ECLI:NL:RBMNE:2025:4879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
UTR 25/297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen toekenning individuele inkomenstoeslag

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar uit [woonplaats], bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van de RDWI, die hun aanvraag voor individuele inkomenstoeslag had goedgekeurd. Het primaire besluit, genomen op 28 oktober 2024, kende hen een bedrag van € 745,- toe. Echter, in het bestreden besluit van 18 december 2024 verklaarde verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er volgens hen geen procesbelang was; de aanvraag was immers volledig ingewilligd. Eisers stelden dat de draagkrachtberekening onjuist was en dat dit hen benadeelde in hun recht op aanvullende bijstand. De rechtbank heeft op 15 september 2025 geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank concludeerde dat eisers geen procesbelang hadden, omdat de individuele inkomenstoeslag al was toegekend en er geen draagkrachtberekening van toepassing was. De rechtbank benadrukte dat een louter principieel belang niet voldoende is voor procesbelang. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen schending was van de beginselen van behoorlijk bestuur, ondanks de financiële en medische problemen van eisers. De uitspraak werd gedaan door mr. P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier mr. S. van den Broek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/297

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

en

het dagelijks bestuur van de RDWI, verweerder

(gemachtigde: A. Hoekerd).

Inleiding

1. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor individuele inkomenstoeslag. Verweerder heeft met het besluit van 28 oktober 2024 (het primaire besluit) individuele inkomenstoeslag voor gehuwden toegekend tot een bedrag van € 745,-. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
2. Verweerder heeft het bezwaar met het besluit van 18 december 2024 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard, in de kern omdat volgens verweerder volledig tegemoetgekomen is aan de aanvraag van eisers. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eisers hebben zich vooraf afgemeld.

Inhoud bestreden besluit (in essentie)

4. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder hebben eisers geen belang bij de behandeling van het bezwaar, omdat volledig tegemoet gekomen is. Zij hebben individuele inkomenstoeslag voor gehuwden gevraagd en deze is ook toegekend met het primaire besluit. Het argument dat de draagkracht per 3 mei 2024 opnieuw vastgesteld had moeten worden, omdat eisers per die datum zijn gaan samenwonen, gaat in dit geval niet op omdat bij individuele inkomenstoeslag geen draagkracht van toepassing is. Dat eisers het niet eens zijn met de gang van zaken en uit principe het niet eens zijn met besluiten van verweerder maakt ook niet dat zij voldoende belang bij de bezwaarprocedure hebben. Voor zover eisers een (aanvullende) algemene bijstandsuitkering willen ontvangen geldt dat hiervoor een aparte aanvraag moet worden ingediend en dat dit niet met de bezwaarprocedure verwezenlijkt kan worden.

Beroepsgronden (in essentie)

5. Eisers benadrukken dat zij het eens zijn met de toegekende individuele inkomenstoeslag voor een bedrag van € 745,-. Zij zijn het echter niet eens met de draagkrachtberekening. Volgens eisers is het belang van de procedure erin gelegen dat door een onjuiste draagkrachtberekening het recht op aanvullende bijstand en bijzondere bijstand is ontnomen.
6. Verweerder heeft volgens eisers een verkeerde datum aangehouden voor de aanvang van de draagkrachtperiode, dit moet zijn 3 mei 2024 in plaats van 1 oktober 2024. Eisers zijn namelijk per 3 mei 2024 gaan samenwonen. Dit is van belang omdat het voor de draagkrachtvaststelling per deze datum gaat om het gezamenlijke inkomen en vermogen. Er is sprake van fiscaalpartnerschap en een gezamenlijke huishouding in de zin van de Participatiewet (Pw) waar verweerder rekening mee moet houden. Daarnaast is ook de berekening zelf volgens eisers onjuist, hier gaan zij uitgebreid op in.
7. Verder stellen eisers dat diverse beginselen van algemeen bestuur door verweerder zijn geschonden (zorgvuldigheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, gelijkheidsbeginsel) en dat ten onrechte geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Daarnaast benoemen eisers dat zij door de handelswijze van verweerder financiële problemen hebben en in relatie hiermee psychische- en fysieke klachten.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat de omvang van het geding wordt gevormd door de inhoud van het bestreden besluit en de beroepsgronden (argumenten) voor zover deze betrekking hebben op een onderwerp waar met het bestreden besluit op is beslist. Daarnaast zijn er enkele ambtshalve te beoordelen onderwerpen, zoals de ontvankelijkheid van het beroep.
9. Dit is van belang omdat eisers ook beroepsgronden hebben aangevoerd over onderwerpen waar met het bestreden besluit niet over is beslist en die hier niet aan ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank zal niet ingaan op de beroepsgronden die buiten de omvang van het geding vallen. Deze zijn vanwege de grote hoeveelheid ingediende stukken ook niet weergegeven bij onderdeel 5,6 en 7 van deze uitspraak. Daarnaast zal in deze uitspraak niet worden ingegaan op wat eisers naar voren brengen over de communicatie met verweerder. Hiervoor is eventueel bemiddeling of een (informeel) gesprek helpend, maar niet een (strikt) juridische benadering.
Kon verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren vanwege de gestelde afwezigheid van procesbelang?
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [1]
11. De rechtbank overweegt dat verweerder met het primaire besluit volledig tegemoet gekomen is aan de aanvraag van eisers om individuele inkomenstoeslag voor gehuwden tot een bedrag van € 745,-. Eisers benoemen in de beroepsgronden ook dat zij zich hier niet tegen richten met het ingestelde beroep. Ook hebben eisers in het kader van deze procedure bij de rechtbank geen schade gesteld of onderbouwd, nog los van het feit dat op voorhand onaannemelijk is dat eisers strikt door deze begunstigende beslissing schade hebben geleden. Eisers stellen echter dat een inhoudelijke beoordeling wel van belang is voor de toekomst. Volgens hen is de draagkrachtperiode en draagkrachtberekening onjuist en werkt dit in nadelig opzicht door voor andere/ latere aanvragen van (bijzondere) bijstand. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter verduidelijkt dat bij de individuele inkomenstoeslag geen draagkrachtberekening van toepassing is. De individuele inkomenstoeslag is een vastgesteld bedrag dat als aan de voorwaarde wordt voldaan één keer per jaar kan worden toegekend. Eisers hebben de maximale individuele inkomenstoeslag ontvangen voor hun gezinsvorm (gehuwden). Het jaar waar dit betrekking op heeft is niet gerelateerd aan een draagkrachtberekening/ draagkrachtperiode, maar staat enkel in relatie tot de eerdere toekenningsperiode (hier sluit het aangehouden jaar op aan). De rechtbank volgt daarom niet dat sprake kan zijn van een eventueel toekomstig nadeel in verband met het nu ter beoordeling voorliggende bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur
12. De rechtbank overweegt dat eisers niet zijn benadeeld door het nu ter beoordeling voorliggende bestreden besluit. Sterker nog, er is volledig tegemoet gekomen aan de aanvraag. Om deze reden is geen sprake van onevenredige gevolgen voor eisers en wordt ook niet gevolgd dat zij hierdoor in hun belangen zouden zijn geschaad of dat deze onvoldoende zijn gewogen. Verder blijkt ook niet dat eisers ongelijk behandeld zijn ten opzichte van mensen in een vergelijkbare situatie (gelijke gevallen). Verweerder heeft in het bestreden besluit helder verwoord waarom specifiek met betrekking tot de bezwaarprocedure (waar het in deze zaak om ging) geen procesbelang is aangenomen. Om deze reden is geen sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel of het motiveringsbeginsel. De beroepsgronden slagen niet.
Gestelde financiële problemen en medische klachten
13. De rechtbank overweegt verder dat het betreurenswaardig is dat eisers kampen met financiële problemen en medische klachten. Het is echter niet duidelijk geworden in hoeverre er een relatie is met de in deze procedure voorliggende besluitvorming. Het gaat immers om een begunstigend besluit en eisers zijn volledig tegemoetgekomen in hun aanvraag. De beroepsgrond slaagt niet.
Het aantal ingediende processtukken
14. Eisers hebben bij het beroepschrift en de beroepsgronden een groot aantal bijlagen gevoegd die betrekking hebben op andere procedures bij de rechtbank en andere instanties. De rechtbank gaat ervan uit dat deze ter illustratie van verschillende beroepsgronden zijn bijgevoegd en benadrukt dat als eisers deze stukken in andere procedure willen indienen, zij dit op de geëigende weg in het kader van die specifieke procedure dienen te doen. Ook wijst de rechtbank erop dat het indienen van een zeer groot aantal processtukken dat geen (directe of duidelijke) relatie heeft tot de procedure waar het om gaat de beoordeling van het geschil onnodig compliceert. Dit geldt ook voor het veelvuldig indienen van dezelfde processtukken. De rechtbank hecht eraan dit in de uitspraak te noemen, omdat eisers niet op de zitting zijn gekomen en zich in deze zaak niet hebben laten bijstaan door een gemachtigde.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Verder zijn proceskosten niet aan de orde, omdat eisers zich in deze procedure niet hebben laten bijstaan door een gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Raad van 23 februari 2022 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2022:675 r.o. 6.