ECLI:NL:RBMNE:2025:4006

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
16/134834-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige verkeersdelicten en diefstal met bijzondere voorwaarden

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal en ernstige verkeersdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De verdachte, geboren in 1983 en momenteel gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een auto en het schenden van verkeersregels, waaronder het rijden met een ongeldig rijbewijs en het negeren van een stopteken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt door met hoge snelheid en spookrijdend door de bebouwde kom te rijden. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16/134834-25; 16/028757-25 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 29 juli 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats
op dit moment gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [locatie] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak met parketnummer 16/028757-25 is op de openbare zitting van 8 juli 2025 door de politierechter van deze rechtbank verwezen naar de meervoudige strafkamer.
De strafzaken van de verdachte zijn inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 15 juli 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
- de verdachte;
- de officier van justitie: mr. M.J. van Aalderen;
- de advocaat van de verdachte: mr. F.M.M. Buijs;
- de benadeelde partij: [benadeelde 1] ;
- de benadeelde partij: [benadeelde 2] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
parketnummer 16/028757-25
feit 1
op 26 januari 2025 in Utrecht een auto heeft gestolen;
feit 2 primair
op 26 januari 2025 in Utrecht, als bestuurder van een personenauto, opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden (langere tijd rijden met te hoge snelheid, waaronder 160 km/u waar 50 km/u was toegestaan, en spookrijden over verschillende wegen, kruispunten en rotondes), waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 2 subsidiair
op 26 januari 2025 in Utrecht, als bestuurder van een personenauto, zich zodanig in het verkeer heeft gedragen, dat daardoor gevaar en/of hinder werd veroorzaakt;
feit 3
op 26 januari 2025 in Utrecht een auto heeft bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
feit 4
op 26 januari 2025 in Utrecht niet heeft meegewerkt aan een bloedonderzoek.
parketnummer 16/134834-25
feit 1
op 1 mei 2025 in Baarn, als bestuurder van een personenauto, opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden (onder meer negeren van stopteken, met pieksnelheden van 140 km/u te rijden, met hoge snelheid andere auto’s inhalen en er dicht achter te rijden, middengeleiders van links passeren, rode stoplichten negeren, door de berm rijden, te slingeren, tegen een geparkeerde auto aanrijden), waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 2
op 1 mei 2025 in Baarn een auto heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
feit 3
op 1 mei 2025 in Baarn niet heeft meegewerkt aan een bloedonderzoek;
feit 4
op 1 mei 2025 in Baarn is doorgereden nadat hij schade aan een andere auto had toegebracht;
feit 5
op 26 april 2025 in Utrecht een auto en kentekenplaten heeft gestolen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte
alle (primair ten laste gelegde) feiten waarvan hij wordt beschuldigd heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte in de zaak met parketnummer 16/028757-25 vrij te spreken van wat hem in feit 2 primair wordt verweten.
De raadsvrouw betwist niet dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden. Volgens de raadsvrouw was hierdoor echter geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten, nu de achtervolging om 02.30 uur plaatsvond en uit het dossier niet blijkt dat er op dat moment andere verkeersdeelnemers waren.
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de andere feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 16/028757-25
3.3.1.
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart het volgende:
Op 26 januari 2025, omstreeks 03:02 uur, hoorde ik via mijn portofoon van collega [verbalisant 2] , dat hij zicht had op een gestolen Renault Captur, voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik hoorde van hem dat de Renault er voor hem vandoor ging en dat hij de achtervolging was gestart.
Ik zag dat de Renault voor het politiebureau langs kwam gereden met hoge snelheid. Ik zag dat het voertuig vanaf de Burgemeester Middelweerdplaats tegen de richting in de Landschapsbaan te Vleuten op reed. Ik reed op de Landschapsbaan ongeveer dezelfde snelheid als de Renault voor ongeveer 2 kilometer. Ik zag op mijn boordsnelheidsmeter dat ik 160 kilometer per uur reed. De maximumsnelheid op de Landschapsbaan is 50 kilometer per uur Ik zag dat de bestuurder tegen de richting in een rotonde nam en daarna de Triumphperenlaan te Vleuten op reed. [2]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verklaren het volgende:
Omstreeks 03:03 uur zagen wij een zwartkleurig voertuig met hoge snelheid richting de rotonde bij de Europaweg en de Landschapsbaan rijden. Op dat moment zagen wij dat het voertuig, met kenteken [kenteken 1] , van baan wisselde en spookrijdend verder reed in de richting van eerdergenoemde rotonde. Wij zagen dat het voertuig de eerdergenoemde rotonde tegengesteld nam waarna het voertuig spookrijdend verder reed over de Landschapsbaan. Wij zagen dat het voertuig bij de kruising met de Veldhuizerweg er voor koos om spookrijdend rechtdoor te blijven rijden richting de rotonde met de Rivierkom. Wij zagen dat het voertuig de rotonde tegengesteld op reed en de Triumphperenlaan op reed. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart het volgende:
Ik zag dat het voertuig de eerste afslag nam en dat het voertuig vervolgens met hoge snelheid wegreed de Burgemeester Middelweerdbaan op. Mijn afstand tot het voertuig was op dat moment ongeveer 150 meter. Na het verlaten van de rotonde zag ik dat de afstand tot het voertuig was toegenomen. Ik heb het voertuig niet kunnen meten, maar heb gezien dat ik op enig moment 166 km/h reed op mijn boordcomputer om dichter bij het voertuig te komen. De Burgemeester Middelweerdbaan is een weg in de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h.
Diezelfde dag, omstreeks 03.03 uur, kwamen wij aan bij de rotonde met de Europaweg / Landschapsbaan. Ik zag dat het voertuig hier spookrijdend de rotonde nam en rechtdoor de Landschapsbaan opreed. Ik volgde het voertuig en deze heeft over de gehele Landschapsbaan, een afstand van iets meer dan 1,5 kilometer, spookrijdend gereden. Hierbij werden door het voertuig twee kruisingen en meerdere uitritten spookrijdend gepasseerd. Ik zag dat het voertuig bij de rotonde met de Rivierkom linksaf de Triumphperenlaan in sloeg. Ik zag dat deze rotonde wederom spookrijdend werd genomen en zag de remlichten van het voertuig snel knipperen. Ik zag dat het voertuig aan het eind van de Triumphperenlaan door het gras ging en vervolgens een voetpad op. [4]
3.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte met zijn (rij)gedrag opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden en of daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door over een afstand van meer dan 1,5 kilometer met een snelheid van ongeveer 160 kilometer per uur binnen de bebouwde kom tegen de rijrichting in te rijden in een poging om aan de politie te ontkomen, opzettelijk en in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 11 maart 2025 [5] overwogen dat om te kunnen beoordelen of gelet op bewezenverklaard gedrag waarmee verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, vastgesteld moet worden of dit gevaar naar algemene ervaringsregels te voorzien was. Zoals ook uit de wetsgeschiedenis van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 volgt, vergt dit een beoordeling aan de hand van concrete feiten en omstandigheden van het geval, waaronder plaats waar en tijdstip waarop genoemd gedrag heeft plaatsgevonden.
Bij dit oordeel is van belang dat in het verkeer in het algemeen niet goed voorspelbaar is bij welke andere verkeersdeelnemers men in nabijheid zal komen en hoe deze zullen reageren op schending van verkeersregels. Van het duchten van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander kan daarom ook sprake zijn als gedrag waarmee verkeersregels in ernstige mate is geschonden, met zich brengt dat bestuurder van een voertuig niet in staat kan worden geacht steeds adequaat te reageren op aanwezigheid en verkeersgedrag van andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank is van oordeel dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Ondanks het nachtelijke tijdstip was naar algemene ervarings-regels de aanwezigheid van ander verkeer te voorzien, zeker omdat het een zaterdagnacht in de bebouwde kom van een grote stad betreft, waardoor rekening moest worden gehouden met naar huis terugkerend uitgaanspubliek, de verdachte over een lange afstand heeft (spook)gereden en hij daarbij meerdere uitritten en rotondes heeft gepasseerd. Andere verkeersdeelnemers verwachten op geen enkele wijze dat met hoge snelheid tegen het verkeer in wordt gereden, ook niet op kruisingen en rotondes. Als de verdachte op zijn vlucht kruisend of tegemoetkomend verkeer had getroffen, is het gelet op zijn snelheid aannemelijk dat hij niet in staat was geweest om daar adequaat op te reageren wat had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk of dodelijk letsel.
Dat er feitelijk geen andere verkeersdeelnemers op de weg waren maakt dit niet anders, omdat het gaat om de vraag of het gevaar in zijn algemeenheid te voorzien was.
Gezien het vorenstaande vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 primair ten laste gelegd.
3.3.3.
Bewijsmiddelen feit 1, feit 3 en feit 4
De verdachte bekent dat hij de feiten 1, 3, en 4 heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 15 juli 2025;
  • proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , pagina 8 en volgende;
  • proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet, pagina 65 en volgende;
  • proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 62 en volgende.
parketnummer 16/134834-25
3.3.4.
Bewijsmiddelen feit 1 tot en met feit 5
De verdachte bekent dat hij de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert [6] :
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 15 juli 2025;
  • proces-verbaal van bevindingen, pagina 38 en volgende;
  • proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 en volgende;
  • proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet, pagina 112 en volgende;
  • een brief van 19 november 2020 van het CBR (onderwerp: besluit: rijbewijs ongeldig), dossiernummer 2020013222;
  • proces-verbaal rijden onder invloed, pagina 116 en volgende;
  • proces-verbaal aangifte [benadeelde 2] , pagina 62 en volgende;
  • proces-verbaal aangifte [benadeelde 1] , pagina 15 en volgende;
  • proces-verbaal aangifte [benadeelde 4] , pagina 35 en volgende;
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
parketnummer 16/028757-25
feit 1
omstreeks 26 januari 2025 te Utrecht een auto, die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2 primair
op 26 januari 2025 te Utrecht, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Landschapsbaan, de Triumphperenlaan, de Trevouxperenlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- gedurende een lange periode een snelheid van ongeveer 160 k/m per uur te rijden, waar de maximale toegestane snelheid 50 k/m per uur was en
- meermalen met een hogere snelheid dan de maximaal toegestane snelheid te rijden en
- gedurende een lange periode spook te rijden over wegen, kruisingen en rotondes,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
feit 3
op 26 januari 2025 te Utrecht, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Landschapsbaan, de Triumphperenlaan, de Trevouxperenlaan, althans een weg, als bestuurder een motorrijtuig, (auto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
feit 4
op 26 januari 2025 te Utrecht, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een auto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
parketnummer 16/134834-25
feit 1
op 1 mei 2025 te Amersfoort en Soesterberg, gemeente Soest, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, (onder meer) de Xenonweg en de Heliumweg en de Plataanstraat en de Soesterweg en de Barchman Wuytierslaan en de N221 en de Birkstraat en de Soesterbergsestraat en de Vosseveldlaan en de Hildebrandlaan en de Heideweg en de Esdoornlaan en de Foekenlaan en de Dolderseweg en het Berkenlaantje en de Paltzerweg en de Verlengde Paltzerweg en de N413 en de N237 en de Oude Tempellaan en de Kampweg en de Richelleweg en de Apollo en de Mercury en de Aviatik, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- nadat verdachte, door verbalisanten (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van het onherkenbare politievoertuig met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”) een stopteken was gegeven dit stopteken te negeren en is blijven negeren, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was;
- gedurende een (langere) periode, binnen de bebouwde kom en in een 30 kilometerzone, met een zeer hoge snelheid, te weten met pieksnelheden van 140 kilometer per uur, en gelet op de situatie ter plaatse niet verantwoord was om, te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, zeer dicht achter een of meerdere motorrijtuigen te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meerdere motorrijtuigen in te halen en voorbij te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden op de N221 meerdere middengeleiders links te passeren en daarbij tegen het verkeer in te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, het rode verkeerslicht te negeren;
- met (voornoemde) hoge snelheden aan het einde van de Birkstraat tegen de richting in de rotonde op te rijden (in de richting van de Soesterbergsestraat);
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, door de berm te rijden;
- op de kruising van de N413 en de N237 via het voorsorteervak voor linksaf te rijden
en
- in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en niet de rijrichting van het voorsorteervak voor linksaf te volgen maar rechtsaf te slaan bij voornoemde kruising;
- met (voornoemde) hoge snelheden meerdere verkeersdrempels en wegversmallingen te passeren;
- op de kruising van de Kampweg met de Richelleweg de controle over zijn, verdachtes, voertuig te verliezen, waarna zijn, verdachtes, voertuig in de berm terecht is gekomen;
- via de berm weer de weg (met een lekke band) op te rijden en zijn, verdachtes, weg te vervolgen;
- meermalen slingerend over de weg te rijden;
- op de Apollo (bij een poging om via het voetpad richting het fietspad te rijden) tegen een geparkeerd voertuig te rijden;
- door struiken en/of een voortuin te rijden en/of het voetpad op te rijden;
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 2
op 1 mei 2025, te Baarn en Amersfoort en Soesterberg, gemeente Soest, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, onder meer, de Xenonweg en de N221 en de Foekelaaan en de N413 en de N237 en de Aviatik, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
feit 3
op 1 mei 2025, te Baarn, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
feit 4
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Soesterberg, gemeente Soest, op/aan de Apollo, op 1 mei 2025, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde 2] ) schade was toegebracht;
feit 5
hij, op 26 april 2025, te Utrecht,
- een personenauto (merk Peugeot) en
- kentekenplaten ( [kenteken 2] ),
dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 5] B.V. en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] , toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen verklaarde feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/028757-25
feit 1
diefstal;
feit 2 – primair
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 16/134834-25
feit 1
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 5
diefstal, meermalen gepleegd.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.
5. Straf en/of maatregel
5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest (98 dagen), waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
De officier van justitie eist dat wordt bepaald dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht direct na de uitspraak van het vonnis ingaan (dadelijk uitvoerbaar worden verklaard).
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat voert aan dat de verdachte in detentie tot rust is gekomen. Hij leest veel, hij heeft weer een dag- en nachtritme en hij komt niet in contact met drugs. Anders dan de reclassering in haar advies schrijft, wil hij juist graag aan de slag met zichzelf. Maar hij is ook al bijna 12 jaar verslaafd aan de drugs. Hij beseft dan ook dat hij hulp nodig heeft bij het op orde krijgen van zijn leven. Het is echter niet aan hem om te bepalen hoe die hulp zal moeten worden vormgegeven; hij zal zich moeten aanpassen. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden kunnen hem daarbij helpen. Hij is dan ook bereid om zich aan al die voorwaarden te houden. Om te voorkomen dat de verdachte na het uitzitten van zijn straf geen woning heeft, en hij dus weer dakloos wordt met alle gevolgen van dien, is het verzoek om ook als bijzondere voorwaarde op te nemen een voorwaarde die betrekking heeft op begeleid wonen en/of een maatschappelijk opvangtraject.
De advocaat verzoekt aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie. Op de dag dat de rechtbank uitspraak doet in deze zaken heeft de verdachte 99 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Er kan - voor zover de rechtbank wenst over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – worden volstaan met een straf gelijk aan deze 99 dagen. Voor het overige kan aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan de bijzondere voorwaarden gekoppeld. De verdachte heeft er geen bezwaar tegen als alle voorwaarden direct ingaan (dadelijk uitvoerbaar worden verklaard). Het bevel tot voorlopige hechtenis kan bij einduitspraak worden opgeheven.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een paar maanden tijd schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. De verdachte is op 26 januari 2025 met een gestolen auto op de vlucht geslagen voor de politie. Om aan de politie te ontkomen heeft de verdachte in zijn vlucht meerdere ernstige verkeersovertredingen gemaakt en onvoldoende rekening gehouden met de mogelijke risico’s voor andere weggebruikers. Daarbij reed de verdachte zonder geldig rijbewijs. Na zijn aanhouding heeft de verdachte geen medewerking verleend aan een bevel tot bloedonderzoek.
Wat de rechtbank de verdachte zwaar aanrekent is dat hij zich - tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis - op 26 april 2025 en op 1 mei 25 opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een aantal zeer ernstige (soortgelijke) strafbare feiten. Ook toen is de verdachte met een gestolen auto voor de politie op de vlucht geslagen. Anders dan op 26 januari 2025 heeft de achtervolging overdag plaatsgevonden, rond 15.30 uur.
Vanwege de verkeersdrukte op dat moment mag van geluk worden gesproken dat er niemand gewond is geraakt. Dat is echter niet aan het rijgedrag van de verdachte te danken, maar aan de oplettendheid van de andere weggebruikers. Gelet op de verklaringen van de verbalisanten kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat de verdachte op nietsontziende wijze heeft geprobeerd om die dag aan de politie te ontkomen, zonder enige rekening te houden met de andere weggebruikers.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 7 juli 2025 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar al meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 30 januari 2025 en van het reclasseringsadvies van 20 maart 2025. In het advies van 20 maart 2025 staat dat de verdachte een dakloze man is, die al vele jaren verslaafd is aan harddrugs. Daardoor heeft de verdachte ook op andere levensgebieden problemen, die in onderlinge samenhang leiden tot een hoog recidiverisico. Volgens de reclassering is de verdachte vergroeid met zijn gebruikersbestaan en beschikt hij niet over een legaal inkomen, waardoor hij via illegale activiteiten voorziet in zijn middelengebruik. De reclassering schrijft verder dat eerdere pogingen om het middelengebruik en delictgedrag te doorbreken, op niets uitliepen omdat de verdachte een bijzonder autonome houding heeft en zich niet kan vereenzelvigen met de reguliere hulpverlening. Hij lijkt echter in toenemende mate te beseffen dat hij hulp nodig heeft om zijn gebruikersbestaan te doorbreken. Als gevolg van de forse problemen op alle leefgebieden schat de reclassering het recidiverisico hoog in.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en meewerken aan middelencontrole. Hoewel de verdachte in het verleden vrijwel alle hulpverlening heeft afgewezen, is het positief dat hij in toenemende mate lijkt te beseffen dat hij hulpverlening nodig heeft om te kunnen veranderen. Als de rechtbank de geadviseerde voorwaarden overneemt, adviseert de reclassering om haar opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarin te begeleiden.
Strafkader
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de hiervoor genoemde ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee laten meewegen.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan in dit geval niet worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die de verdachte tot aan de dag van de uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De feiten zijn daarvoor te ernstig. Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Dit is een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank de ernst van de feiten zwaarder laat meewegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. De rechtbank wil de verdachte, gelet op zijn toezeggingen op zitting de kans geven om - met begeleiding van de reclassering - te laten zien dat hij gemotiveerd is om zijn leven weer op orde te krijgen.
Daarbij zal de rechtbank, naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, ook als bijzondere voorwaarde opnemen dat de verdachte meewerkt aan het vinden van een voor hem geschikte woonruimte.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Met het bewezenverklaarde rijgedrag heeft de verdachte gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen. Als de verdachte niet voor zijn verslaving wordt behandeld, is volgens de reclassering het recidiverisico hoog. Dat het gevaar voor herhaling hoog is, blijkt ook uit het feit dat de verdachte op 1 mei 2025 tijdens zijn schorsing opnieuw in de fout is gegaan. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden, die aan de verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert teruggave aan de rechthebbende van de onder de verdachte in beslag genomen computer. De twee rugzakken, het beddengoed, de jas, de twee vesten en het telefoontoestel kunnen aan de verdachte worden teruggeven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen computer, aangezien het voorwerp niet aan verdachte toebehoort en uit het dossier niet is gebleken wie redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de overige in beslag genomen voorwerpen.

7.Vordering benadeelde partij

7.1.
Vordering van de benadeelde partijen
parketnummer 16/134834-25
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert vergoeding van € 13.661,56 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert vergoeding van € 156,50 aan materiële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert vergoeding van € 2.700,00 aan materiële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De officier van justitie stelt dat de vordering voor de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 12.414,58, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het meerdere dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
De officier van justitie stelt dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 34,85, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Dit betreft de kosten voor de aanschaf van nieuwe kentekenplaten. Voor wat betreft het meerdere dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
De officier van justitie stelt dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor wat betreft het meerdere niet ontvankelijk te worden verklaard.
7.3.
Standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De advocaat stelt dat de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 4.134,82 (eerste factuur reparatie auto). De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de kosten van het tijdelijk huren van een auto (€ 566,98). Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van de materiële en immateriële schade.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
De advocaat stelt dat de verdachte bereid is om een bedrag van € 111,25 (kosten nieuwe kentekenplaten en tankkosten) te betalen. Voor het overige is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Hoewel voldoende duidelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden, ontbreekt het aan stukken waaruit de hoogte van de schade blijkt. Daarnaast is het mogelijk dat de verzekeraar van benadeelde partij nog tot uitkering overgaat. Gelet hierop dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Het is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit schade heeft geleden, omdat haar auto is gestolen (feit 5) en is gebruikt.
De rechtbank wijst aan reparatiekosten van de auto een bedrag toe van € 10.805,80. Uit de facturen van 16 mei 2025 (€ 11.730,78) en 29 mei 2025 (€ 6.171,00) blijkt dat de benadeelde partij in totaal € 17.901,78 aan reparatiekosten heeft gemaakt. De reparaties waren noodzakelijk door de schade die is ontstaan na de diefstal, zoals blijkt uit de facturen zelf (‘schade door diefstal Peugeot’). De verzekering heeft een bedrag van € 7.095,98 aan de benadeelde partij vergoed en dus resteert een bedrag van € 10.805,80. De rechtbank ziet geen reden om het door de verzekeraar ingehouden eigen risico van € 500,00 niet ook voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
Ook de factuur van 11 juni 2025 van € 566,98 voor de stalling van de auto en de factuur van 25 juni 2025 van € 982,80 voor de huur van een vervangende auto worden toegewezen, omdat deze schade samenhangt met de reparaties en het onderzoek dat na de diefstal heeft plaatsgevonden en dus een rechtstreeks gevolg is van de diefstal van de auto.
De benadeelde partij wordt niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vergoeding van de € 60,00 aan reiskosten met het openbaar vervoer, omdat zij die kosten niet heeft onderbouwd. Ook wordt zij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vergoeding van € 650,00 voor de iPad die in haar auto zou hebben gelegen, omdat zij dit verder niet heeft onderbouwd en ook uit het dossier (bijvoorbeeld haar aangifte) niet blijkt dat er een iPad in de auto lag.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft goed uitgelegd wat de impact van de diefstal van de auto op haar is geweest en die impact is ook begrijpelijk. Het is echter onvoldoende om voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking te komen.
Concluderend zal worden toegewezen een bedrag van € 12.355,58 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.355,58 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot de dag dat het bedrag volledig is betaald.
Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 97 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in vermindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij R.Rakké
Voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit materiële schade heeft geleden, omdat zijn kentekenplaten zijn gestolen (feit 5).
De rechtbank wijst de kosten voor vervangende kentekenplaten van € 34,85 toe. De kosten voor het tanken zonder te betalen (€ 83,14) worden afgewezen, omdat de gestelde schade geen rechtstreeks gevolg is van de diefstal van de kentekenplaten, maar van een ander strafbaar feit, namelijk tanken zonder te betalen, en dat is niet aan de verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal dus een bedrag van € 34,85 aan materiële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren voor wat betreft de overige gevorderde kosten, bestaande uit onder meer tijdbesteding, print en verzendkosten. Zonder verdere onderbouwing kan dit niet als (materiële of immateriële) schade worden aangemerkt die voor vergoeding in aanmerking komt.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34,85, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot de dag dat het bedrag volledig is betaald.
Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in vermindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij rechtstreekse materiële schade heeft geleden doordat de verdachte met de gestolen auto tegen de auto van de benadeelde partij is gereden (feit 4).
Hoewel de benadeelde partij de schade niet met stukken heeft onderbouwd, blijkt uit het dossier dat sprake is geweest van aanzienlijke schade aan de linker achterzijde van de auto. De rechtbank zal in dit geval gebruik maken van haar bevoegdheid om de schade te schatten en de hoogte van de schade ambtshalve bepalen op € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meerdere niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot de dag dat het bedrag volledig is betaald.
Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in vermindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en maatregelen en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36e, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 8, 9, 163, 176 Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
parketnummer 16/028757-25
  • verklaart de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
parketnummer 16/134834-25
  • verklaart de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
parketnummer 16/028757-25
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld;
  • verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
parketnummer 16/134834-25
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld;
  • verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
Oplegging straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
*Meldplicht bij reclassering
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht (Wittevrouwenkade 6 3512 CR Utrecht). De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
*Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
zich laten behandelen door een nader, door de reclassering te bepalen, zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
*Meewerken aan middelencontrole
meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
*Meewerken aan vinden woonvoorziening
meewerkt aan het zoeken naar een geschikte woonruimte.
- de reclassering krijgt de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden;
- beveelt dat deze bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Rugzak (PL0900-2025026499-3473253);
  • 1 STK Rugzak (PL0900-2025026499-3473254);
  • 1 STK Beddengoed (PL0900-2025026499-3473255);
  • 1 STK Jas (PL0900-2025026499-3473256);
  • 1 STK Jas (PL0900-2025026499-3473269);
  • 1 STK Vest (PL0900-2025026499-3473270);
  • 1 STK Vest (PL0900-2025026499-3473271);
  • 1 STK Telefoontoestel (PL0900-2025026499-3473288);
- gelast bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK Computer (Serienummer: [nummer] , Grijs, merk: Aiphone PL0900-2025026499-3473237);
Vordering benadeelde partijen
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] (16/134834-25)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] (feit 5) toe tot een bedrag van € 12.355,58, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
€ 12.355,58 te betalen (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] (16/134834-25)
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] (feit 5) toe tot een bedrag van € 34,85, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] af voor het bedrag van € 83,14 bestaande uit materiële schade;
  • verklaart [benadeelde 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 34,85 te betalen (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2025 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] (16/134834-25)
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] (feit 4) toe tot een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 2.500,00 te betalen (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. S.D. Groen en mr. S.T. Könning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.
De voorzitter/oudste rechter/jongste rechter/griffier is/zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16/134834-25
1
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Utrecht
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder
van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Landschapsbaan, de
Triumphperenlaan, de Trevouxperenlaan, althans een weg, zich opzettelijk zodanig
heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- gedurende een (lange) periode een snelheid van ongeveer 160 k/m per uur te
rijden, waar de maximale toegestane snelheid 50 k/m per uur was en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hogere snelheid dan de maximaal
toegestane snelheid te rijden en/of
- gedurende een (lange) periode spook te rijden over verschillende wegen,
kruisingen en rotondes,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Utrecht als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg, de Landschapsbaan, de Triumphperenlaan, de
Trevouxperenlaan, althans een weg,
- gedurende een (lange) periode een snelheid van ongeveer 160 k/m per uur heeft
gereden, waar de maximale toegestane snelheid 50 k/m per uur was en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een hogere snelheid dan de maximaal
toegestane snelheid heeft gereden en/of
- gedurende een (lange) periode spook heeft gereden over verschillende wegen,
kruisingen en rotondes,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Utrecht, althans in Nederland, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan
hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de
betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Landschapsbaan,
de Triumphperenlaan, de Trevouxperenlaan, althans een weg, als bestuurder een
motorrijtuig, (auto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )
in de zaak met parketnummer 16.134834.25)
1
hij, op of omstreeks 1 mei 2025, te Baarn en/of Amersfoort en/of Soesterberg,
gemeente Soest, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, (onder meer) de Xenonweg en/of de
Heliumweg en/of de Plataanstraat en/of de Soesterweg en/of de Barchman
Wuytierslaan en/of de N221 en/of de Birkstraat en/of de Soesterbergsestraat en/of
de Vosseveldlaan en/of de Hildebrandlaan en/of de Heideweg en/of de
Esdoornlaan en/of de Foekelaaan en/of de Dolderseweg en/of het Berkenlaantje
en/of de Paltzerweg en/of de Verlengde Paltzerweg en/of de N413 en/of de N237
en/of de Oude Tempellaan en/of de Kampweg en/of de Richelleweg en/of de Apollo
en/of de Mercury en/of de Aviatik, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de
verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- nadat verdachte, door verbalisanten (door middel van het verlichte transparant
aan de voorzijde van het onherkenbare politievoertuig met daarop afwisselend de
tekst “Stop” en “Politie”) een stopteken was gegeven dit stopteken te negeren en/of
is blijven negeren, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte,
was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is;
- gedurende een (langere) periode, binnen de bebouwde kom en/of in een 30
kilometerzone, met een zeer hoge snelheid, te weten met pieksnelheden van 140
kilometer per uur, althans met (telkens) een hogere snelheid dan de ter plaatse
toegestane maximumsnelheid en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord
was te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, althans eenmaal, zeer dicht achter
een of meerdere motorrijtuigen te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meerdere motorrijtuigen in te halen en/of
voorbij te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden op de N221 meerdere middengeleiders links te
passeren en/of daarbij tegen het verkeer in te rijden;
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, althans eenmaal, het rode
verkeerslicht te negeren;
- met (voornoemde) hoge snelheden aan het einde van de Birkstraat tegen de
richting in de rotonde op te rijden (in de richting van de Soesterbergsestraat);
- met (voornoemde) hoge snelheden meermalen, althans eenmaal, door de berm te
rijden;
- op de kruising van de N413 en de N237 via het voorsorteervak voor linksaf te rijden
en - in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de
voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en niet de
rijrichting van het voorsorteervak voor linksaf te volgen maar rechtsaf te slaan bij
voornoemde kruising;
- met (voornoemde) hoge snelheden meerdere verkeersdrempels en/of
wegversmallingen te passeren;
- op de kruising van de Kampweg met de Richelleweg de controle over zijn,
verdachtes, voertuig te verliezen, althans zijn, verdachtes, voertuig niet, althans niet
in voldoende mate onder controle te houden, waarna zijn, verdachtes, voertuig in
de berm terecht is gekomen;
- via de berm weer de weg (met een lekke band) op te rijden en/of zijn, verdachtes,
weg te vervolgen;
- meermalen, althans eenmaal, slingerend over de weg te rijden;
- op de Apollo (bij een poging om via het voetpad richting het fietspad te rijden)
tegen een geparkeerd voertuig te rijden, althans dit voertuig te schampen;
- door struiken en/of een voortuin te rijden en/of het voetpad op te rijden;
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 1 mei 2025, te Baarn en/of Amersfoort en/of Soesterberg,
gemeente Soest, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten
dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van
motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna
geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken
categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, (onder meer) de Xenonweg
en/of de Heliumweg en/of de Plataanstraat en/of de Soesterweg en/of de Barchman
Wuytierslaan en/of de N221 en/of de Birkstraat en/of de Soesterbergsestraat en/of
de Vosseveldlaan en/of de Hildebrandlaan en/of de Heideweg en/of de
Esdoornlaan en/of de Foekelaaan en/of de Dolderseweg en/of het Berkenlaantje
en/of de Paltzerweg en/of de Verlengde Paltzerweg en/of de N413 en/of de N237
en/of de Oude Tempellaan en/of de Kampweg en/of de Richelleweg en/of de Apollo
en/of de Mercury en/of de Aviatik, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto),
van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij, op of omstreeks 1 mei 2025, te Baarn, althans in Nederland, als degene tegen wie
verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld
in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan
een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij
regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van
politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking
daaraan heeft verleend;
( art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994 )
4
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Soesterberg, gemeente
Soest, op/aan de Apollo, op of omstreeks 1 mei 2025, de (voornoemde) plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde 2] ) schade was
toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )
5
hij, op of omstreeks 26 april 2025, te Utrecht, althans in Nederland,
- een personenauto (merk Peugeot) en/of
- kentekenplaten ( [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of
[benadeelde 5] B.V. en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

2.Pagina 16.
3.Pagina 19.
4.Pagina 23.
5.HR 11 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:344.