Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes. Eiseres had beroep aangetekend tegen twee aan haar opgelegde lasten onder dwangsom voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een deel van haar pand en een last om de woningen in overeenstemming te brengen met de brandveiligheidseisen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de lasten terecht zijn opgelegd en in stand blijven. Eiseres had geen gronden ingediend tegen de invorderingsbeschikkingen, waardoor deze ook in stand blijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden bij overtredingen van het bestemmingsplan. Eiseres had aangevoerd dat de vertraging in de bouw te wijten was aan een fout van het college, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen bijzondere reden was om van handhaving af te zien. Eiseres had ook geen aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, wat noodzakelijk is voor het bestaan van concreet zicht op legalisatie. De rechtbank benadrukte dat de handhaving niet onevenredig was in verhouding tot de doelen die ermee gediend worden.
De rechtbank concludeerde dat de lasten onder dwangsom terecht zijn opgelegd en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.