ECLI:NL:RBMNE:2025:3841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
UTR 22/1840
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van Wajong-uitkering en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de schorsing van de Wajong-uitkering van de eiser. De eiser had niet voldaan aan de verplichting om zich in te schrijven in de Basisregistratie personen (Brp), wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de uitkering per 1 oktober 2021 te schorsen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn besluit, onder andere omdat er een gegrond vermoeden bestond dat eiser in het buitenland verbleef zonder dit te melden.

Tijdens de zitting op 17 juli 2025 was eiser niet aanwezig, en zijn gemachtigde had zich afgemeld wegens gebrek aan contact met de eiser, die in detentie zou zitten in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor de eiser om de procedure voort te zetten, aangezien hij niet op de zitting aanwezig was en zijn gemachtigde geen vragen kon beantwoorden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld zal worden. De rechtbank wees ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, maar legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Het Uwv heeft met een brief van 29 juni 2021 eiser meegedeeld dat hij niet staat ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp) en dat hij dit uiterlijk 20 september 2021 dient te doen, omdat anders zijn Wajong-uitkering niet wordt uitbetaald.
Met het besluit van 20 september 2021
(het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 oktober 2021 niet meer wordt uitbetaald, omdat eiser zich niet heeft gehouden aan de plichten die horen bij een uitkering. Hij heeft zich niet tijdig ingeschreven bij zijn gemeente, terwijl eiser ook niet heeft gemeld dat hij in het buitenland woont of dat hij een conflict heeft met de gemeente over de inschrijving.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 16 maart 2022 (
het bestreden besluit)is het Uwv bij zijn besluit gebleven om de betaling van eisers Wajong-uitkering per 1 oktober 2021 te schorsen met aanvulling van de subsidiaire schorsingsgrond dat het Uwv het gegronde vermoeden heeft dat eiser in het buitenland verblijft en dat dit op 1 oktober 2021 ook de situatie was. Van het verblijf in het buitenland heeft eiser geen melding gemaakt bij het Uwv. Dit komt voor eisers risico en verantwoordelijkheid. Hierdoor bestaat een gegrond vermoeden dat geen recht bestaat op de arbeidsondersteuning / Wajong uitkering.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van het Uwv. Eiser is niet verschenen. Eisers gemachtigde heeft zich met een brief van 15 mei 2025 afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling van het griffierecht
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet mede op basis van de verstrekte gegevens aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
Niet-ontvankelijk in beroep
2. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Het college van de gemeente Lelystad heeft met een besluit van 17 juni 2021 eiser ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (Brp) met ingang van 26 mei 2021 onder vermelding ‘Land onbekend’. Dit besluit is na de uitspraak van 13 juni 2022 van deze rechtbank [1] onherroepelijk geworden.
4. Het Uwv heeft eiser op 29 juni 2021 een redelijke termijn gegeven [2] om zijn afwijkende registratie in de Brp ongedaan te maken. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Vanwege het gegronde vermoeden dat eiser in het buitenland verblijft anders dan vakantie en dit op 1 oktober 2021 ook het geval was en eiser daarvan geen melding heeft gemaakt, heeft het Uwv zijn besluit tot opschorting van de betaling van de Wajong-uitkering gehandhaafd.
5. Voordat toegekomen kan worden aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet de rechtbank beoordelen of (nog) sprake is van procesbelang. Daarvoor is het volgende van belang.
6. Eiser was niet aanwezig op de zitting. Gemachtigde van eiser heeft vanaf 1 september 2022 de rechtbank herhaaldelijk bericht dat eiser sinds 5 juni 2022 in detentie zit in het buitenland en dat hij geruime tijd niets heeft vernomen van eiser en geen rechtstreeks contact met hem kan leggen. Bij zijn laatste brief van 15 mei 2025 heeft de gemachtigde de rechtbank bericht dat volgens zijn laatste informatie eiser nog steeds gedetineerd zou zijn in het buitenland en dat hij geen contact (meer) met eiser heeft. Ook het contact dat er eerder nog wel was met de familie van eiser is inmiddels verloren gegaan. Om die reden heeft gemachtigde zich ook afgemeld voor de zitting, omdat hij zich niet gemachtigd voelt om op een zitting het woord te voeren.
7. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op het voortzetten van deze beroepsprocedure. Nu eiser bovendien niet op zitting aanwezig was en zijn gemachtigde, vanwege het ontbreken van contact met eiser, vragen van de rechtbank hierover niet kan beantwoorden, is van procesbelang niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tot de conclusie dat het procesbelang van eiser aan het verder voeren van deze procedure is komen te ontvallen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 2:55a, eerste lid, van de Wajong.