ECLI:NL:RBMNE:2025:3649

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/3496
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.B. ten Hulsen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van verweerder, maar verweerder had niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiseres had haar bezwaarschrift op 20 december 2024 ingediend, maar verweerder had pas op 12 maart 2025 de ingebrekestelling ontvangen. Eiseres heeft vervolgens op 5 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een beslissing binnen twee weken na de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 53,- moet door verweerder aan eiseres worden betaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om alsnog binnen de gestelde termijn een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3496

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonolaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.B. ten Hulsen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 20 december 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend 20 december 2024. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift. Dat geeft verweerder ook aan in zijn verweerschrift van 18 juni 2025. De rechtbank stelt vast dat verweerder de ingebrekestelling op 12 maart 2025 heeft ontvangen. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 5 juni 2025, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het wettelijke uitgangspunt is op grond van het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid van de Awb een termijn van twee weken. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen. Het is vaste rechtspraak dat die andere termijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort moet zijn.
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift van 8 juni 2025 aan dat door een tekort aan verzekeringsartsen, hij tot op heden nog niet in staat is geweest om het bezwaarschrift binnen de gestelde termijn af te handelen. Verweerder verwacht binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar vast te stellen op twee weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank ziet, gelet op deze omstandigheden, aanleiding om af te wijken van haar uitspraak van de meervoudige kamer van 9 januari 2025 [1] .
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond. Verweerder moet binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak een beslissing nemen op het bezwaar van eiseres.
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.