ECLI:NL:RBMNE:2025:471

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
UTR 25/830, 25/863, 25/875, 25/877 en 25/878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen lasten onder bestuursdwang voor bewoning van units in strijd met omgevingsplan

Op 17 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, huurders van units in een jachthaven, een voorlopige voorziening vroegen tegen lasten onder bestuursdwang die hen waren opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De bestreden besluiten, genomen op 18 oktober 2024, verplichtten de huurders om de bewoning van de units te staken, omdat deze in strijd met het omgevingsplan werden gebruikt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bestreden besluiten niet evident onrechtmatig waren en dat de belangen van het college zwaarder wogen dan die van de huurders. De voorzieningenrechter weegt mee dat de huurders op de hoogte waren van de overtreding en dat zij voldoende tijd hadden om alternatieve woonruimte te vinden. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, wat betekent dat de verzegeling van de units in stand blijft totdat het college op de bezwaren van de huurders en de jachthaven beslist. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van het omgevingsrecht en de verantwoordelijkheden van de huurders en de jachthaven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/830, UTR 25/863, UTR 25/875, UTR 25/877 en UTR 25/878

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2025 in de zaken tussen

1.
[verzoeker 1], gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[verzoeker 2], uit [woonplaats 1] ,
3.
[verzoeker 3], uit [woonplaats 1] ,
4.
[verzoeker 4], uit [woonplaats 1] ,
5.
[verzoeker 5], uit [woonplaats 1] ,
gezamenlijk verzoekers
(gemachtigden: mr. R.N. van der Velde en mr. W.J. Bosma),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats 1] ,verweerder

(gemachtigde: S.J.M. Paffen).
Partijen worden hierna aangeduid als: ‘de Jachthaven’, ‘de huurders’ en ‘het college’.

Inleiding

1.1.
De Jachthaven verhuurt aan de volgende personen de volgende units:
- [unit 1] in [woonplaats 1] : [verzoeker 2] ,
- [unit 2] in [woonplaats 1] : [verzoeker 3] ,
- [unit 3] in [woonplaats 1] : [verzoeker 4] ,
- [unit 4] in [woonplaats 1] : [verzoeker 5] .
1.2.
Met vier afzonderlijke besluiten van 18 oktober 2024 (de bestreden besluiten) heeft het college de huurders gelast om uiterlijk op 2 februari 2025 de bewoning van de kantoorunits [unit 1] , [unit 2] , [unit 3] en [unit 4] in het gebouw aan [adres] in [woonplaats 3] te staken en gestaakt te houden. Als zij dit niet zouden doen, dan zou het college op
3 februari 2025 bestuursdwang toepassen door de bewoning onmogelijk te maken.
1.3.
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening te treffen totdat het college heeft besloten op hun bezwaarschriften tegen de aan hen opgelegde lasten onder bestuursdwang.
Voorgeschiedenis en eerder handhavingstraject tegen de Jachthaven
1.4.
Aan dit besluit is de volgende voorgeschiedenis vooraf gegaan. Het perceel [adres] in [woonplaats 1] ligt voor het grootste gedeelte in de gemeente [woonplaats 1] en voor een klein gedeelte in de gemeente [vestigingsplaats] . De Jachthaven heeft in 2016 verzocht om de bestemmingsplannen voor het perceel te wijzigen. In 2018 zijn de bestemmingsplannen ‘ [bestemmingsplan 1] (gedeeltelijk) [woonplaats 1] ’ en ‘ [bestemmingsplan 2] (gedeeltelijk) [vestigingsplaats] ’ vastgesteld. In deze bestemmingsplannen heeft het perceel de bestemming ‘Recreatie’ met de aanduidingen ‘jachthaven’ en ‘bedrijfswoning’ gekregen. Volgens de Jachthaven heeft de vaststelling van de bestemmingsplannen door een fout van de gemeente [woonplaats 1] bij de intekening van de bouwvlakken vertraging opgelopen, waardoor zij schade heeft geleden. Bij de civiele rechter loopt over deze gestelde schade een procedure tussen de Jachthaven en de gemeente [woonplaats 1] . In 2019 heeft het college aan de Jachthaven een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een botenloods met bedrijfswoning en bedrijfsunits (verder: de units). De bouw van de botenloods met bedrijfswoning en units was in april 2020 klaar. Vanwege de covid 19 pandemie kreeg de Jachthaven de units niet als bedrijfsunit verhuurd. Daarop heeft de Jachthaven de keuze gemaakt om de units te verhuren als woning.
1.5.
In 2022 heeft het college aan de Jachthaven een last onder dwangsom opgelegd, onder andere vanwege het in strijd met het bestemmingsplan (laten) bewonen van de units. Het college heeft de huurders met een brief van 20 oktober 2022 over dit handhavingstraject tegen de Jachthaven geïnformeerd. Het beroep van de Jachthaven tegen deze last onder dwangsom is met de uitspraak van 28 maart 2024 door deze rechtbank ongegrond verklaard. [1] Het hoger beroep dat de Jachthaven bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen deze uitspraak loopt nog.
1.6.
In 2023 heeft het college de aanvraag van de Jachthaven voor een omgevingsvergunning om het wonen in de units te legaliseren afgewezen.
Dit handhavingstraject tegen de huurders
1.7.
Met de brief van 26 juni 2024 heeft het college de huurders meegedeeld dat zij de units in strijd met het omgevingsplan [2] gebruiken als woning. Deze brief is gevolgd door een brief van het college aan de huurders van 30 augustus 2024 dat hij voornemens is een last onder bestuursdwang op te leggen. En vervolgens heeft het college de bestreden besluiten genomen. Tegen deze besluiten hebben de Jachthaven en de huurders bezwaar gemaakt. Op 27 januari 2025 was de hoorzitting in de bezwaarprocedure. Het college heeft op de zitting van de voorzieningenrechter verteld dat de beslissingen op bezwaar ongeveer half maart 2025 worden verwacht.
1.8.
Een paar dagen voor het verlopen van de begunstigingstermijn op 2 februari 2025 hebben de Jachthaven en de huurders een verzoek om een ordemaatregel en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter. Met een brief van
30 januari 2025 heeft een voorzieningenrechter van deze rechtbank aan verzoekers meegedeeld dat zij geen ordemaatregel treft. Daarop heeft het college na het verstrijken van de begunstigingstermijn bestuursdwang toegepast. Inmiddels zijn alle vier de units verzegeld en van andere sloten voorzien.
1.9.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- namens de Jachthaven: [A] en [B] ,
- de huurders [verzoeker 2] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] ,
- allemaal bijgestaan door de gemachtigde mr. R.N. van der Velde, en
- de gemachtigde van het college, vergezeld door [C] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter zal de verzoeken afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Rechtmatigheid van de lasten onder bestuursdwang
3. Tijdens de zitting heeft het college het besluit van 12 februari 2025 overgelegd. Met dit besluit heeft hij de in mandaat genomen bestreden besluiten bekrachtigd. Daarop hebben verzoekers hun grond in het verzoekschrift dat de bestreden besluiten onbevoegd genomen zouden zijn ingetrokken.
4. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn pas ingediend op het moment dat de bezwaarfase bijna is afgerond. De hoorzitting in bezwaar is al geweest en de commissie bezwaarschriften zal naar verwachting op korte termijn – binnen twee weken –
advies aan het college uitbrengen. Daarna zal het college binnen twee weken een beslissing op de bezwaren nemen. Het is aan het college om de lasten onder bestuursdwang integraal te heroverwegen.
5. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich – zeker in deze fase van de bezwaarprocedure – niet voor een diepgaander onderzoek naar de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter beoordeelt daarom alleen of er, zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht te doen, zeer ernstig moet worden betwijfeld of de lasten onder bestuursdwang in stand zullen blijven. Daarvan is geen sprake. Het besluit is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet evident onrechtmatig. Daarbij weegt mee dat tussen partijen niet in geschil is, en de voorzieningenrechter stelt ook vast, dat sprake was van een overtreding. De huurders woonden namelijk in strijd met het omgevingsplan in de units.
Wegen van de belangen door de voorzieningenrechter
6. De Jachthaven heeft belang bij het kunnen verhuren van de units, zodat zij haar contractuele verplichtingen kan nakomen.
7. De huurders hebben belang bij het schorsen van de bestreden besluiten, zodat zij de units bij de aankomende winterse temperaturen weer kunnen gebruiken als woning. Huurder [verzoeker 3] heeft tijdelijk onderdak gevonden bij haar partner. Huurder [verzoeker 2] slaapt nu in zijn auto. Huurder [verzoeker 4] slaapt in een caravan op het terrein van de Jachthaven zonder sanitaire voorzieningen en waarvan het college inmiddels al heeft gezegd dat deze verwijderd moet worden. Omdat hij via zijn werkgever oproepbaar is door Rijkswaterstaat voor onder andere gladheidsbestrijding, moet hij tijdens deze dagen met temperaturen onder 0o C in deze buurt verblijven. Huurder [verzoeker 5] verblijft in het tuinhuis van de zoon van de eigenaar van de Jachthaven. Hij is vanwege revalidatie na ziekte en re-integratieverplichtingen aan huis gebonden en werkt vanuit huis. Alle huurders hebben aangevoerd dat het vanwege de woningnood in Nederland voor hen vrijwel onmogelijk is om andere woonruimte te vinden.
8. Tegen over deze belangen van de huurders en de Jachthaven staat het algemeen belang dat met handhaving is gediend als ergens wordt gewoond waar niet gewoond mag worden. Het college vindt ook dat er een veiligheidsbelang speelt, omdat de units niet voldoen aan de brandveiligheidseisen voor woningen.
9. De voorzieningenrechter heeft goed gehoord dat de omstandigheden waarin de huurders zich op dit moment bevinden zwaar voor hen zijn. Toch weegt zij die belangen om de volgende redenen minder zwaar dan het belang dat het college heeft bij het niet schorsen van de lasten onder bestuursdwang tot hij op de bezwaren van de Jachthaven en de huurders heeft beslist. Zoals in de inleiding staat vermeld, loopt het handhavingstraject tegen het in strijd met het omgevingsplan wonen in de units al meerdere jaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt het voor rekening en risico van de Jachthaven dat zij de units in strijd met het bestemmingsplan, inmiddels omgevingsplan, en de aan haar verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van de botenloods met bedrijfswoning en units is gaan verhuren als woningen. Dit is alleen toegestaan als het college daarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit strijdig gebruik heeft verleend. De Jachthaven beschikt niet over zo’n omgevingsvergunning, maar is de units willens en wetens gaan verhuren voor wonen.
10. Alle huurders waren in ieder geval nadat zij bestreden besluiten hadden ontvangen in oktober 2024 bekend met het feit dat zij in een ruimte woonden waar niet gewoond mag worden en dat zij deze bewoning uiterlijk 2 februari 2025, dus binnen 3,5 maand, moesten staken. Zelfs als de eerdere brieven uit 2022, van 26 juni 2024 en 30 augustus 2024 van het college daarover hen niet zouden hebben bereikt, hadden zij dus nog enkele maanden om op zoek te gaan naar vervangende woonruimte. Op de zitting hebben de huurders toegelicht dat zij op de woorden van de Jachthaven hebben vertrouwd ‘dat het wel goed zou komen’. Pas rondom de hoorzitting in bezwaar is tot hun doorgedrongen dat het college weldegelijk bestuursdwang zou gaan toepassen. Pas toen hebben zij actie ondernomen om vervangende woonruimte te zoeken. Daarvoor hadden zij toen nog maar enkele dagen de tijd. De voorzieningenrechter ziet in dat het gelet op de algemene woningnood in Nederland op zo’n korte termijn erg lastig is om andere woonruimte te vinden. Maar dat de huurders zo lang hebben gewacht om actie te ondernemen, komt wel voor hun eigen risico en niet voor rekening en risico van het college. De voorzieningenrechter kan bovendien alleen een voorziening treffen tot op de bezwaren is beslist. Gelet op de fase waarin de bezwaarfase zich bevindt, is dit nog maar voor ongeveer een maand. Dat is een heel korte tijd. Zij acht het niet onmogelijk dat tot die tijd in tijdelijke woonruimte, bijvoorbeeld bij familie/bekenden of in een recreatieverblijf met sanitaire voorzieningen, kan worden voorzien.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat de verzegeling van de units in ieder geval in stand blijft tot het college op de bezwaren van de Jachthaven en de huurders tegen de lasten onder bestuursdwang heeft beslist. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Sinds 1 januari 2024 de nieuwe naam voor bestemmingsplannen.