ECLI:NL:RBMNE:2025:4189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 23/6595
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor drijvend zonnepark Haarrijnseplas wegens onduidelijkheid over vergunde onderdelen

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Algemene Utrechtse Hengelsport Vereniging (AUHV) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het bouwen van een drijvend zonnepark op de Haarrijnseplas. Eiseres, de AUHV, is van mening dat de omgevingsvergunning onduidelijk is, omdat niet duidelijk is voor welke onderdelen van het zonnepark vergunning is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning niet eenduidig aangeeft welke elementen zijn goedgekeurd, wat leidt tot onduidelijkheid over de impact op de visrechten van de leden van de AUHV.

De rechtbank heeft het beroep van de AUHV gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders moet verduidelijken voor welke onderdelen van het zonnepark de vergunning is verleend. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aanvraag en de bijlagen tegenstrijdigheden bevatten, waardoor het niet duidelijk is voor hoeveel zonne-eilanden en met welke afmetingen vergunning is verleend. De rechtbank heeft het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank heeft geen reden gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen, en heeft het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid en transparantie in het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral wanneer deze invloed hebben op de rechten van derden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6595
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 op het beroep in de zaak tussen

de Algemene Utrechtse Hengelsport Vereniging (AUHV), uit Utrecht, eiseres

(gemachtigden: mr. D. Leeuwestein en mr. R.R. Bil)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigden C. Rietveld en mr. R. Evelein).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Haarrijnse Zonneweide B.V., uit Utrecht, vergunninghouder
(gemachtigden: A.J. van Middelkoop en M. de Vlugt).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een drijvend zonnepark op het oostelijke gedeelte van de Haarrijnseplas in Haarrijn. Eiseres huurt op het oostelijke gedeelte van de Haarrijnseplas het visrecht van de gemeente Utrecht tot en met 31 december 2027 en vreest dat haar leden door de komst van het zonnepark worden beperkt in de uitoefening van de hengelsport. Eiseres is het daarom niet eens met de omgevingsvergunning. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan, waaronder de grond dat zij het onduidelijk vindt voor welke onderdelen van het drijvend zonnepark met het bestreden besluit een omgevingsvergunning is verleend.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat inderdaad niet duidelijk uit het besluit volgt voor welk bouwplan een omgevingsvergunning is verleend. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Vergunninghouder heeft op 26 april 2023 een omgevingsvergunning voor het bouwen van een drijvend zonnepark op het oostelijke gedeelte van de Haarrijnseplas aangevraagd. Het college heeft hiervoor met het besluit van 7 augustus 2023 een omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het besluit van 13 november 2023 (hierna: bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleven en heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
2.2.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres, vergezeld door [naam 1] (bestuurder), de gemachtigden van het college en de gemachtigden van vergunninghouder, vergezeld door [naam 2] (projectleider van Energie-U).

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
Wet- en regelgeving en bestreden besluit
3.1.
De aanvraag voor het drijvend zonnepark ziet op de activiteit bouwen. [2] Het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor deze activiteit is een gebonden bevoegdheid. Dit toetsingskader houdt in dat het college de aanvraag alleen toetst aan het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. [3] Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning moet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning moet verlenen als er géén strijd is met deze toetsingsgronden. Als het college een vergunning moet verlenen, dan mag het college geen ruimer toetsingskader hanteren en kan het college dus niet toekomen aan een belangenafweging.
3.2.
Ter plaatse van het drijvend zonnepark geldt het bestemmingsplan ‘Woningbouw Haarrijn en Haarrrijnseplas’ (het bestemmingsplan). Op de locatie van het zonnepark geldt de enkelbestemming ‘Water’ en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van water- zonnepark’. De voor 'Water' aangewezen gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van water – zonnepark’ zijn bestemd voor energie-eilanden. [4] Een energie-eiland is een terrein in en of op het water dat is bestemd voor natuurontwikkeling, het opwekken en het opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen. [5] Uitsluitend ter plaats van deze functieaanduiding mogen zonnepanelen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter. [6] De gezamenlijke oppervlakte van de energie-eilanden mag niet meer bedragen dan 50.000 m². [7]
3.3.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op
9 oktober 2024 uitspraak gedaan op het beroep van eiseres tegen het bestemmingsplan. [8] Met de uitspraak van de Afdeling is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Hierdoor is een zonnepark op het oostelijke gedeelte van de Haarrijneplas planologisch toegestaan, mits het zonnepark voldoet aan de bouwregels van het bestemmingsplan.
3.4.
Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning voor het zonnepark verleend, omdat het bouwplan volgens het college voldoet aan de bouwregels van het bestemmingsplan, de welstandscommissie (voorwaardelijk) positief over het bouwplan heeft geadviseerd en aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit en de bouwverordening.
Voor welk bouwplan heeft het college met het bestreden besluit een omgevingsvergunning verleend?
3.5.
Eiseres voert aan dat het voor haar onduidelijk is voor welke onderdelen van het drijvend zonnepark het college met het bestreden besluit een omgevingsvergunning heeft verleend. Vergunninghouder heeft volgens eiseres naast zonne-eilanden ook vogeleilanden, een ecologische zone, transformatoren, een inkoopstation en bekabeling naar het inkoopstation aangevraagd. Eiseres kan uit het bestreden besluit niet opmaken of hiervoor mede een omgevingsvergunning is verleend. Dit heeft tot gevolg dat eiseres niet goed kan inschatten in hoeverre zij door het zonnepark zal worden beperkt in haar visrechten. Verder merkt zij op dat er verschillende tekeningen bij de aanvraag zijn gevoegd die inhoudelijk van elkaar afwijken. Onduidelijk is daardoor wat de met de omgevingsvergunning vergunde situatie is. Er is bovendien geen helderheid over zaken als verankering en de locatie van kabels, wat relevant is voor eiseres om te weten voor haar leden.
3.6.
Het college stelt dat met het bestreden besluit een omgevingsvergunning is verleend voor drie zonne-eilanden met een groene omzoming en verticale bodemverankering. Volgens het college zijn alleen deze onderdelen aangevraagd en vergund. Voor het inkoopstation, waarin het transformatorsysteem komt, wordt volgens het college op een later moment een omgevingsvergunning aangevraagd. Dat geldt ook voor de stroomkabels naar het inkoopstation die in een veilige buis op de bodem van de plas gebundeld zullen worden. Deze onderdelen van het bouwplan moeten nog worden aangevraagd.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat er een omgevingsvergunning voor ‘het bouwen van een drijvend zonnepark op de Haarrijnseplas’ is verleend. De omgevingsvergunning bevat geen nadere toelichting op het bouwplan. In deze situatie, waarbij uit de vergunning niet duidelijk blijkt wat het bouwplan omvat, moet de vergunning in combinatie met de aanvraag worden gelezen.
3.8.
Op de zitting heeft de rechtbank aan de hand van de stukken uit de aanvraag geconstateerd dat niet eenduidig uit de aanvraag volgt uit welke onderdelen het bouwplan bestaat. Vergunninghouder heeft op de zitting verduidelijkt dat uitsluitend de drie zonne-eilanden met een groene omzoming en verticale verankering zijn aangevraagd. De aanvraag omvat echter ook andere onderdelen van het zonnepark, zoals meerdere vogeleilanden, een inkoopstation op de oever en een ecologische zone met vlonders voor vissers en vogelspotters. Op de zitting heeft vergunninghouder aangegeven dat de vogeleilanden en de ecologische zone na overleg met eiseres uit de aanvraag zijn gehaald, omdat ze de uitoefening van hengelsport belemmeren. De rechtbank stelt vast dat dit niet uit de aanvraag, of de verleende omgevingsvergunning, dan wel het bestreden besluit volgt. Ook volgt uit de aanvraag niet duidelijk dat voor het inkoopstation en het kabeltracé op een later moment een omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
3.9.
De rechtbank heeft op de zitting ook geconstateerd dat de bijlagen bij de aanvraag tegenstrijdigheden bevatten. Zo zijn op de overzichtstekening (bijlage 1) drie grote zonne-eilanden en twee kleine zonne-eilanden ingetekend en op de tekening in bijlage 2 alleen drie grote zonne-eilanden. De rechtbank kan het college daarom niet volgen dat met het bestreden besluit drie zonne-eilanden zijn vergund. Daarnaast komen de diameters van de zonne-eilanden op de tekeningen bij de aanvraag niet met elkaar overeen. In het technisch overzicht (bijlage 3) staan diameters van 185, 132,5 en 110 meter en op de overzichtstekening diameters van 180, 130 en 110 meter. Vanwege de tegenstrijdige tekeningen bij de aanvraag is het de rechtbank niet duidelijk voor hoeveel zonne-eilanden en met welke diameters een omgevingsvergunning is verleend. Dit is voor de toetsing van het bouwplan wel van belang. Immers, het bestemmingsplan bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van de energie-eilanden niet meer dan 50.000 m² mag bedragen.
3.10.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat uit de omgevingsvergunning, in combinatie gelezen met de aanvraag, niet eenduidig volgt dat daarmee een omgevingsvergunning is verleend voor drie zonne-eilanden met een oppervlakte van niet meer dan 50.000 m², inclusief groene omzoming en verticale bodemverankering. Om deze reden slaagt de beroepsgrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank niet meer toekomt aan een bespreking van de overige beroepsgronden van eiseres gericht tegen het bestreden besluit, nu eerst verduidelijkt moet worden voor welk bouwplan het college omgevingsvergunning heeft verleend.
3.11.
Het college kan dit doen door in het bestreden besluit te verduidelijken voor welke elementen van het zonnepark, zoals omschreven in de aanvraag, er vergunning is verleend. Daarbij zal er een eenduidige set tekeningen aan het bestreden besluit ten grondslag moeten worden gelegd, waaruit duidelijk volgt wat er wordt vergund. Zoals de rechtbank op de zitting met partijen heeft besproken, is het – nadat duidelijk is wat het bouwplan omvat – aan het college om te beoordelen of de gegevens die door de vergunninghouder zijn overgelegd voldoende zijn om het bouwplan te kunnen beoordelen en of bepaalde gegevens later kunnen worden aangeleverd door vergunninghouder. [9]
3.12.
Alhoewel de rechtbank niet toekomt aan een bespreking van de beroepsgrond van eiseres gericht tegen het voorwaardelijke positieve welstandsadvies, geeft de rechtbank het college ten overvloede in overweging om het bouwplan, na verduidelijking, opnieuw voor te leggen aan de welstandscommissie voor een onvoorwaardelijk welstandsadvies.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Vergunninghouder zou er namelijk ook voor kunnen kiezen om een geheel nieuwe of gewijzigde aanvraag in te dienen waarbij kan worden besloten om voor alle onderdelen van het drijvend zonnepark één aanvraag in te dienen, zodat er één vergunningprocedure loopt voor de realisatie van het park.
4.1.
De rechtbank bepaalt dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. [10]
4.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,-). Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.N. van Ooijen, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Volgens artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Volgens artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
4.Artikel 10.1, aanhef, onder 6, van de planregels.
5.Artikel 1.32 van de planregels.
6.Artikel 10.2.2, derde lid, van de planregels.
7.Artikel 10.4, eerste lid, van de planregels.
9.Gewezen is bijvoorbeeld op de artikelen 2.5 en 2.7 van het Mor.
10.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.