In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een maatschap (eiseres) en een consument (gedaagde). Eiseres vorderde betaling van twee openstaande facturen ter hoogte van € 2.848,55, terwijl gedaagde in reconventie een schadevergoeding van € 10.824,80 eiste wegens ontevredenheid over de geleverde juridische diensten. De procedure begon met een dagvaarding op 19 februari 2025 en omvatte een mondelinge behandeling op 1 juli 2025. De kantonrechter oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan haar precontractuele informatieverplichtingen, omdat zij het uurtarief exclusief btw had vermeld zonder een indicatie van de totale kosten te geven. Dit leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, waardoor de vordering van eiseres werd verminderd met 20% en de btw werd afgetrokken. De kantonrechter wees de vordering in reconventie van gedaagde af, omdat hij niet had aangetoond dat hij schade had geleden. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 482,50 aan eiseres, plus buitengerechtelijke kosten en proceskosten.