vrij van het witwassen van die geldbedragen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1 subsidiair
een persoon, in de periode van 22 maart 2022 tot en met 15 mei 2022 in Nederland,
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk,
verkopen van goederen, te weten
- een uitlaat voor een Suzuki GSX75O BJ 82 voor € 150,- aan [aangever 1] (aangever 1),
- twee Ajax shirts voor € 250,- aan [aangever 2] (aangever 2),
- een motorblok voor een Honda XL500 voor € 380,- aan [aangever 3] (aangever 3),
- twee zijkappen voor een Suzuki Intruder voor € 82,25 aan [aangever 4] (aangever 4), en
- een achterrem hoofdcilinder voor een Honda GL1100 voor € 57,50 aan [aangever 5]
(aangever 5)
door, zich voordoend als bonafide verkoper, te reageren op advertenties geplaatst op het
platform Marktplaats, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op meer tijdstippen in de periode van 22 maart 2022 tot en met 15 mei 2022 te Utrecht , telkens opzettelijk behulpzaam is geweest en telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door:
- het ter beschikking stellen van een op haar naam staande rekeningnummer;
feit 2 primair
in de periode van 22 maart 2022 tot en met 16 mei 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van in totaal € 919,75
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet, en
- ervan gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist dat dat geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
Voortgezette handeling
De rechtbank kwalificeert het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Deze gedragingen volgen elkaar in de tijd op en hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
4.2
KwalificatieDe bewezen feiten leveren het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair en feit 2 primair:
de voortgezette handeling van
medeplichtigheid tot een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren
en
het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
4.3
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert, waarvan een gedeelte van 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft niets over de strafmaat gezegd.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf van 80 uur op, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan de online oplichting van vijf slachtoffers. Op Marktplaats werden door de slachtoffers goederen gekocht die na ontvangst van de betaling niet werden geleverd. De verdachte heeft hiervoor haar bankrekening en pinpas ter beschikking gesteld aan haar toenmalige partner [medeverdachte] . Hiermee heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de oplichting van de slachtoffers. Zonder haar rekening kon [medeverdachte] niet bij het geld dat hij de slachtoffers afhandig maakte. Ook heeft verdachte de door online oplichting verkregen geldbedragen witgewassen. Mede door het handelen van de verdachte zijn de slachtoffers financieel benadeeld. Daarnaast wordt met dit soort feiten ook het algemene vertrouwen aangetast dat de maatschappij in online handel en in het nakomen van afspraken moet kunnen hebben.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 24 juni 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat zij spijt heeft van haar keuzes en dat zij niet heeft gewild dat de slachtoffers zijn benadeeld. Tegelijkertijd leek de verdachte het moeilijk te vinden te bedenken wat zij in haar situatie anders had kunnen doen. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of de verdachte haar kop in het zand stak toen zij haar bankrekening ter beschikking stelde aan [medeverdachte] of dat zij zich onvoldoende vrij heeft gevoeld dit te weigeren. Beide vindt de rechtbank zorgwekkend.
Strafkader
Er is sprake van een voortgezette handeling van medeplichtigheid aan een gewoonte maken van online handelsfraude en het medeplegen van opzetwitwassen. In deze situatie moet de rechtbank de straf bepalen aan de hand van het feit waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld. In dit geval is dat witwassen.
Met het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de rol die de verdachte in het geheel van de feiten heeft gehad. Dit was een onmisbare rol, maar duidelijk is ook dat het initiatief voor de strafbare feiten niet bij de verdachte lag, maar bij [medeverdachte] . Gelet op de ernst van de feiten, het aantal slachtoffers (vijf) en de rol van de verdachte, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uur passend.
De rechtbank vindt het zorgelijk dat feiten zich hebben afgespeeld in de sfeer van een relatie, waarbij de verdachte door haar (inmiddels ex-)partner is bewogen om haar rekening ter beschikking te stellen voor de online oplichtingen. Uit wat er op zitting is besproken leidt de rechtbank af dat de verdachte eerder door toedoen van [medeverdachte] bij een strafrechtelijk onderzoek betrokken is geraakt. Zoals hiervoor overwogen is voor de rechtbank onduidelijk gebleven waarom dit nu voor een tweede keer is gebeurd. Op de zitting is de verdachte daarnaast herhaaldelijk gevraagd of zij met haar partner heeft gesproken over de praktijken die hij er (kennelijk) op na hield. Zij antwoordde telkens dat zij op geen enkel moment haar partner heeft bevraagd of geconfronteerd, ook niet nadat haar ING-rekening door de bank was geblokkeerd en opgeheven, en ook niet nadat een klein jaar later dat ook met haar Bunq-rekening gebeurde. Dat baart zorgen. De rechtbank wil voorkomen dat de verdachte, mocht zij nogmaals in zo’n situatie komen, weer dezelfde beslissing neemt. Daarom zal de rechtbank naast het onvoorwaardelijke deel nog een voorwaardelijke taakstraf opleggen van 40 uur.
De rechtbank legt daarom in totaal aan de verdachte een taakstraf van 80 uur op, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partijen
Verschillende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd. Benadeelde partij [aangever 1] (aangever 1) vordert een bedrag van € 150,- aan materiële schade. Benadeelde partij [aangever 6] (aangever 6) vordert een bedrag van € 400,- aan materiële schade. Benadeelde partij [aangever 7] (aangever 7) vordert een bedrag van € 145,- aan materiële schade.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft in het algemeen aangevoerd dat benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard vanwege de vrijspraak die hij heeft bepleit. Verder heeft de advocaat aangevoerd dat benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze niet is gedateerd en ondertekend.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid benadeelde partij [aangever 1]
De rechtbank stelt vast dat het voegingsformulier van benadeelde partij [aangever 1] niet is ondertekend. Dit formele gebrek leidt ertoe dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Als de rechtbank de benadeelde partij de gelegenheid zou geven om dit gebrek te herstellen, zou dit betekenen dat de zaak zou moeten worden aangehouden. Dit zou een onevenredige belasting zijn voor het strafgeding. Toch krijgt [aangever 1] wel een schadevergoeding van € 150,-. Dat licht de rechtbank verderop toe, onder het kopje ‘Schadevergoedingsmaatregel’.
Proceskosten
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn/haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de benadeelde partij [aangever 1] de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De door deze benadeelde partij gevorderde schade staat naar oordeel van de rechtbank wel vast, maar door een formeel gebrek wordt deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van het bedrag van € 150,-. De rechtbank zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, namelijk 22 maart 2023 (de datum waarop [aangever 1] heeft betaald). De schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk opgelegd. Dat betekent dat zowel de verdachte als [medeverdachte] , haar toenmalige partner en medeverdachte, kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander (dat deel van) het bedrag niet meer te betalen. Als de verdachte niet betaalt, wordt haar betalingsverplichting aangevuld met het bijbehorende aantal dagen gijzeling zoals vermeld in het dictum, waarbij de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De rechtbank legt deze gijzeling op overeenkomstig de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Niet-ontvankelijkheid benadeelde partijen [aangever 6] en [aangever 7]
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de online handelsfraude tegenover deze benadeelde partijen. Hun schade is daarmee niet het rechtstreekse gevolg van het (bewezenverklaarde) handelen van de verdachte. Daarom verklaart de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Proceskosten benadeelde partijen [aangever 6] en [aangever 7]
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 49, 56, 57, 326e en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 1 primair heeft gepleegd en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1 subsidiair en feit 2 primair heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.2 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 80 uur;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 40 uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 1] (feit 1 subsidiair)
  • verklaart [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en de verdachte, in die zin dat ieder zijn/haar eigen kosten draagt;
  • legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 150,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of [medeverdachte] op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 6] (feit 1 subsidiair)
  • verklaart [aangever 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 7] (feit 1 subsidiair)

  • verklaart [aangever 7] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. G. Boonzaaijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
feit 1
zij, in of omstreeks de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 maart 2023, te Utrecht , in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk,
te weten via een telefoon en/of computer, verkopen van goederen, te weten
- een uitlaat voor een Suzuki GSX75O BJ 82 voor € 150,- aan [aangever 1] (aangever 1),
- twee Ajax shirts voor € 250,- aan [aangever 2] (aangever 2),
- een motorblok voor een Honda XL500 voor € 380,- aan [aangever 3] (aangever 3),
- twee zijkappen voor een Suzuki Intruder voor € 82,25 aan [aangever 4] (aangever 4),
- een achterrem hoofdcilinder voor een Honda GL1100 voor € 57,50 aan [aangever 5]
(aangever 5), en/of
- een of meer andere goederen aan een of meer andere personen (te weten aangevers 6, 7,
20 en/of 21),
door, zich voordoend als bonafide verkoper(s), te reageren op advertenties, geplaatst op het
platform Marktplaats en/of Facebook Marketplace en/of op de website
[internetsite 1] en/of [internetsite 2] en/of [internetsite 3] en / of
[internetsite 4] en/of [internetsite 5] ,
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die
goederen te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
een of meer onbekende gebleven personen, in of omstreeks de periode van 22 maart 2022
tot en met 23 maart 2023, te Utrecht , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk,
te weten via een telefoon en/of computer, verkopen van goederen, te weten
- een uitlaat voor een Suzuki GSX75O BJ 82 voor € 150,- aan [aangever 1] (aangever 1),
- twee Ajax shirts voor € 250,- aan [aangever 2] (aangever 2),
- een motorblok voor een Honda XL500 voor € 380,- aan [aangever 3] (aangever 3),
- twee zijkappen voor een Suzuki Intruder voor € 82,25 aan [aangever 4] (aangever 4),
- een achterrem hoofdcilinder voor een Honda GL1100 voor € 57,50 aan [aangever 5]
(aangever 5), en/of
- een of meer andere goederen aan een of meer andere personen (te weten aangevers 6, 7,
20 en/of 21),
door, zich voordoend als bonafide verkoper(s), te reageren op advertenties, geplaatst op het
platform Marktplaats en/of Facebook Marketplace en/of op de website
[internetsite 1] en/of [internetsite 2] en/of [internetsite 3] en/of
[internetsite 4] en/of [internetsite 5] ,
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die
goederen te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welke misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 maart 2023 te Utrecht , althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- het, al dan niet tegen vergoeding, ter beschikking stellen van één of meer op haar naam
staande rekeningnummers en of telefoonnummers, en/of
- het op een of meer tijdstippen pinnen van geldbedragen ten behoeve van een/die
onbekend gebleven verdachte(n);
feit 2
zij, in de periode van 22 maart 2022 tot en met 12 februari 2023 te Utrecht , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een geldbedrag (van in totaal € 1.464,75) althans enig geldbedrag, althans een of meer
voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geldbedrag -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
een of meer onbekende gebleven personen, in de periode 22 maart 2022 tot en met 12
februari 2023, te Utrecht , althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een geldbedrag (van in totaal € 1.464,75) althans enig geldbedrag, althans een
of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl die mededader wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geldbedrag -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode 22 maart 2022 tot en met
12 februari 2023, te Utrecht , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door haar, verdachtes,
bankrekening en/of pinpas en/of pincode(s) ter beschikking te stellen.
Bijlage II: Bewijsmiddelen [3]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (aangever 1), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zocht om een uitlaat van suzuki gsx750 bj 82 ', dus had ik een advertentie geplaatst op marktplaats. Hier werd dezelfde avond nog op gereageerd via Whatsapp. Ik maakte 150 euro via tikkie naar hem over. 4 dagen via Whatsapp aan het lijntje gehouden, maar geen uitlaat en geen geld. Het gaat om deze persoon: [verdachte] [rekeningnummer] . [4]
Telefoon verkoper: [telefoonnummer 2] [5]
Datum betaling: 22-03-2022 [6]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (aangever 2), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb wat gekocht maar niets geleverd gekregen. [7] Producten:
AJAX SHIRTS
Merk: UMBRO
Aantal: 2 stuks
Waar bent u opgelicht? Per mail
De verkoper bleef maar appen en appen.
Telefoon verkoper: [telefoonnummer 2]
Hoe is de betaling gedaan?: Betaalverzoek (zoals Tikkie)
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 250,00
Datum betaling: 23-03-2022 [8]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] (aangever 3) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een advertentie geplaatst op marktplaats om een motorblok voor mijn Honda xl500 crossmotor te vinden. Hierop reageerde op 18 april iemand met wat foto’s en het bericht via whatsapp dat hij een motorblok beschikbaar had. Diezelfde dag zijn we tot een akkoord gekomen van een bedrag van 350 euro inclusief verzenden. De volgende dag niet verzonden volgens hem omdat het zwaarder bleek als verwacht. Vervolgens vroeg de man 60 euro extra. Op 1 mei ben ik akkoord gegaan met de helft hiervan te betalen. Dus wederom 30 euro overgemaakt. Tot op heden niks ontvangen. Als ik contact zoek met de man word er alleen omheen gedraaid of helemaal niet meer geantwoord. [9]
Telefoon verkoper: [telefoonnummer 2]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 380,00
Datum betaling: 18-04-2022 [10]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] (aangever 4), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had een advertentie gezet op marktplaats voor twee zijkappen voor een Suzuki Intruder en kreeg via een telefoonnummer reactie op, hij of zij gaf gelijk het adres waar ik het kon ophalen, maar omdat het helemaal in Voerendaal was, zou hij het wel de volgende morgen opsturen en dan zou ik gelijk track en trace krijgen, maar moest ik het geld overmaken en heb dat gedaan op rekening nummer [rekeningnummer] Tnv [verdachte] . Ik heb verschillende keren contact gehad via de app maar niks dus. [11]
Telefoon verkoper: [telefoonnummer 2]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 82,25
Datum betaling: 08-05-2022 [12]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] (aangever 5), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Via marktplaats heb ik een gezocht advertentie geplaatst voor een Honda GL1100 achter hoofdremcylinder. Via WhatsApp werd ik benaderd dat iemand deze nog had liggen en heeft hiervan ook een foto gestuurd. Dus een overeenkomst gesloten over de prijs en hij zou het onderdeel opsturen. Via een "tikkie" heb ik het bedrag overgemaakt en daarna nooit het onderdeel ontvangen of een "track en trace" ontvangen. [13]
Telefoonnummer verkoper: [telefoonnummer 2]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 57,50
Datum betaling: 15-05-2022 [14]
Een geschrift, te weten een niet-ondertekend proces-verbaal van bevindingen onderzoek uitwerken histo’s, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag in de aangifte van [aangever 1] dat de aangever een bedrag van 150 euro overmaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] te name van [verdachte] .
Ik zag op het bankoverzicht dat er na het overmaken van de 150 euro, de dag erna een geldbedrag wordt opgenomen van 270 euro. Hierin zit nog een overgemaakt bedrag van 125 euro in welke tevens overgemaakt was.
Ik zag in de aangifte van [aangever 2] dat de aangever 2 keer een bedrag van 125 euro overmaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] te name van [verdachte] .
Ik zag dat 12 uur na bovenstaande 2 overboekingen een geldbedrag werd opgenomen van 270 euro bij een Geldmaat te Utrecht . Ik zag in het bankoverzicht dat er 20 uur na de tweede overschrijving van de 125 euro een geldbedrag wordt opgenomen van 120 euro bij de Geldmaat te Utrecht .
Ik zag in de aangifte van [aangever 3] dat de aangever 2 keer een bedrag van 175 euro overmaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] te name van [verdachte] . Ik zag in het bankoverzicht dat er na de eerste storting van 175 euro dat er 12 uur later een bedrag van 50 euro wordt opgenomen bij een Geldmaat automaat te Utrecht . Ik zag in het bankoverzicht dat er na de tweede storting van 175 euro dat er 18 uur later een bedrag van 170 euro wordt opgenomen bij Eu Cash Utrecht . Dit betreft tevens een geldautomaat.
Ik zag in de aangifte van [aangever 4] dat de aangever een bedrag van 82,25 euro overmaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] te name van [verdachte] . Ik zag in het bankoverzicht dat er na de overschrijving van 82,25 euro dat er 14 uur later een bedrag van 80 euro wordt opgenomen bij een Geldmaat automaat aan de [adres 2] te Utrecht . [15]
Ik zag in de aangifte van [aangever 5] dat de aangever een bedrag van 57,25 euro overmaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] te name van [verdachte] .
Ik zag op het bankoverzicht dat na deze overschrijving nog een bedrag op de rekening overgemaakt wordt middels een tikkie van 50 euro. Ik zag dat ongeveer 15 uur later een bedrag van 120 euro wordt opgenomen bij [locatie] Utrecht . [16]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever: [aangever 5] : Ik zie op de bankgegevens van de ING-rekening van [verdachte] dat er op 15 mei 2022 om 15:17 uur een bedrag van 57,25 euro bijgeschreven wordt afkomstig van aangever. [17]
De verklaring van de verdachte op de zitting van 25 augustus 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De rekening met nummer [rekeningnummer] was mijn rekening. Ik gebruikte deze rekening voor mijn dagelijkse uitgaven zoals boodschappen. [medeverdachte] is mijn voormalige partner. Ik heb hem in de ten laste gelegde periode mijn ING-rekening laten gebruiken om geld op te laten storten dat hij had verdiend met het verkopen van spullen op Marktplaats. Ik heb gezien dat de bedragen genoemd in de aangiftes van aangevers 1 tot en met 5 op mijn rekening zijn gestort. [medeverdachte] heeft deze bedragen vervolgens gepind. Ik wist dat [medeverdachte] op dat moment geen inkomen had. Hij had geen eigen woning en hij verbleef bij mij. Ik wist ook dat [medeverdachte] eerder was veroordeeld voor online handelsfraude. Hij heeft al eerder mijn bankrekening gebruikt om geld op te laten storten dat hij door fraude had verkregen. Ik ben daar toen voor gehoord door de politie. Dit was nog voor de ten laste gelegde periode.
Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] bij de politie op 31 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: De eerste aangifte is van aangever 1 [aangever 1] .
A: Ja dat kan kloppen dat heb ik gedaan.
V: Waarom de bank van [verdachte] ?
A: Ik had zelf geen rekening.
V: Heb jij na het overmaken van het geld gelijk het geld opgenomen?
A: Ja.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Ja gewoon eten en drinken gekocht. Dagelijkse dingen. Ik kwam thuis met tassen vol
met boodschappen. [18] V: Wat kan je verklaren over de aangifte [aangever 2] ?
A: Ja dit heb ik gedaan ja.
V: Heb jij na het overmaken van het geld gelijk het geld opgenomen?
A: Ja.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Zelfde, boodschappen voor het dagelijkse leven.
V: Wat kan je verklaren over de aangifte van [aangever 3] ?
A: Zelfde verhaal. Heb ik gedaan.
V: Heb jij na het overmaken van het geld gelijk het geld opgenomen?
A: Ja.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Dagelijkse dingen.
V: Wat kan je verklaren over de aangifte van [aangever 4] ?
A: Zelfde.
V: Ben jij hiervoor verantwoordelijk?
A: Ja.
V: Heb jij na het overmaken van het geld gelijk het geld opgenomen?
A: Ja.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Zelfde.
V: Wat kan je verklaren over de aangifte van [aangever 5] ?
A: Zelfde, heb ik gedaan.
V: Heb jij na het overmaken van het geld gelijk het geld opgenomen?
A: Ja.
V: Wat heb je met dat geld gedaan?
A: Opgenomen en uitgegeven aan dagelijkse dingen. [19]
Een proces-verbaal van bevindingen modus operandi, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In dit onderzoek zijn 39 aangiftes van Fraude met online handel dan wel oplichting
behandeld. Deze oplichtingen vonden plaats tussen 22 maart 2022 en 26 november 2023.
Vanuit het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) kwamen 62 aangiftes naar
voren waarin verdachte [medeverdachte] gekoppeld kon worden. Hier zaten ook een aantal
aangiftes tussen uit de jaren 2020 en 2021. In overleg met de Officier van Justitie
is ervoor gekozen deze aangiftes niet te voegen in het dossier. [20]

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4471.
2.Een proces-verbaal gebruik telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [medeverdachte] , genummerd 21334559, losbladig.
4.Pagina 38.
5.Pagina 39.
6.Pagina 40.
7.Pagina 42.
8.Pagina 43.
9.Pagina 45.
10.Pagina 46.
11.Pagina 48.
12.Pagina 49.
13.Pagina 51.
14.Pagina 52.
15.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen onderzoek uitwerken histo’s, pagina 185.
16.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen onderzoek uitwerken histo’s, pagina 186.
17.Pagina 19 (aanvullend einddossier).
18.Pagina 268.
19.Pagina 269.
20.Pagina 175.