03.17.06uur:Ik zag dat [slachtoffer 2] vlak nadat hij richting de parkeerplaats keek, begon te rennen. Ik hoorde dat er direct hierna meerdere knallen te horen waren. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de achterdeur van restaurant “ [restaurant] ” rende. Ik zag dat hij het restaurant, via de achterdeur, in ging.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 13 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik bekeek de beelden van [café] . Ik zag dat de datum en tijd van deze fragmenten als volgt waren: 9 juni 2024 van 03.06:45 uur tot 03:06:51 uur & 9 juni 2024 van 03:12:44 uur tot 03:13:14 uur.
Ik zag persoon 1 aanlopen. Ik zag dat er nog een persoon (persoon 2) kwam aanlopen. Ik zag dat persoon 1 naar een ander persoon (persoon 3) liep. Ik zag dat persoon 3, gezien vanaf restaurant [restaurant] , achter het transformatorhuisje stond.
03:12 uur: ik zag dat alle drie personen gedurende circa negen seconden bij elkaar stonden. Ik zag dat persoon 1 zijn linkerarm uitstrekte in de richting van de parkeerplaats. Dit betreft tevens de route die het voertuig van het slachtoffer af moest leggen om naar de achteringang van restaurant " [restaurant] ” te gaan.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 20 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 9 juni 2024 vond een schietincident plaats in Lelystad. Na onderzoek bleken er camerabeelden vlak voor dit incident beschikbaar te zijn van [café] aan de [adres] te Lelystad . Bij het bekijken van deze camerabeelden zag het onderzoeksteam dat er enkele minuten voorafgaand aan het schietincident drie personen in beeld kwamen ter hoogte van een transformatorhuisje welke op de parkeerplaats aan de achterzijde van [restaurant] gelegen is. Gezien vanaf [restaurant] stonden deze personen achter het transformatorhuisje, uit het zicht van de achteringang van [restaurant] . Het onderzoeksteam vermoed dat deze personen betrokkenheid hebben van het schietincident, gezien zij allen hun gezicht grotendeels afschermden middels capuchon/pet en zij drie minuten voorafgaand aan het schietincident op korte afstand vanaf het restaurant stonden achter een transformatorhuisje, uit het zicht van de achteringang van het restaurant.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 29 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 9 juni 2024 omstreeks 03.17 uur vond een schietincident plaats bij restaurant " [restaurant] "
Op de camerabeelden van het [café] is de linker persoon te zien, hij is omschreven als een persoon met een sik. Vervolgens heb ik een foto gezocht van [medeverdachte 1] . Ik zag dat zijn uiterlijke kenmerken overeenkwamen met de persoon op de camerabeelden. Ik zag dat hij eenzelfde soort vorm gezicht heeft. Ik zag dat hij eenzelfde soort sikje had. Ook kwam zijn postuur overeen.
Een andere man heeft hetzelfde postuur als die van [medeverdachte 2] . Op camerabeelden zijn opvallende schoenen te zien namelijk van het merk Christian Dior met de initialen CD.
Op de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte 1] werden meerdere foto's aangetroffen van [medeverdachte 2] . Daarbij droeg hij dezelfde schoenen als de dader op de camerabeelden van [café] .
Op 10 juni 2024 is op camerabeelden van het [hotel] [medeverdachte 2] zichtbaar. Op deze beelden is zichtbaar dat [medeverdachte 2] dezelfde broek (de gaten zitten op dezelfde plaatsen) draagt als op de foto van de Dior schoenen. De jas die [medeverdachte 2] draagt lijkt eenzelfde soort jas te zijn als de verdachte met de Christian Dior schoenen aan. De jas is gewatteerd, heeft een capuchon en een logo op de arm die net boven de ellen boog zit.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 4 maart 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de camerabeelden aan de [straat] te Lelystad waren drie verdachten te zien die kort voor het schietincident het slachtoffer stonden op te wachten. Ook waren er beelden beschikbaar, waarbij twee van deze drie mannen in beeld waren toen er geschoten werd. Dit sloot uit dat deze twee personen de schutter(s) waren. Persoon 3 is nooit herkend aan de hand van de beelden.
Omstreeks 03.16.26 uur werden er meerdere schoten gehoord. Op dat moment was er geen
vuurwapen zichtbaar in de handen van persoon 1 en 2. Omdat persoon 3 niet in beeld was, is hij zeer vermoedelijk de schutter. [medeverdachte 2] is herkend als persoon 1 en [medeverdachte 1] als persoon 2.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 7 augustus 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 9 mei 2024 heeft een schietincident plaatsgevonden op de [adres] . Ik heb nader onderzoek gedaan naar een aantal beelden.
Ik heb de knallen die in twee videofragmenten te horen zijn met elkaar vergeleken. Ik hoorde dat de drie knallen in het zelfde tempo, met dezelfde korte tussenposes, achter elkaar te horen zijn. Uit forensisch onderzoek blijkt dat slecht drie patroonhulzen zijn te relateren aan “scherpe” munitie. Vermoedelijk is drie (3) keer met “scherp” geschoten door verdachte.
Verbalisanten [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] hebben in een
proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delictvan 7 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op zondag 9 juni 2024 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de [adres] , Lelystad. Door ons werden tijdens het onderzoek meerdere hulzen aangetroffen op de parkeerplaats.
Wij zagen dat de achterzijde van het restaurant bestond uit twee metalen deuren en een raam. Wij zagen dat een van de metalen deuren geopend was. Op de gesloten deur zagen wij een ronde deuk in het metaal, waarbij de verf ontbrak. Wij zagen dat deze deuk op 156 cm hoogte zat, vanaf de vloer gemeten. Aan de vorm en afmetingen van de deuk, werd door ons vermoed dat dit een inslag van een projectiel betrof. Middels de Bullet Hole Testing Kit werd de deuk getest. De test gaf een positieve reactie op de aanwezigheid van lood en koper.
De volgende sporendragers werden veiliggesteld:
huls: PL0900-2024181626-3356953 & AAQU0250NL;
huls: PL0900-2024181626-3356956 & AAQU0246NL;
huls: PL0900-2024181626-3356957 & AAQU0247NL.
Een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 3 juli 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
De resultaten van het indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de drie hulzen
[AAQU0246NL, -47NL, -50NL] zijn verschoten met één vuurwapen. De afvuursporen in de drie hulzen [AAQU0246NL, -47NL, -50NL] worden verwacht wanneer deze zijn verschoten met een (semi- )automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 24 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op de mastgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] – in gebruik bij [verdachte] – is het volgende zichtbaar. De telefoon maakt op 8 juni 2024, de dag voor het schietincident, veelvuldig gebruik van de mast aan de [adres] , op nog geen kilometer van het huisadres van verdachte [verdachte] . Om 23:14:48 uur heeft het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] contact geprobeerd te maken met een telefoonnummer [telefoonnummer] . Hierbij maakt de telefoon nog gebruik van de mast [adres] .
Hierna maakt de telefoon om 00.23 uur gebruik van dataverkeer op de mast aan het [adres] te Lelystad. Deze mast is gevestigd naast het restaurant [restaurant] en is op nog geen kilometer afstand.
Tussen 00.23 uur en 03.21 uur is geen telecomverkeer zichtbaar. Dan volgt het schietincident om 03.17 uur. Er is te zien dat de verdachten richting het oosten rennen.
Om 03.21 uur is er weer telecomverkeer zichtbaar op het telefoonnummer van [verdachte] . Dit betreft zowel dataverkeer als 1 gesprek uitgaand. Dit betreft de mast aan de Sportparkweg te Lelystad. Dit is ten noordoosten van de plaats delict de [straat] .
Om 03.27 uur heeft het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] , contact proberen te maken met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Op basis van de Cel-ID en het dekkingsgebied, kwam een gebied naar boven dat de mogelijke locatie van het telefoonnummer van [verdachte] rondom het tijdstip 03.27 kan zijn. Wat opviel was dat het ingetekende gebied een wat afgelegen gebied betrof. Het gebied ligt aan de buitengrens van Lelystad. In dit gebied is enkel een industrieterrein, bosperceel en weilanden en een villawijk met een perceel of veertig huizen. In de beschikbare politiesystemen is geen link te vinden tussen de wijk [wijk] en verdachte. Ook zijn er geen uitgaansgelegenheden of restaurants in dit gebied. Het huisadres van verdachte bevindt zich aan de andere kant van Lelystad.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 9 oktober 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In het onderzoek zijn vertrouwelijke telecommunicatie gesprekken opgenomen en
beluisterd van verdachte. Dit was ten tijde dat hij ingesloten zat in [verblijfplaats] .
29-09-2024:
[verdachte] : een vraagje. Dat ijzer (straattaal voor vuurwapen) waar is dat?
[medeverdachte 1] : bij iemand. Volgens mij nog steeds bij same spot.
[verdachte] : ze moeten daar weg man, ik vertrouw die jongen niet meer.
[medeverdachte 1] : okay. ik ga het fiksen.
[verdachte] : ze moeten daar weg, ik vertrouw hem niet meer.
[medeverdachte 1] : okay is goed. Ik ga mijn best doen, ik ga mijn best doen.
[verdachte] : ik vertrouw hem niet, regel het alsjeblieft voor mij.
[medeverdachte 1] : komt goed, komt goed.
[verdachte] : dat is het enige ding dat mij nog kan neuken.
30-09-2024:
[verdachte] : broer je weet zelf als die dingen in de verkeerde handen komen broer. Dat ding is opgeslagen in het systeem toch.
[medeverdachte 1] : ja, ja, ja. Ik ga daar vandaag ook proberen achter aan te gaan.
[verdachte] : broer want ik hoop niet dat hij er iets mee heeft gedaan of heet geseert (straattaal voor verkocht). Want dan ga ik ook ruzie met hem maken broer. Kijk even voor me man. Dat is het enigste stress die ik heb bro.
Bewijsoverwegingen feit 2 primair
Inleiding
Op 9 juni 2024, omstreeks 03:26 uur, ontving de politie een melding van een schietincident bij restaurant [restaurant] aan de [straat] te Lelystad. Ter plaatse trof de politie meerdere personen aan, onder wie het slachtoffer [slachtoffer 2] , die zich had verstopt en bloedde aan zijn linker onderbeen. [slachtoffer 2] , verklaarde dat mannen op hem afkwamen en dat hij werd neergeschoten, waarbij hij in zijn been werd geraakt. De politie vond ter plaatse zeven hulzen, afkomstig van ten minste drie verschillende vuurwapens. Drie hulzen waren afkomstig van één vuurwapen met het kaliber 7,65 mm Browning. De overige hulzen bleken knalpatronen te zijn. Op een deur aan de achterzijde van het restaurant is op 156 centimeter hoogte een inslag van een projectiel gevonden. Het slachtoffer is door die deur het restaurant in gevlucht.
De kernvraag is of verdachte de persoon is die met het vuurwapen van het kaliber 7,65mm Browning heeft geschoten en daarbij aangever in zijn been heeft geraakt. Op grond van de bewijsmiddelen beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend, wat hierna zal worden toegelicht.
Uitlatingen slachtoffer en [getuige]
Zowel [slachtoffer 2] als [getuige] heeft verdachte kort na het schietincident genoemd als de schutter. Beiden zijn zij daar later min of meer op teruggekomen; [slachtoffer 2] in een chat met verdachte en [getuige] in zijn getuigenverklaring bij de politie. De rechtbank gaat uit van de juistheid van hun eerste uitlatingen en legt hierna uit waarom.
Het slachtoffer heeft op 9 juni 2024 omstreeks 07:30 uur, kort na het schietincident, tegenover de politie verklaard dat hij verdachte heeft herkend als de schutter die hem heeft geraakt. Verdachte en aangever kennen elkaar al sinds de middelbare school. Aangever verklaarde ook dat hij [medeverdachte 1] had herkend als een van de andere schutters.Uit later onderzoek blijkt dat [medeverdachte 1] inderdaad op dat tijdstip bij het schietincident aanwezig was. Dit versterkt de betrouwbaarheid van deze verklaring van aangever. Op 10 juni 2024 verklaarde aangever dat hij geen aangifte wilde doen en dat hij de politie al had verteld wie hem had neergeschoten.De rechtbank leidt hieruit af dat hij op dat moment bij zijn eerdere verklaring is gebleven.
Op de beveiligingscamera van de keuken van het restaurant [restaurant] is te zien dat meerdere personen het restaurant inrennen nadat er was geschoten. Op de beelden is te horen dat getuige [getuige] dan roept:
ik zag ‘m rennen ouwe, het was [verdachte] , op mijn moeder het was [verdachte].Deze spontane uitroep geeft naar het oordeel van de rechtbank een betrouwbaar beeld van wat hij dacht te hebben gezien. Hij wist niet dat hij werd gefilmd en had geen tijd om iets te verzinnen of te na te denken over bijvoorbeeld de mogelijke gevolgen van zijn woorden.
Op de telefoon van [getuige] is een tap aangesloten. Een gesprek dat op 9 juni 2024 om 22:56 uur plaatsvond, is afgeluisterd. Hierin zegt [getuige] :
[verdachte] heeft ons beschoten.Nu dit gesprek is gevoerd op dezelfde dag als het schietincident van feit 2, waarvan we weten dat [getuige] erbij aanwezig was, gaat de rechtbank ervan uit dat [getuige] naar dit incident verwijst.
Zowel het slachtoffer als [getuige] zegt later iets anders dan in eerste instantie. Op 11 juni 2024 verklaarde [getuige] dat hij niet weet hoe [verdachte] eruitziet en dat dat niet aan hem moet worden gevraagd.Op de telefoon van het slachtoffer is een chatgesprek aangetroffen tussen het slachtoffer en verdachte van 11 juni 2024, waarin het slachtoffer tegen verdachte zegt dat slachtoffer weet dat verdachte niet de persoon was die op hem heeft geschoten.
De rechtbank hecht hier minder waarde aan, nu zij de uitlatingen die tijdens of kort na het incident zijn gedaan als betrouwbaarder beschouwd omdat aannemelijk is dat deze uitlatingen niet, of in mindere mate, onder invloed staan van externe factoren zoals druk door andere personen. In deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank alleszins aannemelijk dat er sprake is geweest van dergelijke beïnvloeding, gelet op het volgende.
Het dossier bevat meerdere aanwijzingen van ernstig crimineel gedrag van meerdere betrokkenen. Het slachtoffer van feit 1 bracht op 20 mei 2024 een molotovcoctail naar het restaurant van verdachte. Daaraan gingen tenminste twee gewelddadige confrontaties tussen verdachte en aangever vooraf. Verdachte, aangever, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en mogelijk anderen hebben elkaar bovendien een dag na het schietincident van 9 juni 2024 ontmoet in een hotelkamer bij het [hotel] , wat volgens verdachte geen fijn gesprek was en ook geen oplossing bracht voor het lopende conflict. Er lopen strafzaken tegen zowel [slachtoffer 2] als getuige [getuige] . Ook wordt er gesproken over onder meer afpersingen en drugssmokkel binnen de gevangenis.
De betrokkenen bevinden zich in een omgeving die wordt gekenmerkt door bedreigingen en ernstig geweld. Mensen die hierin betrokken zijn, leven vaak onder constante druk en angst voor wraak of conflicten met anderen. Deze angst voor mogelijke repercussies zorgt ervoor dat mensen niet snel openstaan om eerlijk te verklaren wat zij weten, uit vrees voor hun eigen veiligheid of die van hun naasten. De rechtbank acht in dat licht goed voorstelbaar dat het slachtoffer en [getuige] op 11 juni 2024 niet (geheel) naar waarheid hebben gesproken vanuit de angst die voortkomt uit de ‘wereld’ waarin zij leven dan wel door de druk die vanuit die kringen op hen werd uitgeoefend.
De rechtbank gaat dan ook uit van de mededelingen van het slachtoffer en van [getuige] die zij (zeer) kort na het incident hebben gedaan, en is van oordeel dat deze betrouwbaar en bruikbaar zijn voor het bewijs. Gelet op het feit dat het slachtoffer al langer ruzie heeft met verdachte en daarom mogelijk minder betrouwbaar is, gaat de rechtbank behoedzaam om met zijn verklaring en komt alleen tot een bewezenverklaring indien ook uit overig bewijs blijkt dat verdachte de schutter was.
Voorts overweegt de rechtbank dat de herkenning door [getuige] weliswaar niet kon worden getoetst door hem hierover nader te ondervragen -bij de politie ontkende hij immers dat hij verdachte kende-, maar dat deze herkenning anderzijds wel bevestiging vindt in het aangehaalde tapgesprek.
Telefoon en verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet waar hij op 9 juni 2024 was en ook niet meer weet waar zijn telefoon toen was. Verdachte verbleef in die periode op verschillende locaties en verkeerde in een staat van grote verwarring, verklaart hij ter terechtzitting. Zijn telefoon zou hij mogelijk aan iemand anders hebben uitgeleend.
Verdachte kon geen verklaring geven voor het volgende:
- dat zijn telefoon op de dag voorafgaand aan het schietincident veelvuldig gebruikmaakt van een zendmast op minder dan een kilometer afstand van zijn woonadres, zelfs om 23:14 uur, hetgeen erop duidt dat de telefoon in zijn bezit was en dat verdachte betrekkelijk kort voor het schietincident gewoon thuis was;
- dat de telefoon op 9 juni 2024 om 00:23 uur verbinding maakt met een zendmast op minder dan een kilometer afstand van de plaats delict;
- dat de telefoon vervolgens pas om 03:21 uur (vier minuten na het schietincident) opnieuw zichtbaar is op het netwerk, waarbij verbinding wordt gemaakt met een mast aan de Sportparkweg, gelegen ten noordoosten van de plaats delict, in de richting waarin de schutter is gevlucht;
- en dat om 03:27 uur wordt geprobeerd contact te maken met een taxibedrijf, op basis waarvan een theoretisch dekkingsgebied is vastgesteld waaruit blijkt dat de telefoon zich aan de buitengrens van Lelystad bevond – in een afgelegen gebied waar op dat tijdstip weinig tot niets te doen is, hetgeen het onwaarschijnlijk maakt dat de gebruiker van de telefoon zich daar bij toeval bevond. Dit betreft het gebied in de omgeving van de mast aan de Sportparkweg waarmee om 03:21 verbinding is gemaakt.
Ter terechtzitting heeft verdachte ook verklaard dat hij op 10 juni 2024 met het slachtoffer een afspraak had in het [hotel] om het conflict op te lossen en uit te leggen dat hij op 9 juni niet de schutter is geweest. Verdachte kon of wilde geen verdere details over het gesprek geven. Volgens hem was het in ieder geval geen prettig gesprek en werden er bedreigingen aan zijn adres geuit.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte op meerdere punten ongeloofwaardig is en geen opheldering geeft over de belastende (telefoon)gegevens.
Hoewel verdachte zegt niet meer te weten waar hij op 9 juni 2024 was, was hij – volgens zijn eigen verklaring – wel kort daarna op de hoogte van het schietincident. De dag na het incident had hij immers een afspraak met onder meer aangever, naar eigen zeggen om uit te leggen dat hij niet de schutter was. Het regelen van deze afspraak moet al op 9 juni 2024 omstreeks 12:30 uur aan de orde zijn geweest, toen met gebruik van de creditcard van verdachte een hotelkamer is geboekt op naam van een derde.
Bij deze afspraak waren meerdere personen betrokken die gelinkt kunnen worden aan het schietincident van 9 juni 2024, waaronder aangever, [medeverdachte 1] (zwager van verdachte)en [medeverdachte 2] .
Opmerkelijk is dat verdachte op de zitting verklaarde dat aangever naar het hotel was ‘gebracht’, wat dwang impliceert, maar dat verdachte weigerde hierover verdere mededelingen te doen. Naar eigen zeggen wilde verdachte tijdens de ontmoeting van 10 juni 2024 het conflict oplossen door uit te leggen dat hij niet de schutter was. Hij wist op dat moment dus dat hij als schutter in beeld was. Alleen al om die reden was 9 juni 2024 voor verdachte allesbehalve een doorsnee dag. Onder die omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig dat verdachte zelfs niet bij benadering kan aangeven waar hij zich omstreeks het tijdstip van het incident bevond of kon bevinden. Ook nadat de rechtbank hem hierover meermalen heeft bevraagd, kon verdachte hier geen enkele indicatie over geven. Verder hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon ‘mogelijk’ aan iemand anders zou hebben uitgeleend, waarvan hij zelfs bij benadering niet kon aangeven wie dat geweest kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat de telefoon van verdachte een traject heeft afgelegd dat past bij betrokkenheid bij het schietincident, terwijl verdachte niets heeft verklaard over waar hij zich omstreeks het schietincident bevond.
Afgeluisterde gesprekken van verdachte vanuit [verblijfplaats]
Er zijn meerdere gesprekken van verdachte vanuit de [verblijfplaats] afgeluisterd, waaronder een gesprek met [medeverdachte 1] van 29 september 2024. Hierin vraagt verdachte waar het ‘ijzer’ (straattaal voor vuurwapen) ligt. [medeverdachte 1] antwoordt dat het vuurwapen nog steeds bij dezelfde persoon is. Verdachte zegt dat hij die persoon niet meer vertrouwt en wil dat het vuurwapen daar wordt weggehaald.Verdachte blijft herhalen dat het vuurwapen daar weg moet en zegt:
dat is de enige ding die mij nog kan neuken.
Op 30 september 2024 spreken verdachte en [medeverdachte 1] elkaar opnieuw. Verdachte vraagt waar ‘
die dingen’zijn, zegt dat het niet in de verkeerde handen mag vallen en dat het
‘ding’is opgeslagen in het systeem. Verdachte hoopt dat het niet verkocht is.Uit deze bewoordingen leidt de rechtbank af dat ook op 30 september 2024 wordt gesproken over het vuurwapen en dat dit moet worden weggemaakt. Verdachte geeft aan dat dit hem stress oplevert. Verder bespreekt verdachte dat in het dossier de naam [medeverdachte 2] is genoemd, dat meerdere personen zijn herkend op de beelden van het [hotel] (waaronder aangever, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ), dat [medeverdachte 1] ook elders door de politie is herkend, waarbij verdachte zegt dat de politie snel herkenning baseert op kleding, en dat er ook iets is gevonden in de telefoon van [medeverdachte 1] . Het gesprek eindigt wanneer verdachte bevestigt dat het hem blijft bezighouden en hij [medeverdachte 1] vraagt dit alsjeblieft te regelen. Tot slot zegt verdachte dat het smokkelen van hasj binnen de PI niet het belangrijkste is. Verdachte zegt:
fiks eerst die dingen.
De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte zich grote zorgen maakt over het vuurwapen, omdat dit mogelijk nog door de politie gevonden kan worden. De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte zich in dit verband grote zorgen maakt over feit 2 op de tenlastelegging. Hij noemt immers in het gesprek over het wegmaken van het vuurwapen namen van personen die betrokken zijn bij feit 2. Daarnaast weet verdachte op dat moment al dat er camerabeelden van feit 1 zijn waarop hij duidelijk herkenbaar is als schutter.Als een vuurwapen
de enige ding (is) die hem nog kan neuken(in problemen brengen), kan dit daarom niet op feit 1 slaan, maar des te meer op feit 2.
Tussenconclusie:
Gelet op de mededelingen van aangever en [getuige] , die verdachte fris van de lever hebben herkend als de schutter, de aanwezigheid van twee bekenden van verdachte samen met een derde (op de beelden niet te herkennen) persoon op de plaats delict, de ongeloofwaardigheid van de bewering van verdachte dat hij niet meer weet waar hij op 9 juni 2024 was, en het daarmee ontbreken van een geloofwaardige verklaring voor het zendmastsignaal van zijn telefoon nabij de plaats delict, in combinatie met de belastende gesprekken die vanuit de penitentiaire inrichting zijn afgeluisterd, komt de rechtbank tot het oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte op 9 juni 2024 de schutter is geweest.
Aan de overtuiging van rechtbank draagt bij dat sprake is van een langlopend, gewelddadig conflict tussen de familie van aangever en verdachte. Zo is op camerabeelden van 24 mei 2024 te zien dat verdachte tegenover onder meer de zus van aangever heeft gezegd dat er ‘oorlog zal volgen’.Dit conflict, en de daaraan voorafgegane voorgeschiedenis, waarover verdachte zelf ook ter zitting heeft verklaard, wordt aangemerkt als motief voor het handelen van verdachte en ondersteunt het oordeel dat hij betrokken was bij de schietpartij op 9 juni 2024. Verder blijkt uit de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 dat verdachte actief op zoek gaat naar vuurwapens (feit 3) en in staat is deze te gebruiken (feit 1).
Tenslotte is uit het dossier niet gebleken dat het slachtoffer toentertijd een conflict had met anderen dan verdachte en zijn familie.
Wie van de drie was verdachte?
Van het schietincident zijn meerdere beelden beschikbaar. Op de beelden van de camera gelegen naast de achteringang van restaurant [restaurant] , is te zien dat het slachtoffer zijn auto parkeert om 03:17 uur. Hij loopt naar de achterzijde van zijn voertuig en kijkt richting de parkeerplaats, waar zich tevens een transformatorhuisje bevindt. Vlak hierna begint het slachtoffer te rennen naar de achterdeur van restaurant [restaurant] en zijn meerdere knallen te horen.
Op beelden van een nabijgelegen café zijn drie personen te zien. Om 03:12 uur stonden zij alle drie ongeveer negen seconden bij elkaar achter een transformatorhuisje.De politie maakt hieruit op dat zij op de uitkijk stonden.Om 03:16 uur zijn drie luide knallen te horen. Deze knallen zijn ook te horen op de beelden van de camera gelegen naast de achteringang van restaurant [restaurant] .De rechtbank concludeert dat deze drie knallen afkomstig zijn van het vuurwapen met kaliber 7,65 mm Browning.
Op het moment dat wordt geschoten zijn twee van de drie mannen in beeld en is niet te zien dat zij een vuurwapen dragen.De politie herkent deze twee mannen als [medeverdachte 1]en [medeverdachte 2] .De derde persoon moet dus de schutter zijn en wordt aan de hand van de beelden niet herkend. Nu de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat verdachte een van de drie aanwezige mannen moet zijn geweest, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte de drie schoten heeft gelost met het kaliber 7,65 mm Browning.
De (juridische) conclusies
Voor het juridisch kader omtrent (voorwaardelijk) opzet en voorbedachten rade verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover bij feit 1 heeft overwogen.
Verdachte is in de nacht van 8 op 9 juni 2024, samen met twee anderen, met een pistool naar het restaurant aan de [adres] in [woonplaats] gegaan, waar zij aangever hebben opgewacht. Vaststaat dat verdachte degene is die gericht op aangever heeft geschoten. Daarbij is duidelijk dat aangever hierbij in zijn been is geraakt en dat één schot de deur van het restaurant heeft geraakt waardoor aangever is gevlucht. Uit forensisch onderzoek blijkt dat dit inschot zich op een hoogte van 156 centimeter bevindt. Dit betreft een inschot op (potentieel) fatale hoogte. Het is een feit van algemene bekendheid dat schieten op deze hoogte in de richting van een (vluchtende) persoon direct levensgevaar met zich meebrengt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met vol opzet, ofwel de uitdrukkelijke bedoeling om aangever van het leven te beroven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad zich te beraden over het al dan niet gebruiken van het meegenomen pistool. Zowel tijdens de rit naar het restaurant als tijdens het wachten op aangever nabij het transformatorhuisje had verdachte hiertoe de tijd.
Nu van contra-indicaties niet is gebleken, leidt de rechtbank hieruit af dat verdachte handelde met voorbedachten rade en niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De eindconclusie
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade en met opzet heeft gehandeld en oordeelt het ten laste gelegde feit, poging tot moord, bewezen.
Bewijsmiddelen feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2024 over het aantreffen van chatberichten afkomstig uit de telefoon van verdachte die zien op het proberen te kopen van een vuurwapen