Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, eiseres, en twee gedaagden die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde betaling van een bedrag dat voortvloeide uit een kinderopvangovereenkomst, waarbij de gedaagde partij de overeenkomst had opgezegd en was gestopt met betalen. De kantonrechter verleende verstek tegen de gedaagde partij omdat deze niet tijdig had gereageerd op de dagvaarding.
De kern van de zaak draait om de naleving van informatieplichten en de inhoud van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de kinderopvangovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de essentiële informatieplichten, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, zijn nageleefd. De rechter concludeerde dat de informatieplichten zijn nageleefd en dat de opzegtermijn van een maand, zoals opgenomen in de algemene voorwaarden, geoorloofd is. De eiseres heeft recht op betaling voor de maand waarin de overeenkomst is opgezegd, maar niet op de gevorderde incassokosten, die als onredelijk bezwarend zijn beoordeeld.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 860,66 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van € 607,47. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft ook het meer of anders gevorderde afgewezen.