ECLI:NL:RBMNE:2025:4762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
16/204682-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet na verkeersongeval met ernstige letsels

Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 april 2024 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Leusbroekerweg in Leusden. De verdachte, bestuurder van een bedrijfswagen, heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen, wat resulteerde in een botsing met twee wielrenners. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat hij niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen tijdens een inhaalmanoeuvre. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben door de aanrijding ernstig letsel opgelopen, waaronder niet-aangeboren hersenletsel en andere verwondingen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op hem.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/204682-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
hierna genoemd: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich op de zitting laten bijstaan door mr. J.J.J. Zwaan, advocaat te Utrecht.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] was eveneens op de zitting aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.K. Lanning-Stein, en van wat door de verdachte en zijn advocaat en door de benadeelde partij naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat de verdachte
primair:
op 6 april 2024 op de Leusbroekerweg in Leusden als bestuurder van een bedrijfswagen een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen, door roekeloos of in elk geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend:
- meermalen gedurende een langere periode zeer kort achter zijn voorganger te rijden en
- meermalen van rechts naar links te sturen en
- vervolgens een inhaalmanoeuvre te maken en daarbij over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer te rijden, op het moment dat twee tegemoetkomende fietsers dicht waren genaderd,
waardoor een botsing is ontstaan tussen zijn bedrijfswagen en de fietsers.
subsidiair:
op dezelfde dag en plaats en door dezelfde handelingen gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft integrale vrijspraak bepleit, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft zich aan alle verkeersregels gehouden en heeft de fietsers die hem tegemoetkwamen eenvoudigweg niet gezien. Dit betekent dat de verdachte niet anders had kunnen en moeten handelen dan hij heeft gedaan, waardoor vrijspraak voor zowel overtreding van artikel 6 WVW als overtreding van artikel 5 WVW dient te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De gebruikte bewijsmiddelen
Voor de overzichtelijkheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
3.3.2
De bewijsoverwegingen
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
Aan de verdachte is primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring hiervan moet in dit geval worden bewezen dat de verdachte schuld heeft gehad aan een verkeersongeval, waardoor een ander (ernstig) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvoor is nodig dat kan worden vastgesteld dat dit verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat de verdachte zich als verkeersdeelnemer op zijn minst aanmerkelijk onvoorzichtig of aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen. Hiervan is sprake, wanneer de handelingen van de verdachte die tot het ongeval hebben geleid, tekortschoten ten opzichte van de handelingen die van een gemiddelde verkeersdeelnemer in een vergelijkbare verkeerssituatie mogen worden verwacht. [1]
Inleiding
Op basis van het dossier en van wat op de zitting is besproken stelt de rechtbank het volgende vast.
Op zaterdag 4 april 2024 rond 14.30 uur reed de verdachte met zijn bedrijfswagen op de Leusbroekerweg, buiten de bebouwde kom van Leusden. De Leusbroekerweg is een zogenaamde erftoegangsweg zonder rijbaanscheiding, met een breedte van 5,7 meter, waarop langs de randen (fiets)suggestiestroken van ongeveer 1,25 meter breed zijn aangebracht. Het was mooi, helder voorjaarsweer en op de Leusbroekerweg was het in beide richtingen druk met auto’s en fietsers, die geregeld naast elkaar fietsten.
De verdachte reed in zijn bedrijfswagen vóór de personenauto van getuige [getuige 1] en achter de personenauto van getuige [getuige 2] , waarin ook getuige [getuige 3] zat. Volgens deze getuigen vertoonde de verdachte op het traject direct voorafgaand aan de Leusbroekerweg ongeduldig rijgedrag. Zo reed de verdachte hinderlijk dicht op zijn voorganger, gaf hij door gas te geven duidelijk aan dat hij op wilde schieten en deed hij vergeefse pogingen om zijn voorganger in te halen.
Op enig moment haalde getuige [getuige 2] , die vóór de bedrijfswagen van de verdachte reed, op de Leusbroekerweg twee fietsers in, die naast elkaar op de fietsstrook fietsten. Toen de verdachte, in zijn bedrijfswagen, kort daarna deze fietsers eveneens inhaalde, kwam hij in botsing met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , twee wielrenners die met aanzienlijke snelheid uit tegengestelde richting aan kwamen rijden. Als gevolg van deze botsing hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ernstig letsel opgelopen.
De verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van de aanloop naar het ongeval kan herinneren. Zijn herinnering aan die dag eindigt vóór het oprijden van de Leusbroekerweg en begint weer bij de klap die hij hoorde toen hij in botsing kwam met de fietsers.
De gedragingen van de verdachte en de kwalificatie daarvan
Op basis van getuigenverklaringen staat vast dat de verdachte op de Leusbroekerweg een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt, waarbij zijn bedrijfswagen op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen. Dit is een bijzondere manoeuvre waarbij de verdachte, op grond van artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorrang aan alle andere weggebruikers had moeten geven. Dat heeft de verdachte niet gedaan, waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verkeersgedrag van de verdachte hierbij tekort geschoten ten opzichte van het verkeersgedrag dat van een gemiddelde verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. De Leusbroekerweg is een smalle weg, waarop alleen veilig kan worden ingehaald wanneer eventuele tegenliggers zich nog op zodanige afstand bevinden, dat de inhalende auto op tijd weer kan invoegen op de eigen weghelft. Van een gemiddelde verkeersdeelnemer mag in deze situatie worden verwacht dat hij, voordat hij de inhaalmanoeuvre uitvoert, zich ervan vergewist dat eventuele tegenliggers zich inderdaad nog op zodanige veilige afstand bevinden. Dit geldt nog meer wanneer hij weet dat het op de betreffende smalle weg druk is in beide richtingen met auto’s en kwetsbare verkeersdeelnemers als fietsers, die ook nog eens geregeld naast elkaar rijden, zoals in dit geval.
De verdachte heeft dit nagelaten. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daardoor ongewild, maar verwijtbaar, een vermijdbare ernstige fout heeft gemaakt en zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen. De rechtbank ziet in het rijgedrag van de verdachte kort voor het ongeluk bevestiging voor dit oordeel. De verdachte gedroeg zich ongeduldig en is, naar alle waarschijnlijkheid, daardoor te snel overgegaan tot de noodlottige inhaalmanoeuvre. Maar de rechtbank vindt niet bewezen dat het kort achter zijn voorganger rijden en het van links naar rechts sturen gedragingen waren van de verdachte die hebben geleid tot het ongeval en spreekt hem daarom in zoverre vrij.
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van de verdachte niet is te kwalificeren als roekeloos of zeer onvoorzichtig rijgedrag, en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Het letsel van de slachtoffers
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van het door de verdachte veroorzaakte ongeval ernstig letsel opgelopen (hersenletsel, breuk van een nekwervel, ernstig handletsel, afgescheurd oor, breuk linker arm, klaplong, diverse ribbreuken en een sleutelbeenbreuk). Gelet op de noodzaak tot medisch ingrijpen en de lange duur voor het herstel (mogelijk vindt zelfs geen volledig herstel plaats) is hier sprake van zwaar lichamelijk letsel. Ook [slachtoffer 1] heeft door het ongeval letsel opgelopen (hersenschudding, twee gebroken vingerkootjes, scheurtje in een ruggenwervel en een afgebroken kies). Ook dit letsel was ernstig en medisch ingrijpen was noodzakelijk. Maar in verband met het volledige herstel wat relatief snel heeft plaatsgevonden oordeelt de rechtbank dat dit letsel juridisch niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Wel is [slachtoffer 1] door het letsel enige tijd gehinderd in de uitoefening van de normale bezigheden.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat hij zich als verkeersdeelnemer aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en daardoor een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor twee personen (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 6 april 2024 te Leusden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee komende uit de richting Hamersveldseweg, rijdende over de Leusbroekerweg in de richting van de Arnhemseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig
een inhaalmanoeuvre te maken en daarbij over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer te rijden op het moment dat twee tegemoetkomende fietsers dicht waren genaderd,
waardoor een botsing is ontstaan tussen hem en de voornoemde fietsers,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten niet
aangeboren hersenletsel, een breuk in een nekwervel, ernstig handletsel, een afgescheurd oor en diverse breuken werd toegebracht, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten hoofd- en hersenletsel en diverse breuken, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.KWALIFICATIE EN STRAFBAARHEID

KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid feit en de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.OPLEGGING VAN STRAF

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij de straftoemeting de volgende punten in strafmatigende zin te betrekken.
De eventuele schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet bevindt zich aan de ondergrens van wat strafbaar is. De verdachte heeft een blanco strafblad en heeft tijdens het onderzoek alle medewerking verleend aan het politieonderzoek. De verdachte gaat ernstig gebukt onder de gevolgen van het ongeval en trekt zich het lot van de slachtoffers zeer aan. Hij stond ook van het begin af aan open voor een herstelgesprek met de slachtoffers. De verzekeraar van de werkgever van de verdachte heeft aansprakelijkheid erkend en de financiële schade van de slachtoffers is naar behoren afgewikkeld.
De advocaat heeft verder verzocht om bij een bewezenverklaring in ieder geval geen onvoorwaardelijk rijverbod op te leggen aan de verdachte, omdat hij voor zijn werk als schilder in zijn bedrijfsauto moet kunnen rijden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag. Als direct gevolg hiervan is hij in botsing gekomen met twee wielrenners, die daardoor (ernstig) letsel hebben opgelopen. Bij één slachtoffer is sprake van blijvend ernstig letsel, te weten niet-aangeboren hersenletsel en een geamputeerde wijsvinger. De verdachte zal verder moeten leven met de gedachte dat hij, onbedoeld en ongewild, schuld heeft aan het toebrengen van dit letsel aan de slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Door de reclassering is op 17 december 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hieruit blijkt dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Hij werkt al achttien jaar als schilder bij zijn huidige werkgever, beschikt over een koopwoning, is niet bekend binnen de hulpverlening en maakt deel uit van een positief sociaal netwerk. De reclassering schat het risico op recidive als laag in en adviseert daarom om bij een veroordeling van de verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat het ongeval veel impact op hem heeft gehad en dat hij nog iedere dag met het ongeval bezig is. Hoewel hij zich niets kan herinneren van de aanloop naar het ongeval, denkt hij nu twee keer na, op het overdrevene af, als hij fietsers gaat inhalen. De verdachte werkt nog steeds als schilder. Wanneer hem een taakstraf zou worden opgelegd, kan hij deze uitvoeren, daar kan hij met zijn werkgever afspraken over maken. De verdachte zou een rijontzegging een zware straf vinden, want dat zou hem in zijn werk ernstig belemmeren. Hij zal dan moeten fietsen of een collega moeten vragen hem te brengen naar zijn werklocatie.
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten). Het LOVS-oriëntatiepunt voor aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval, waardoor bij een ander zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt, indiceert een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank neemt dit oriëntatiepunt als uitgangspunt.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte op de schaal van onvoorzichtigheid binnen de categorie ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ aan de onderkant zit. Duidelijk is ook dat de verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers. De rechtbank ziet hierin reden om in strafmatigende zin af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank ziet als strafverzwarend dat door het ongeval dat door de verdachte is veroorzaakt niet slechts aan één, maar aan twee medeweggebruikers (ernstig) lichamelijk letsel is toegebracht.
De rechtbank vindt, alles overwegende, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een passende straf.

7.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straffen
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, dit wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;
  • bepaalt dat van de ontzegging
  • stelt daarbij een
  • als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Boonzaaijer, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Leusden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee komende uit de richting Hamersveldweg, rijdende over de Leusderbroekerweg in de richting van de Arnhemseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
- meermalen, althans eenmaal en/of gedurende een langere periode (zeer) kort achter zijn voorganger te rijden en/of
- meermalen, althans eenmaal van rechts naar links te sturen en/of
- ( vervolgens) een inhaalmanoeuvre te maken en daarbij over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer te rijden op het moment dat twee tegemoetkomende fietsers dicht waren genaderd,
waardoor een botsing is ontstaan tussen hem en de voornoemde fietsers,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten niet aangeboren hersenletsel en/of een breuk in een nekwervel en/of ernstig handletsel en/of een afgescheurd oor en/of diverse breuken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofd- en hersenletsel en/of diverse breuken, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Leusden als bestuurder van een voertuig (te weten een bedrijfsauto van het merk/type; Renault Trafic), daarmee komende uit de richting Hamersveldweg, rijdende over de Leusderbroekerweg in de richting van de Arnhemseweg,
- meermalen, althans eenmaal en/of gedurende een langere periode (zeer) kort achter zijn voorganger heeft gereden en/of
- meermalen, althans eenmaal van rechts naar links heeft gestuurd en/of
- ( vervolgens) een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt en daarbij over de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer heeft gereden op het moment dat twee tegemoetkomende fietsers dicht waren genaderd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
Bijlage II: de bewijsmiddelen [2]
De politie Midden-Nederland heeft onder meer het volgende geschreven in een proces-verbaal:Op zaterdag 6 april 2024 kreeg ik het verzoek met spoed te gaan naar de Leusbroekerweg te Leusden voor een aanrijding waarbij een auto en twee fietsers zijn betrokken.
Eenmaal ter plaatse gekomen zag ik dat er een manspersoon op de weg lag en dat er verderop nog een persoon lag wat later een vrouwelijk slachtoffer bleek te zijn.
Hierop ben ik naar de bestuurder van de auto gelopen die volgens omstanders de fietsers had aangereden. Ik hoorde dat de man zich voorstelde als [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij in de zwarte bestelbus reed en zag dat hij in de richting van een bestelbus wees welke is voorzien van het kenteken [kenteken] , merk Renault, type Trafic en van de kleur zwart. [3] Naam: [verdachte] , geboren op [1990] te [geboorteplaats] .
Middels een zoek slag in onze politiesystemen konden wij het adres en familiegegevens achterhalen van het mannelijk slachtoffer en dat het hier ging om: [slachtoffer 2] . [4]
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was samen met [slachtoffer 2] aan het wielrennen. Ik kan me nog goed herinneren dat we de bocht namen.
Het eerstvolgende wat ik me weer echt herinner is dat ik in het ziekenhuis lag.
Getuige [getuige 4] heeft onder meer het volgende verklaard:Ik was samen met mijn man aan het fietsen, we kwamen van de Hamersveldseweg. We zijn vervolgens rechtsaf gegaan de Leusbroekerweg op. Daar reden we naast elkaar.
Ik zag dat er twee fietsers ons tegemoet kwamen rijden. Dit waren wielrenners, ze hadden een helm en op reden naast elkaar.
Ik weet dat we werden ingehaald door een zwart bestelbusje. We werden aan de linkerzijde ingehaald. Toen het busje naast mij reed dacht ik nog: “kan dit wel”. Ik zag namelijk de fietsers aankomen. Ik hoorde bijna tegelijk een klap. De klap hoorde ik links voor mij, voor de bus. De bus had ons net ingehaald, hij was ons voorbij. De bus reed niet rechts, hij reed op de linkerhelft van de weg. [5]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
We reden over de Klepelhoek en we wilden vervolgens rechtsaf de Hamersveldseweg oprijden. Ik zag dat er van links een klein wit voertuig aan kwam rijden. Achter deze witte auto reed een bestelbus, een Renault Trafic.
Aan het einde ben ik rechtsaf de Leusbroekerweg opgereden in de richting Woudenberg. [6] Daar zijn twee fietspaden aan beide kanten. Het was aan beide kanten heel druk. Het was heel mooi weer die dag, overal fietsers en een scootmobiel. [7]
Tegemoetkomend had ik eerst een scootmobiel en dan een tijd niets. Ik weet dat de fietsers welke aan mijn kant fietsten allemaal met twee naast elkaar reden.
Toen de scootmobiel mij gepasseerd was heb ik een eerste groep fietsers ingehaald. Ik ben na deze fietsers weer naar rechts gegaan, voor mij reed geen andere auto. Ik wilde vervolgens nog een groepje fietsers inhalen, ik keek of het kon en paste, ik zag in de verte een groepje fietsers aankomen. Ik zag dat ik veilig de fietsers voor mij kon inhalen en heb dit ook gedaan. Ik was naar mijn rechterzijde aan het manoeuvreren toen ik ineens een klap hoorde. Ik keek in mijn spiegel, ik zag dat de Renault op mij af kwam rollen. [8]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Heeft u het ongeval zien gebeuren?
A: Ja, ik reed achter het betreffende busje. Ik was die dag bij de Karwei in Leusden geweest. Toen ik daar weg reed kwam ik op de Hamersveldseweg achter een schildersbusje te rijden. Het was een donkerkleurige Opel of Renault.
Uiteindelijk gingen we rechtsaf de Leusbroekerweg op. [9] Op de Leusbroekerweg was het vrij druk met fietsers en auto’s. Ik zag dat de voorste auto, we reden met drie, voor mij reed de bestelbus en daarvoor een luxe auto, twee fietsers ging inhalen. Ik zag dat de bestelbus vóór mij ook deze fietsers inhaalde. Ik zag dat de bestelbus voor mij verder dan nodig naar links ging, het leek wel of hij de auto voor hem ook wilde inhalen. Ineens zag ik twee fietsen vliegen en twee mensen in de naastgelegen sloot belanden. [10]
In een proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer schrijft de politie onder meer:
Op zaterdag 6 april 2024 omstreeks 14:33 uur, had op de Leusbroekerweg, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Leusden in de gemeente Leusden een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsauto en twee wielrenners. [11]
Betrokken voertuigen:
Voertuig 1: bedrijfsvoertuig, Renault, kenteken [kenteken] [12]
Voertuig 2: fiets 1, Apex, blauw [13]
Voertuig 3: fiets 2, Apex, paars. [14]
Wij zagen dat de Leusbroekerweg bestond uit één rijbaan. Op de rijbaan waren aan weerszijden suggestiestroken aangebracht door middel van onderbroken witte lijnen. Wij zagen dat de Leusbroekerweg een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom betrof. De suggestiestrook was op de plaats van het verkeersongeval gemiddeld tussen de 1.20 en 1.25 meter breed. [15]
Een fietser gebruikt gemiddeld een breedte van 1,2 meter.
De rijbaanbreedte op de plaats van het verkeersongeval betrof 5,7 meter en de voertuigbreedte van de bedrijfsauto 2,3 meter. [16]
Op basis van het onderzoek op de plaats van het verkeersongeval en het voertuigonderzoek, kon door ons het volgende gerelateerd worden:
De bedrijfsauto reed op de Leusbroekerweg in de richting van de Arnhemseweg. Uit tactisch onderzoek bleek dat de bedrijfsauto twee fietsers inhaalde en daardoor aan de linkerzijde van de rijbaan kwam. Op basis van de rijbaanbreedte en de aanwezige ruimte om fietsers in te halen als deze naast elkaar fietsen kunnen wij stellen dat, wanneer er één fietser tegemoet komt, er niet genoeg vrije ruimte over was op de rijbaan.
Er kon worden aangeduid dat de paarse fiets in contact is gekomen met de linker voorzijde van de autobumper en de kentekenplaat. Zeer waarschijnlijk heeft de bestuurder van de blauwe fiets de bedrijfsauto geschampt en daarbij de linkerbuitenspiegel en A-stijl geraakt. Beide wielrenners raken als gevolg van de botsing zwaargewond.
Uit het voertuigonderzoek is gebleken dat de bestuurder van de bedrijfsauto heeft kunnen remmen en sturen voorafgaand en ten tijde van de botsing. Daarnaast hebben wij geen indicatie voor dat het zicht op enige wijze was belemmerd voor de bestuurder van de bedrijfsauto waardoor hij de wielrenners niet heeft kunnen zien. [17]
Verdachte heeft op 18 augustus 2025 ter zitting onder meer het volgende verklaard:
Het was mooi weer die dag. Ik ben redelijk veel fietsers tegengekomen, het is daar druk gebied, er komen altijd veel fietsers. Ik rijd elke dag op die weg.
M.b.t. het letsel van slachtoffer [slachtoffer 2]
De politie Midden-Nederland heeft onder meer het volgende geschreven in een proces-verbaal:
Ik heb de broer van betrokkene [slachtoffer 2] benaderd met de vraag voor een nadere letselomschrijving. Deze verwees mij door naar de letselschadespecialist, te weten
[letselschadespecialist] van [letselschadebureau] .
De letselschadespecialist vertelde dat betrokkene [slachtoffer 2] het volgende letsel heeft opgelopen:
- niet aangeboren hersenletsel
- breuk nekwervel
- ernstig handletsel (amputatie vinger en peesletsel)
- oor afgescheurd, operatief weer aangezet
- breuk linker arm
- klaplong
- diverse ribbreuken
- sleutelbeenbreuk.
Er zal in principe sprake zijn van blijvend letsel n.a.v. niet-aangeboren hersenletsel. [18]
M.b.t. het letsel van slachtoffer [slachtoffer 1]
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op 20 april 2024 onder meer het volgende verklaard:
V: U bent op zaterdag 6 april 2024 betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Leusbroekerweg te Leusden, hoe gaat het met u?
A: Goed, ik had de eerste week veel last van de hersenschudding en andere lichamelijke klachten. Als er veel gezegd wordt heb ik momenteel moeite om mijn concentratie te behouden.
V: Wat is de aard van uw letsel?
A: Ik heb een hersenschudding, ik heb in mijn linker hand twee vingerkootjes gebroken. Ik heb één operatie aan mijn hand gehad, daar zitten nu pinnen in. Ik heb een scheurtje in mijn ruggenwervel (L5). Ik had ook nog slootwater binnengekregen. Er is een kies afgebroken.
V: Wat is het uitzicht op- en de duur van uw herstel?
A: Ik ga volledig herstellen. [19]
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op 26 mei 2025 onder meer het volgende verklaard:
V: Hoe gaat het met u?
A: Goed, ik ben volledig hersteld en genezen van de hersenschudding die ik had. [20]

Voetnoten

1.Zie ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.1.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 juni 2024 met nummer PL0900-2024107362, doorgenummerd pagina 1 tot en met 133, opgemaakt door de politie, eenheid Midden-Nederland. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 48.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 49.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 110.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 99.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 26 mei 2025, apart genummerd, pag. 2.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 99.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 90.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 91.
11.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 16.
12.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 20.
13.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 21.
14.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 22.
15.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 23.
16.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 41.
17.Proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeer, pag. 43.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2024, apart genummerd, pag. 1.
19.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pag. 86.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 26 mei 2025, apart genummerd, pag. 2.