ECLI:NL:RBMNE:2025:4387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
16/207127-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meermalen seksueel misbruik van zijn dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel misbruiken van zijn dochters. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het seksueel misbruik van zijn dochter, [slachtoffer 1], die ten tijde van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank legt een gevangenisstraf van vier jaar op. De verdachte werd vrijgesproken van het misbruik van zijn andere dochter, [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van de dochters, die belastende getuigenissen aflegden. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van deze verklaringen beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende steunbewijs was voor het misbruik van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft ook de emotionele impact van het misbruik op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zijn daden ontkend en is niet verschenen op de zitting, wat de rechtbank als een verergerende omstandigheid heeft meegewogen. De rechtbank heeft daarnaast een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaar, ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/207127-24 (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres:
[adres 1] , [postcode] in [plaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 5 juni 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de officier van justitie: mr. E. Wiersma;
  • de advocaat van de verdachte: mr. T.S. van der Horst;
  • de benadeelde partijen: [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) met hun pleegouders;
  • de gemachtigde (voogd) van de benadeelde partijen: [gemachtigde] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
in de periode van 6 november 2015 tot 29 maart 2019 in Nieuwegein met [slachtoffer 2] , die toen nog geen 12 jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
in de periode van 6 november 2015 tot 30 september 2021 in Nieuwegein met [slachtoffer 1] , die toen nog geen 12 jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.BEWIJS EN DE BEWEZENVERKLARING

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dat wat als feit 1 en als feit 2 op de beschuldiging staat.
De verdachte moet volgens de officier van justitie gedeeltelijk vrijgesproken worden van het tweede gedachtestreepje onder feit 1 (‘het brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] ’), omdat daar onvoldoende bewijs voor is.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna besproken onder 3.3.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van allebei de feiten die op de beschuldiging staan, omdat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
De standpunten van de advocaat worden – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna besproken onder 3.3.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat zowel [slachtoffer 2] (feit 1) als [slachtoffer 1] (feit 2) belastende verklaringen hebben afgelegd tegen hun vader, de verdachte. Samengevat komt hun verklaring erop neer dat zij seksueel zijn misbruikt door de verdachte. [slachtoffer 2] zou twee keer zijn misbruikt en [slachtoffer 1] jarenlang.
De verdachte ontkent stellig dat hij op wat voor manier dan ook seksuele handelingen bij zijn dochters heeft verricht.
Dit betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met verklaringen die tegenover elkaar staan: de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegenover de ontkennende verklaringen van de verdachte.
Bewijs in zedenzaken
Als de verdachte in een zedenzaak ontkent, is het bewijs vaak beperkt. Er zijn vaak geen getuigen die het verhaal van de aangever of juist het verhaal van de verdachte kunnen bevestigen. In een zedenzaak doet zich namelijk vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de handelingen waarvan de verdachte wordt beschuldigd: het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader.
De verklaring van het slachtoffer staat dan in veel gevallen tegenover die van de verdachte, net als in deze zaak. In zo’n geval moet de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer beoordelen. In het algemeen geldt daarbij dat uitlatingen en verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid.
Daarnaast moet er gekeken worden of er ander bewijs in het dossier zit, dat de verklaring ondersteunt en wat niet afkomstig is van dezelfde persoon die de belastende verklaring heeft gegeven (steunbewijs). In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is namelijk bepaald dat het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet alleen kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (bijvoorbeeld het slachtoffer, een getuige of verdachte zelf). Ook niet als de rechtbank deze verklaring betrouwbaar zou vinden.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat niet is vereist dat de handelingen die op de beschuldiging staan als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende dat de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op bepaalde punten steun vindt in andere bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen moeten voldoende steun geven aan de verklaring van het slachtoffer. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Een verklaring ‘van horen zeggen’ (een ‘de auditu’-verklaring), voor zover de verklaring een weergave inhoudt van wat de getuige (of het slachtoffer) aan de betrokken andere getuige heeft verteld, levert onvoldoende steun op. Als een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer kan die waarneming wel voldoende steunbewijs opleveren. [1] Of er sprake is van voldoende steunbewijs, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden zijn dus of de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en of die verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Er is onvoldoende steunbewijs voor het misbruik van [slachtoffer 2] (vrijspraak feit 1)
De rechtbank oordeelt dat feit 1 van de beschuldiging niet kan worden bewezen omdat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 2] en zal de verdachte van dit feit vrijspreken. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Volgens de officier van justitie kan steunbewijs gevonden worden in de emoties die de pleegmoeder heeft waargenomen bij [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zou stil zijn geworden en tranen hebben gekregen toen zij hoorde dat haar broertje tegen haar pleegvader had verteld dat zijn vader (de verdachte) ‘vieze dingen had gedaan met [slachtoffer 1] ’. Pas de volgende dag verklaarde [slachtoffer 2] dat zij zelf ook door de verdachte is misbruikt.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan een eigen waarneming van emoties bij een slachtoffer door een getuige (voldoende) steunbewijs opleveren. Er moet alleen wel kunnen worden vastgesteld dat er een verband is tussen de emoties en het feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd.
De rechtbank stelt vast dat de emoties bij [slachtoffer 2] volgens de verklaring van pleegmoeder kwamen nadat zij geconfronteerd werd met wat haar broertje gezegd zou hebben tegen zijn pleegvader over ‘vieze dingen’ die de verdachte bij [slachtoffer 1] zou hebben gedaan. Het ging op dat moment dus niet om het misbruik van [slachtoffer 2] zelf. Bovendien is het niet onaannemelijk dat ook de situatie van [slachtoffer 1] emoties kan oproepen bij [slachtoffer 2] . Het is voor de rechtbank daarom onvoldoende duidelijk of de waargenomen emoties bij [slachtoffer 2] betrekking hadden op haar eigen misbruik (feit 1) of op het misbruik van [slachtoffer 1] . De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de waargenomen emoties in verband staan met de beschuldiging van feit 1 waardoor deze waarneming niet als steunbewijs kan dienen.
Het dossier bevat ook geen ander steunbewijs, behalve verklaringen van anderen over wat [slachtoffer 2] tegen hen zou hebben verteld en deze verklaringen kunnen niet als steunbewijs dienen.
Dit betekent dat de verklaring van [slachtoffer 2] op zichzelf is blijven staan. Er is onvoldoende wettig bewijs waaruit blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 van de beschuldiging. De rechtbank zal de verdachte dan ook hiervan vrijspreken. De rechtbank benadrukt dat deze beslissing niet inhoudt dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar vindt. Haar verklaring vindt alleen op specifieke punten onvoldoende steun in ander bewijs.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank legt hieronder uit waarom.
[slachtoffer 1] heeft eerst in grote lijnen haar verhaal aan haar pleegouders verteld, daarna aan haar voogd en ten slotte heeft zij haar verklaring tegenover de politie in de studio uitgebreid herhaald. [slachtoffer 1] heeft in de kern consistent verklaard over wat haar is overkomen en wat zij bij de politie heeft verteld komt in grote lijnen overeen met wat zij volgens de pleegouders en de voogd al op een eerder moment heeft verteld.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] op een groot aantal punten gedetailleerd weten te verklaren over het misbruik, zoals handelingen, locaties, haar gevoelens daarbij en ook over de periode waarbinnen het misbruik zou hebben plaatsgevonden, wat aannemelijk maakt dat zij spreekt over eigen ervaringen.
[slachtoffer 1] verklaart expliciet over de sperma van de verdachte die op de grond terechtkwam of op haar rug. Tijdens het studioverhoor doet [slachtoffer 1] ook voor hoe de verdachte zou hebben gestaan en zijn been op een bepaalde manier omhoog hield toen zij misbruikt werd op de wc. Daarnaast had [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor een bepaald taalgebruik en gebruik van woorden waar een kind van haar leeftijd - zij was ten tijde van het verhoor 10 jaar - normaal gesproken (nog) geen kennis van zou hebben.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 1] daarom authentiek en betrouwbaar.
Het enkele feit dat [slachtoffer 1] tegen haar pleegouders of voogd op sommige punten niet (volledig) of wisselend heeft verklaard in vergelijking met haar verklaring bij de politie, is onvoldoende om haar verklaring als geheel onbetrouwbaar te achten. In de kern verklaart ze namelijk nog steeds consistent over de handelingen die de verdachte bij haar zou hebben gedaan.
De rechtbank vindt daarnaast de eventuele wisselingen of onvolledigheden in de verklaringen ook verklaarbaar. Niet alleen vanwege haar jonge leeftijd en de tijd die sindsdien verstreken zou zijn, maar ook gelet op de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan. [slachtoffer 1] werd onverwachts door haar pleegouders geconfronteerd met het feit dat haar broertje zou hebben verteld aan haar pleegouders over het misbruik, waarbij [slachtoffer 1] zelfs uit haar bed werd gehaald toen zij geconfronteerd werd met de onthulling. Gelet op deze onverwachtse confrontatie en het feit dat dit voor haar een geheim was waar zij al jaren mee rondliep, is het niet onbegrijpelijk dat zij niet meteen volledig en gedetailleerd alles wilde of kon vertellen.
Dat [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor, zoals de advocaat van de verdachte heeft aangevoerd, ook niet altijd meer precies wist wat er was gebeurd en op sommige punten wisselend heeft verklaard, doet hier ook niet aan af. Haar jonge leeftijd, het tijdsverloop, de lange periode waarbinnen het misbruik zou hebben plaatsgevonden en de frequentie/stelselmatigheid van het misbruik, dragen bij aan de mogelijkheid dat de herinneringen van [slachtoffer 1] op sommige punten niet volledig of gedetailleerd zijn. In grote lijnen verklaart [slachtoffer 1] wel steeds hetzelfde en dat maakt dat de rechtbank haar verklaring betrouwbaar vindt. De betrouwbaarheid blijkt ook uit het steunbewijs, wat de rechtbank hierna zal bespreken.
Tot slot merkt de rechtbank op dat er geen contra-indicaties zijn gebleken voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . De advocaat van de verdachte heeft gewezen op de contra-indicatie dat [slachtoffer 1] blij was en weer bij de verdachte wilde wonen toen hij uit detentie kwam. Dat [slachtoffer 1] positief was over de terugkomst van de verdachte en dat zij heeft gezegd dat zij weer bij hem wilde wonen legt onvoldoende gewicht in de schaal, mede gelet op haar latere verklaring bij de politie. Op het moment van terugkeer van de verdachte was het (vermeende) misbruik nog niet aan het licht gekomen dus deze (positieve) uitlatingen kunnen ook in dat kader te plaatsen zijn.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] , zoals afgelegd tijdens het studioverhoor, betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank gaat daarom ook uit van de volledige inhoud van haar verklaring. Het verweer van de advocaat wordt verworpen.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de belastende verklaring, zoals afgelegd door [slachtoffer 1] , voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Er is voldoende steunbewijs voor het misbruik van [slachtoffer 1] (bewezenverklaring feit 2)
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
Allereerst ziet de rechtbank steun in de verklaring van de pleegvader van [slachtoffer 1] , afgelegd tijdens het informatieve gesprek zeden. De verklaring van de pleegvader is niet uitsluitend gebaseerd op informatie die hij van [slachtoffer 1] zelf heeft gekregen (
de-auditu), maar hij verklaart ook over wat hij zelf bij haar heeft waargenomen. De pleegvader verklaart dat hij [slachtoffer 1] uit bed had gehaald en dat haar werd verteld dat haar broertje had gesproken over dat [slachtoffer 1] bij de verdachte op schoot zou hebben gezeten, waarbij bepaalde bewegingen zouden zijn gemaakt. Naar aanleiding hiervan zou [slachtoffer 1] dicht zijn geklapt en in huilen zijn uitgebarsten.
De rechtbank ziet in het waarnemen van deze emoties voldoende steunbewijs, omdat deze emoties een direct gevolg zijn van de confrontatie van [slachtoffer 1] met het misbruik van haar door de verdachte.
De rechtbank ziet daarnaast steun in de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft specifiek verklaard dat zij in de woning in [plaats] heeft gezien dat [slachtoffer 1] op schoot bij de verdachte zat en dat hij seksuele bewegingen maakte, terwijl [slachtoffer 1] op het geslachtsdeel van de verdachte zat. [slachtoffer 2] verklaart bovendien dat zij de verdachte hoorde kreunen tijdens dit voorval.
Daarnaast heeft zij verklaard dat zij op een bepaald moment heeft gezien hoe [slachtoffer 1] , tegen haar wil, door de verdachte naar een slaapkamer werd gebracht, waarna de deur dicht ging en zij kreunende geluiden hoorde. Deze elementen worden bevestigd in het studioverhoor van [slachtoffer 1] , waarin zij aangeeft dat zij bij de verdachte op schoot moest zitten en naar een slaapkamer werd meegenomen.
Tot slot merkt de rechtbank op dat er geen contra-indicaties zijn gebleken voor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit zoals omschreven onder feit 2.
3.3.2
De bewijsmiddelen voor feit 2 [2]
Een proces-verbaal van aangifte door de voogd van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , voor zover daarin staat:
[gemachtigde] deed aangifte namens [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012. Namens [slachtoffer 1] doe ik aangifte van seksueel misbruik gepleegd door haar vader [verdachte] . Ik ben de voogd en daarom gemachtigd tot het doen van aangifte. [3]
Een proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1] , voor zover daarin staat:
V: Nou kom je iets vertellen over iemand anders hè?
A: Over mijn vader.
V: En hoe heet jouw vader?
A: [verdachte] .
V: vertel maar wat je hier komt vertellen over je vader.
A: Om het netjes te houden, seksuele aanrakingen. De eerste keer toen hij dat deed, was ik nog echt klein, ik ging nog niet naar school. Het was in mijn oude huis. Ik was op de bank aan het zitten en opeens trok mijn vader mij mee naar de badkamer. Hij zette mij op de wasmachine en toen begon ie zijn kleren uit te trekken en mijn kleren uit te trekken. En hij begon opeens mij te pakken en uh probeerde mij uh..
O: [slachtoffer 1] spelt:
A: Te N E U K E N. Maar nou weet ik niet of het in mijn kont of in mijn K U T was. Dat weet ik niet, maar het is niet alleen één keer gebeurd. Bij mij deed ie het elke keer, elke keer, elke keer en dat ging door tot hij naar de gevangenis ging(de rechtbank begrijpt: september 2021). [4]
Ik weet niet of toen hij mij probeerde te N E U K E N of hij mij sloeg of niet. Ik weet een keer had ik kleren een beetje onder het bed geschoven. In de avond zag mijn vader dat en hij werd boos, trok mij aan haren en ging naar boven. En ik moest dan liggen op bed, maar deze keer deed het echt veel pijn tot hij het deed want hij sloeg mij toen wel want hij was boos.
Hij gebruikte glijmiddel.
Hij kwam klaar op de grond.
Ik heb nog twee dingen dat ik nog wil zeggen. Het was nieuwjaar, 2017 ofzo. Ik moest met hem naar huis. Dus hij nam mij mee en hij heeft mij toen ge
... ( [slachtoffer 1] maakt het woord niet af)
V: N E U K T ?? (verhoorder spelt het woord) [5]
A: Ja, dat heeft hij dus gedaan. hij heeft me niet alleen van achteren gepakt maar ook van voor zeg maar, dat ik hem moest P I J P E N.
Hij deed het niet alleen op bed, maar ook op de bank, in de wc denk ik, twee keer, drie keer was het gebeurd, in de wc, en boven heeft ie het gedaan.
V: Dat was in het oude huis?
A: Ja
O: En toen zei jij iets over [adres 2] .
A: Neeeee, dat is eigenlijk waar ik nu hoor te wonen. ik weet het niet meer, het was echt [adres 1] . [6]
O: Je weet een keer te vertellen over de opbergruimte. Je moes alle kleren opbouwen, maar dat had je niet allemaal gedaan, jij had het een en ander onder het bed geschoven. En jou vader zag dat op een gegeven moment.
A: Ja.
O: En toen trok hij jou aan je haren naar boven en op het bed sloeg hij jou
A: En toen ging die mij N E U K E N. Dat deed gewoon pijn. [7]
O: Je bent geëindigd met, hij deed het niet alleen in bed, het was ook op de bank, het was twee of drie keer in de wc en ook boven.
V: Dit laatste wat je mij vertelde, waar heb je het dan over? Over het neuken, over het slaan of over iets anders?
A: Over het N E U K E N en over het P I J P E N. [8]
V: Kan je mij van de twee of drie keer dat het in de wc gebeurd is, mij daar eentje van vertellen?
A: Ja, ik weet niet meer, we waren tv aan het kijken enne hij had opeens wat en hij zei 'kom je gaat naar de wc met mij' en ik dacht 'niet weer hè'. Ik was dus bang. Maar hij pakte mij elke keer, hij probeerde mij te pakken en dat wilde die op de matras doen meestal dus dan uh probeerde hij, dan wilde hij het gewoon doen bij mij, hij pakte mij, hij wilde mij altijd pakken maar dan ging ik zo doen, want ik was bang. Of ik ging achter de bank, want ik was altijd bang van hem.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Uuhhmm, er gebeurde, hij stond zeg maar met zijn been zo en met één been op de grond.
O: [slachtoffer 1] doet in gebaren voor dat één been van haar vader hoog in de lucht stak.
A: En ik stond zo, zo.
V: Jij zegt, hij heeft ook wel glijmiddel gebruikt; waar had hij dat glijmiddel?
A: Hij deed dat in het nieuwe huis. We hadden kasten, met een onderkant en dan had je een klein plankje en een bovenkant en daar deed ie het, in zijn kast. [9]
V: Als hij dit gebruikte, hoe ging dat dan precies?
A: Hij deed dat op zijn geslachtsdeel en probeerde dat in mij te stoppen. Of hij deed het ook in mijn kont of zo, weet ik veel. Geen idee, hij smeerde het.
V: En als jou dan goed begrijp gebruikte hij dat zowel voor je K U T als voor je kont?
A: Ja. [10]
V: En dat sperma, is dat ook wel eens bij jou gekomen?
A: Ja, ik herinner mij wel dat het een keer op mij was gekomen. Op mijn rug.
V: Kan je mij van de twee of drie keer dat het in de wc gebeurd is, mij daar eentje van vertellen?
A: Ja, ik weet niet meer, we waren tv aan het kijken enne hij had opeens wat en hij zei 'kom je gaat naar de wc met mij'. Ik was dus bang.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Uuhhmm, er gebeurde, hij stond zeg maar met zijn been zo en met één been op de grond.
O: [slachtoffer 1] doet in gebaren voor dat één been van haar vader hoog in de lucht stak.
A: En ik stond zo, zo.
V: Kan je het voordoen?
A: Nou, ik weet niet meer hoe ik stond, maar ik stond, hij ook, en hij probeerde mij toen te
N E U K E N. ik denk dat ie wel leunde wat hij stond wel tegen de muur met zijn been.
V: Maar hoe kan hij dan jou N E U K E N?
A: Omdat zijn ding, zeg maar in mij was, soort van. [11] In m’n kont.
O: Hij wilde het ook vaak op het matras doen.
A: Ja, hij trok mij dan van de bank af naar hem toe en dan beet hij mij eerst, kneep ie me en dan uhhh, ja. Op het matras was het ook gebeurd. [12]
Een proces-verbaal van informatief gesprek zeden op 9 maart 2023, voor zover daarin staat:
Op 7 februari 2023 lag [slachtoffer 1] al boven in bed en werd naar beneden gehaald. Pleegvader gaf aan dat [A] verteld had van vieze dingen, dat [slachtoffer 1] bij haar vader op schoot zou hebben gezeten en er bepaalde bewegingen gemaakt waren; of [slachtoffer 1] daar iets over wilde zeggen. [slachtoffer 1] klapte dicht en barstte in huilen uit. [13]
Een verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover daarin staat:
0: Je vertelde in het begin over je zusje(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )
, dat je vader daar mee door ging.
V: Wat weet je daarvan?
A: Ik weet dat het in het nieuwe huis was, aan het [adres 1] . Hij raakte haar inappropriate. [14]
V: Deed je vader nog wel eens iets anders met [slachtoffer 1] ?A: Ja, ik weet nog dat hij op die matras was, hij lag in dezelfde positie en [slachtoffer 1] zat op hem, gekleed. Hij was ook gekleed en zij moest heen en weer gaan. Hij had haar een soort van vast en ging haar heen en weer doen.V: Wat deed hij dan precies?A: Hij hield haar vast bij haar heupen en bij zijn lul en dan ging hij naar voor en naar achteren.
V: En hoorde jij nog iets?
A: Gekreun, van hem. [15]
V: Wanneer was dit?A: Ik denk in 2020 of 2021.
Ik weet ook nog een keer dat mijn vader [slachtoffer 1] met tegenzin had meegesleept naar een slaapkamer. Ik hoorde haar schreeuwen en huilen en ik zag dat zij bang was. Ik zag dat mijn vader [slachtoffer 1] mee trok naar slaapkamer 1. De deur ging dicht. Ik hoorde mijn vader kreunen. [16]
Een proces-verbaal van inschrijfadressen van [slachtoffer 1] en de verdachte, voor zover daarin staat:
De periode waarin de kinderen [A] , [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] stonden in ingeschreven op het adres bij hun vader, [verdachte] .
Volgens gegevens uit de gemeentelijke basis administratie blijkt dat deze kinderen vanaf 29-03-2019 op de volgende adressen hebben gewoond:
29-03-2019: [adres 1] , [plaats]
19-08-2016: [adres 3] , [plaats]
Volgens GBA gegevens blijkt dat hun vader, verdachte [verdachte] , in die periode op dezelfde adressen stond ingeschreven.
6-11-2015: [adres 3] , [plaats]
De kinderen woonden bij hun oom en tante sinds vader gedetineerd raakte in september 2021. [17]
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 2op tijdstippen in de periode van 6 november 2015 tot 30 september 2021 in de gemeente Nieuwegein met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en mond van die [slachtoffer 1] .
Het overige wat in de beschuldiging staat kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet

4.KWALIFICATIE EN STRAFBAARHEID

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
feit 2
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
4.2
Strafbaarheid feitHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.DE STRAF

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest;
  • een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , voor de duur van drie jaar en waarbij vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen per overtreding, met een maximumduur van zes maanden en met als uitzondering als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf de wens hebben om contact met de verdachte te hebben, waarna dit met begeleiding en advies van een begeleidende instantie kan plaatsvinden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een bevel tot gevangenneming gevorderd.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert geen strafmaatverweer, omdat hij vrijspraak heeft gevraagd voor beide feiten.
De advocaat van de verdachte voert verder aan dat de officier van justitie bij haar eis alleen verwijst naar uitspraken van andere rechtbanken waarbij voor een soortgelijke beschuldiging hoge gevangenisstraffen zijn opgelegd, maar dat er net zo goed uitspraken te vinden zijn waarin voor soortgelijke beschuldigingen lagere straffen worden opgelegd. De door de officier van justitie genoemde uitspraken rechtvaardigen niet de eis.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van deze straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich voor een periode van ongeveer zes jaar schuldig gemaakt aan (het meest vergaande) seksueel misbruik van zijn eigen dochter, [slachtoffer 1] , die toen nog geen twaalf jaar oud was. Het misbruik gebeurde ook stelselmatig.
Het misbruik heeft voornamelijk plaatsgevonden in de woning waar [slachtoffer 1] woonde met haar vader. Juist in een woning, maar al helemaal bij je eigen vader, hoort een kind zich veilig en geborgen te voelen. Dit geldt nog meer nu uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] met haar broertje en zus bij de verdachte woonde omdat hun moeder ontbrak en niet (meer) in beeld was. Onder deze omstandigheden mag van een vader nog meer verwacht worden dat hij veiligheid biedt. De verdachte heeft echter [slachtoffer 1] , en hiermee ook haar zus en broertje, een veilige thuishaven ontnomen.
Door zijn kind seksueel te misbruiken heeft de verdachte niet alleen zijn vertrouwenspositie als vader/opvoeder misbruikt, maar heeft hij ook een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften. [slachtoffer 1] zal moeten leven met het feit dat haar eerste kennismaking met seksualiteit het misbruik door haar eigen vader is geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk misbruik de (seksuele) ontwikkeling van kinderen kan worden verstoord en kan zorgen voor grote en langdurige psychische schade bij de slachtoffers en hun naasten.
[slachtoffer 1] heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van haar spreekrecht en verteld wat dit feit met haar gedaan heeft. Zo heeft zij gezegd dat zij zich zowel van binnen als van buiten vies voelt door wat de verdachte haar heeft aangedaan. Het is tijdens de zitting ook duidelijk geworden dat dit alles indruk heeft gemaakt op de rest van haar (pleeg)gezin. Zo heeft [slachtoffer 2] tijdens haar spreekrechtverklaring verteld dat zij zich schuldig voelde, omdat zij zag wat de verdachte met haar zusje deed maar zij er niks tegen kon doen.
De verdachte is blijven volharden in zijn ontkennende houding en is ook niet naar de zitting gekomen. Hiermee heeft hij het slachtoffer, zijn eigen dochter, de erkenning van het leed dat haar is aangedaan onthouden en geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 6 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte vaker is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt het strafblad niet in het voordeel of nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 28 mei 2025. Door de ontkennende houding van de verdachte, heeft de reclassering geen zicht op mogelijke factoren die hebben bijgedragen aan het criminele gedrag van de verdachte. Tijdens het onderzoek zijn er geen problemen vastgesteld op leefgebieden, die zorgen voor (acute) risico’s op delictgedrag en interventies behoeven. De reclassering kan daarom ook geen passende uitspraken doen over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van toezicht en/of forensische interventies en ook kunnen zij het recidiverisico, de kans op herhaling, niet inschatten. De reclassering adviseert wel een contact- en locatieverbod op te leggen om de slachtoffers in deze zaak te beschermen.
Strafoplegging
Vanwege de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de verdachte het feit heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur.
Doordat de verdachte niet op de zitting is verschenen, heeft hij niet alleen geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, maar heeft de rechtbank ook maar een beperkt inzicht gekregen in zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om van de uitgangspunten in het voordeel van de verdachte af te wijken en/of de straf (deels) voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] en dit feit vindt de officier van justitie wel bewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend (artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering).
Een vrijheidsbeperkende maatregel (38v Sr)
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de zin van artikel 38v Sr. De rechtbank zal voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012;
met daarbij als uitzondering de situatie waarin [slachtoffer 1] zelf de wens heeft om contact te hebben met de verdachte, maar dan alleen onder de voorwaarde zoals door de officier van justitie is voorgesteld en zoals is opgenomen in het dictum.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaar. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximale totale duur van zes maanden.
Daarbij geldt dat toepassing van de vervangende hechtenis verdachte niet ontslaat van nakoming van deze maatregel.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Afwijzen bevel gevangenneming
Hoewel op basis van dit vonnis bewezen kan worden dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft begaan en aan de verdachte een gevangenisstraf van lange duur wordt opgelegd, ziet de rechtbank momenteel geen grond(en) voor het bevelen van de gevangenneming van de verdachte. De officier van justitie heeft dat verder ook niet onderbouwd.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte af, vanwege het ontbreken van gronden.

6.BESLAG

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de in beslag genomen telefoon van de verdachte aan hem mag worden teruggegeven.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft niets gezegd over het beslag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, dat de in beslag genomen telefoon (goednummer 3344320) aan de verdachte moet worden teruggegeven.

7.VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ

7.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben zich gesteld als benadeelde partij. Zij vorderen allebei een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade (smartengeld) voor het aan de verdachte onder 1 ( [slachtoffer 2] ) en 2 ( [slachtoffer 1] ) tenlastegelegde feit, vermeerderd met de wettelijke rente.
Verder hebben zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vorderingen van de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in zijn geheel moeten worden toegewezen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt de rechtbank om de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat vrijspraak is gevraagd voor beide feiten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 2] (feit 1)
De vordering van [slachtoffer 2] wordt niet-ontvankelijk verklaard
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als bewezen is dat de verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt, heeft gepleegd. Zoals in paragraaf 3.3 is overwogen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 1 van de beschuldiging. De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] daarom niet-ontvankelijk in haar vordering. Zij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
7.4.2.
De vordering van [slachtoffer 1] (feit 2)
De verdachte moet € 10.000,- immateriële schade betalen
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade als zij als gevolg van het strafbare feit in haar persoon is aangetast. Gelet op de ernst van het strafbare feit liggen de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde strafbare feit zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De verdachte heeft immers een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij.
De rechtbank vindt een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- redelijk, gelet op de onderbouwing van de vordering, wat behandeld is op de zitting en de bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegewezen. De rechtbank houdt met name rekening met de duur van het bewezenverklaarde strafbare handelen van de verdachte. De vordering, waarvan de hoogte door de advocaat van de verdachte niet is betwist, wordt dan ook in zijn geheel toegewezen.
Wettelijke rente
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag tot aan de dag dat het bedrag volledig is betaald. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat de schade op een andere manier is ontstaan dan geleidelijk tijdens de bewezenverklaarde periode, bepaalt de rechtbank als begindatum van de wettelijke rente het midden van die periode, dus 18 oktober 2018.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018 tot aan de dag dat het bedrag volledig is betaald. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken, tot op heden begroot op nihil.

8.TOEGEPASTE WETSARTIKELEN

De opgelegde straf is gebaseerd op de wetsartikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63 en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 1 van de beschuldiging heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 2 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 2 bewezenverklaarde;
oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier jaar;
38v-maatregel
  • legt aan de verdachte op de
  • beveelt dat de verdachte
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, geboren op [geboortedatum] 2002,
met als uitzondering de situatie waarin [slachtoffer 1] zelf de wens heeft om contact te hebben met de verdachte. Dit mag alleen op advies en onder begeleiding van een daartoe aangewezen instantie;
de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een zwarte telefoon (goednummer 3344320);
Benadeelde partijen
[slachtoffer 2] (feit 1)
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
[slachtoffer 1] (feit 2)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] tot immateriële schadevergoeding in zijn geheel toe tot een bedrag van € 10.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] ;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Afwijzen vordering gevangenneming
- wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. van den Brink, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging (beschuldiging)
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot 29 maart 2019 in de gemeente Nieuwegein, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven met zijn hand en/of vingers over de vagina en/of borsten en/of anus van die [slachtoffer 2] ;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot 30 september 2021 in de gemeente Nieuwegein, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer 1] ;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Zie onder meer: HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2023061494, doorgenummerd pagina 1 tot en met 103. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
3.Pagina 38.
4.Pagina 69.
5.Pagina 70.
6.Pagina 71.
7.Pagina 72.
8.Pagina 73.
9.Pagina 75.
10.Pagina 76.
11.Pagina 77.
12.Pagina 78.
13.Pagina 34.
14.Pagina 56.
15.Pagina 57.
16.Pagina 58.
17.Een aanvullend proces-verbaal, genummerd PL0900-2023061494-21 (losbladig).