ECLI:NL:RBMNE:2025:434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
587969 / HA RK 25-8
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C. Polat. Het verzoek was gericht tegen de rechters L.C. Michon, C.S.K. Fung Fen Chung en K. de Meulder, die betrokken waren bij de strafzaak van verzoeker. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de procesbeslissing van de rechtbank om het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten zonder toestemming van de gemachtigde raadsman, wat volgens verzoeker in strijd was met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard, met de overweging dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking, zelfs niet als de motivering onjuist of onbegrijpelijk is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en de procedure in de hoofdzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 587969 / HA RK 25-8
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken ter zitting van 30 januari 2025
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker),
advocaat: mr. C.C. Polat, in Breukelen.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft tijdens de zitting op 30 januari 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. L.C. Michon, C.S.K. Fung Fen Chung en K. de Meulder als behandelend rechters (verder te noemen: de rechters) van zijn strafzaak. Het verloop van die procedure blijkt uit het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 30 januari 2025 in de zaken met parketnummers 16/120591-21, 16/143444-23, 16/074856-21 (hierna: de hoofdzaken).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 30 januari 2025 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer.
Bij de zitting waren aanwezig:
  • mr. C.C. Polat;
  • mr. L.C. Michon;
  • mr. C.S.K. Fung Fen Chung;
  • mr. K. de Meulder.
1.3.
De wrakingskamer heeft na afloop van de mondelinge behandeling het onderzoek ter terechtzitting gesloten en de beslissing in het openbaar uitgesproken. Hierna volgt een schriftelijke uitwerking (conform artikel 6.2 van het Wrakingsprotocol) van die beslissing.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Tijdens de zitting van 30 januari 2025 heeft de officier van justitie een vordering tot wijziging van de tenlastelegging gedaan. De advocaat van verzoeker heeft hier bezwaar tegen gemaakt. De rechtbank heeft de vordering vervolgens toegewezen. De advocaat van verzoeker heeft vervolgens geen toestemming gegeven voor voortzetting van de behandeling van de hoofdzaken. Desondanks heeft de rechtbank beslist dat de behandeling van de hoofdzaken zal worden voortgezet. Deze beslissing is in strijd met jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:2966), waarin is bepaald dat bij de behandeling van een strafzaak op tegenspraak, het onderzoek alleen direct kan worden voortgezet als verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigd raadsman daartoe toestemming heeft gegeven. Het terzijde schuiven van dwingend recht en de spelregels waarmee het strafproces gevoerd wordt, is een dermate onbegrijpelijke beslissing dat daardoor de schijn van partijdigheid (en de objectieve vrees daarvoor) wordt gewekt.
2.2.
De rechters hebben niet berust in de wraking. Dit betekent dat zij het niet eens zijn met de wraking. In hun schriftelijke reactie en met de toelichting op zitting hebben de rechters dit uitgelegd. Het wrakingsverzoek ziet volgens de rechters op een rechterlijke (tussen)beslissing, die als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking. Ook uit de motivering van de beslissing blijkt geen vooringenomenheid. Bovendien is er, anders dan de advocaat van verzoeker heeft betoogd, geen sprake van dwingend recht. Artikel 314, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank het onderzoek zo nodig voor een bepaalde tijd schorst en dat met toestemming van de verdachte of de raadsman die op grond van artikel 279, eerste lid, tot de verdediging is toegelaten het onderzoek echter aanstonds of na een korte onderbreking worden voortgezet. De woorden “zo nodig” laten volgens de rechters ruimte voor de beslissing zoals genomen. Er is dan ook geen sprake van een onbegrijpelijke procesbeslissing.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 512 Sv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij/zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij/zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is. De reden hiervoor is dat het wrakingsverzoek ziet op een rechterlijke (tussen/proces)beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een dergelijke rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking, zelfs als de motivering ervan onjuist of onbegrijpelijk is. Wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel. Dit kan alleen anders zijn als de motivering van de (tussen)beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen) niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de motivering heeft gegeven. [1] Dat geval doet zich hier niet voor. Uit de motivering van de beslissing om de behandeling van de zaak direct voort te zetten blijkt namelijk objectief gezien geen vooringenomenheid van de rechters. Daarbij merkt de wrakingskamer nog op dat ook als de redenering van de advocaat van verzoeker zou kloppen, namelijk dat de rechters artikel 314 lid 2 Sv verkeerd hebben geïnterpreteerd en anders toepassen dan de Hoge Raad, dit nog steeds geen grond voor wraking oplevert. De advocaat kan deze grond wel in een hoger beroepsprocedure aanvoeren.
3.4.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure met parketnummers 16/120591-21, 16/143444-23, 16/074856-21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. D. Wachter en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt, dat is verzonden op 13 februari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.