In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2025, wordt het beroep van eisers beoordeeld dat is ingesteld na het niet beslissen op hun verzoek tot het nemen van een invorderingsbesluit. Dit verzoek was gedaan op 8 juni 2025, na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2024, waarin werd geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen een derde-partij vanwege een overtreding. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college niet tijdig heeft beslist op het verzoek van eisers. De rechtbank stelt dat het college een termijn krijgt om alsnog een invorderingsbesluit te nemen en legt een dwangsom op voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en bezwaarschriften, en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan bij niet-tijdige beslissingen.