ECLI:NL:RBMNE:2025:5018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
11624081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verrekening van salaris bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar werd in mei 2024 op staande voet ontslagen. Na het ontslag heeft de werkgever het laatste salaris van de werknemer verrekend met vermeende openstaande bedragen, waaronder kosten voor rijlessen en een laptop. De werkgever vorderde het restantbedrag, rente en kosten van de werknemer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de werkgever grotendeels werd afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de werknemer deze bedragen verschuldigd was. De kantonrechter heeft echter de tegenvordering van de werknemer tot betaling van vakantiegeld, niet-genoten vakantiedagen en ziekte-uren toegewezen. De rechter oordeelde dat de werkgever niet bevoegd was om de kosten van de rijlessen te verrekenen, omdat de relevante bepalingen in het personeelshandboek niet van toepassing waren op de situatie van ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werknemer recht had op uitbetaling van zijn volledige loon, inclusief vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen, en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van deze bedragen, inclusief wettelijke rente en een gematigde wettelijke verhoging. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, terwijl de kosten in reconventie op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11624081 \ AC EXPL 25-829
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
De besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: J.J. van der Linden,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.L.D. Thomas.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- nader toegezonden producties van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 11 augustus 2025. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn verloofde en bijgestaan door zijn gemachtigde. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
[gedaagde] is na de start van de procedure onder bewind gesteld. Uit de nader overgelegde stukken blijkt dat de bewindvoerder op de hoogte is van deze procedure, zich daartegen niet verzet, maar de afhandeling daarvan kennelijk aan [gedaagde] en zijn gemachtigde overlaat. De kantonrechter ziet daarom aanleiding mede, gelet op de aard van de zaak, thans uitspraak te doen met [gedaagde] als gedaagde partij. Partijen zijn hierdoor niet in hun belangen geschaad.
1.4.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] was werkzaam bij [eiseres] op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, totdat hij in mei 2024 op staande voet is ontslagen. Bij de eindafrekening, waarin onder meer het vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen waren opgenomen, heeft [eiseres] het laatste salaris van [gedaagde] verrekend met – volgens haar – nog door [gedaagde] verschuldigde betalingen. Omdat die verrekening niet toereikend was voor de afbetaling van het volgens [eiseres] verschuldigde bedrag, vordert zij in deze procedure van [gedaagde] de betaling van het restantbedrag, rente en kosten. De kantonrechter zal deze vordering grotendeels afwijzen en zal de tegenvordering van [gedaagde] tot betaling van vakantiegeld, niet genoten vakantiedagen en ziekte-uren toewijzen Hierna zal worden uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

in conventie
Geen sprake van schending substantiëringsplicht
3.1.
[gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat [eiseres] de substantiëringsplicht heeft geschonden, doordat de vordering in de dagvaarding onvoldoende duidelijk is beschreven en onderbouwd.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de vordering in de dagvaarding aanvankelijk niet duidelijk heeft beschreven en onderbouwd, maar dat deze, in combinatie met de toelichting op de mondelinge behandeling, de toets van de substantiëringsplicht wel doorstaat. Nu ook verder niet is gebleken dat [gedaagde] in zijn procesbelangen is geschaad, ziet de kantonrechter geen aanleiding om consequenties aan de aanvankelijk onduidelijk beschreven vordering te verbinden.
De vordering in conventie zal grotendeels worden afgewezen
3.3.
[eiseres] vordert in conventie de betaling van € 1.444,54, bestaande uit (een restant van) gemaakte kosten voor genoten rijlessen en lunch en de aanschaf van een privé laptop en een nieuw slot. Ook wordt hierbij aanspraak gemaakt op rente en kosten. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat een privélening bij [A] geen onderdeel uitmaakt van de hier voorliggende vordering. Verder heeft [eiseres] afstand gedaan van de gevorderde kosten voor de verwerking van loonbeslag. De lening en de kosten van het loonbeslag hoeven daarom niet besproken te worden.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is alleen komen vast te staan dat [gedaagde] een bedrag van € 6,00 aan genoten lunch aan [eiseres] verschuldigd is. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen. Het overige deel van de vordering is niet komen vast te staan en zal daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor de rente (uitgezonderd voor de lunchkosten) en de kosten. Hierover wordt het volgende overwogen.
De gevorderde kosten voor genoten rijlessen worden afgewezen
3.5.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] aangevoerd dat [gedaagde] op grond van het Personeelshandboek, waarvan zij op de mondelinge behandeling pas voor het eerst een afschrift heeft verstrekt, gehouden is om de door hem genoten rijlessen terug te betalen. In het Personeelshandboek staat hierover namelijk het volgende vermeld:
“Indien de medewerker er voor kiest om voortijdig het traject af te breken, dan worden de kosten volledig in rekening gebracht bij de medewerker.
Afhankelijk van de situatie heeft dit invloed op zijn/haar salarisverhoging, dan wel wordt het verrekend met de laatste salarisbetaling mocht de medewerker uit dienst treden.”
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat [eiseres] bevoegd was om de kosten van de door [gedaagde] genoten rijlessen te verrekenen met zijn laatste salarisbetaling. Uit de door [eiseres] aangehaalde passage uit het Personeelshandboek volgt namelijk niet dat [eiseres] in de hier voorliggende situatie een verrekeningsbevoegdheid toekomt. Zo is niet duidelijk wat wordt bedoeld met de zinssnede
“mocht de medewerker uit dienst treden”en of dit van toepassing is op de situatie waarin sprake is van een ontslag op staande voet. De bepaling lijkt eerder te zien op de situatie dat een werknemer ontslag neemt, hetgeen voor bepaalde investeringen van een werkgever ook niet ongebruikelijk is. Voor zover daar al enige onduidelijkheid over zou kunnen bestaan, dient deze, zonder dat hierbij enig inhoudelijk oordeel over de redelijkheid van deze bepaling wordt gegeven, voor rekening en risico van [eiseres] als werkgever te komen. Deze bepaling wordt daarom in haar nadeel uitgelegd, waarbij is meegewogen dat het de werkgever is geweest die deze bepaling eenzijdig heeft opgesteld. Dit leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] gehouden is om in zijn geval de kosten van de door hem genoten rijlessen aan [eiseres] terug te betalen en dat [eiseres] die kosten dus ten onrechte met zijn laatste salarisbetaling heeft verrekend.
De gevorderde kosten voor de aanschaf van een privé laptop en slot worden afgewezen
3.7.
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat zij tijdens het dienstverband van [gedaagde] een privé laptop voor hem heeft aangeschaft en dat hij die nog niet volledig heeft afbetaald.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] nog een restantbedrag aan haar verschuldigd en maakt dit daarom onderdeel uit van de hier voorliggende vordering. [gedaagde] heeft betwist dat hij dit bedrag aan [eiseres] verschuldigd is. Volgens hem is de aangeschafte privé laptop al volledig (met tijdens zijn dienstverband verkregen ‘coins’) afbetaald.
3.8.
Het is aan [eiseres] om haar stelling, in het geval van een gemotiveerde betwisting, te onderbouwen. Daar is zij niet in geslaagd. Ondanks dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende heeft gemotiveerd dat zij voor [gedaagde] een laptop voor privégebruik heeft aangeschaft, heeft zij geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] daarvoor nog enig restbedrag verschuldigd is. Zij heeft niet betwist dat deze laptop, zoals [gedaagde] stelt, betaald zou worden met tijdens het dienstverband verkregen coins, maar heeft verzuimd om de daarop betrekking hebbende regeling/afspraak en een overzicht van de daarop gedane coinbetalingen te verstrekken. Het is wel aan haar om dat te doen. Dit leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] gehouden is om (een deel van) de kosten van de aanschaf van de privé laptop aan [eiseres] terug te betalen. [eiseres] heeft die kosten dus ten onrechte met de laatste salarisbetaling van [gedaagde] verrekend.
3.9.
Verder is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de kosten voor de aanschaf van een nieuw kantoorslot aan [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] de kantoorsleutels na zijn ontslag niet heeft ingeleverd en dat zij daarom genoodzaakt was om het kantoorslot te vervangen. [gedaagde] heeft dit betwist. [gedaagde] stelt de sleutels wel degelijk bij [eiseres] te hebben ingeleverd. Wat hier ook van zij, [eiseres] heeft op de mondelinge behandeling erkend dat zij [gedaagde] niet in gebreke heeft gesteld wat betreft de inlevering van de sleutels. Daarom is (vooralsnog) geen sprake van verzuim en is [gedaagde] deze kosten niet aan [eiseres] verschuldigd. [eiseres] heeft dus ook deze kosten ten onrechte met de laatste salarisbetaling van [gedaagde] verrekend.
De gevorderde lunchkosten worden toegewezen
3.10.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat hij de door [eiseres] gevorderde lunchkosten (€ 6,00) verschuldigd is en dat [eiseres] dit ook met zijn laatste salarisbetaling mocht verrekenen. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Nu deze kosten bij de eindafrekening al zijn ingehouden, is er geen grond voor toewijzing van de wettelijke rente.
in reconventie
De vordering in reconventie zal grotendeels worden toegewezen
3.11.
[gedaagde] heeft in reconventie betaling gevorderd van niet-genoten vakantiedagen (€ 762,56 bruto), vakantiegeld (€ 1.559,76 bruto) en ten onrechte als onbetaald verlof aangemerkte uren tijdens ziekte (€ 304,06 bruto). [eiseres] zou deze bedragen namelijk ten onrechte bij zijn laatste salarisbetaling hebben ingehouden. Daarnaast heeft [gedaagde] ook verzocht om de verstrekking van een correcte eindafrekening en loonstrook en heeft hij aanspraak gemaakt op rente, wettelijke verhoging en kosten. De kantonrechter zal deze vorderingen grotendeels toewijzen.
3.12.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] aangegeven dat voor de beoordeling in reconventie moet worden uitgegaan van de loonstrook van mei 2024, omdat de eindafrekening in die maand door [eiseres] is verricht. Omdat [gedaagde] dat niet heeft weersproken en haar vordering ook op die loonstrook lijkt te hebben gebaseerd, zal de kantonrechter bij haar beoordeling van die loonstrook uitgaan.
3.13.
Uit de loonstrook volgt dat [eiseres] de door [gedaagde] in reconventie gevorderde bedragen heeft ingehouden op zijn laatste salarisbetaling. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat zij dit mocht doen, omdat [gedaagde] meermaals onbetaald verlof heeft genoten en hij een negatief verlofsaldo had. Het vakantiegeld is volgens [eiseres] echter wel aan [gedaagde] uitbetaald, maar dat is vanwege verrekening met de in conventie naar voren gebrachte verschuldigde bedragen niet daadwerkelijk aan hem uitgekeerd.
3.14.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de loonstrook en de toelichting van [eiseres] niet volgt op welke specifieke dagen [gedaagde] onbetaald verlof heeft genoten, welke tot de inhouding op zijn laatste salarisbetaling heeft geleid en ook mocht leiden. Voor zover dit is veroorzaakt door het aanmerken van dagen na een ziekmelding als onbetaalde verlofdagen, merkt de kantonrechter op dat het niet aan de werkgever is om te beoordelen dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Ook overigens is niet duidelijk waaruit volgt dat [gedaagde] teveel verlofdagen zou hebben opgenomen, waardoor hij een negatief verlofsaldo had. Hiervan zijn door [eiseres] geen concrete gegevens overgelegd, wat, gelet op de betwisting van [gedaagde] , wel op haar weg had gelegen. Dat het vakantiegeld feitelijk niet aan [gedaagde] is uitbetaald, staat verder ook vast. Dat heeft [eiseres] ook erkend. De daarvoor aangevoerde verrekening mocht (behoudens de € 6,00 voor de lunchkosten) echter niet plaatsvinden, omdat die verrekening zag op de in conventie naar voren gebrachte bedragen en die grotendeels niet door [gedaagde] waren verschuldigd. Het vakantiegeld had dan ook feitelijk aan [gedaagde] uitgekeerd moeten worden.
3.15.
Gelet op het voorgaande, had [gedaagde] op grond van artikel 7:628, dan wel artikel 7:629, van het BW recht op uitbetaling van zijn volledige loon. Dat betekent dat de door hem gevorderde bedragen in reconventie zullen worden toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot verstrekking van een correcte eindafrekening en loonstrook.
De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over het achterstallig loon zal worden toegewezen vanaf een redelijke datum vanaf eindafrekening, namelijk 1 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De wettelijke verhoging over het achterstallig loon wordt gematigd
3.17.
Omdat [eiseres] te laat is met de laatste salarisbetaling, is [eiseres] op grond van artikel 7:625 BW in beginsel een (maximale) wettelijke verhoging van 50% verschuldigd. De kantonrechter ziet echter aanleiding om dit percentage te matigen tot 20%, omdat het gaat om een eindafrekening en [gedaagde] daarover ook niet direct aan de bel heeft getrokken.
in conventie en reconventie
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.18.
[eiseres] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiseres] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
510,00
3.19.
De proceskosten worden in reconventie, vanwege de verwevenheid van de vordering met de beoordeling in conventie, op nihil vastgesteld.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.20.
De kantonrechter zal het vonnis in conventie en reconventie uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6,00;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
4.5.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 762,56 bruto aan niet-genoten vakantiedagen;
4.6.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.559,76 bruto aan vakantiegeld;
4.7.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 304,06 bruto aan ten onrechte als onbetaald verlof aangemerkte uren tijdens ziekte;
4.8.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke verhoging van 20% ingevolge artikel 7:625 BW over de bedragen in dit vonnis vermeld onder 4.5 tot en met 4.7;
4.9.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de bedragen vermeld onder 4.5 tot en met 4.7, met ingang van 1 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.10.
stelt de proceskosten in reconventie vast op nihil;
4.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
LHJ/63796