ECLI:NL:RBMNE:2025:3360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/6550
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een monitoringsbrief van het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat eiseres heeft ingediend tegen een monitoringsbrief van het Uwv. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde H.E. Wonnink, betwistte dat de monitoringsbrief geen besluit is waartegen bezwaar openstaat. De rechtbank oordeelde dat de monitoringsbrief geen rechtsgevolg heeft en dus niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het Uwv het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit en de voorwaarden waaronder bezwaar kan worden gemaakt tegen besluiten van bestuursorganen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6550

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] (de ex-werknemer)
(gemachtigde: mr. F.Y. Gans).

Inleiding

1. De ex-werknemer van eiseres is ziek uitgevallen en heeft een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Na het bereiken van de maximale termijn van 104 weken heeft het Uwv hem per 13 januari 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Hij is op medische gronden volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt bevonden.
2. Op 25 januari 2024 heeft het Uwv aan de ex-werknemer een brief gestuurd waarin hem is gevraagd het formulier ‘Vragenlijst Herbeoordeling WIA’ in te vullen. De ex-werknemer heeft de vragenlijst ingevuld retour gestuurd aan het Uwv. Daarna heeft de ex-werknemer twee telefoongesprekken gehad met een sociaal-medisch verpleegkundige van het Uwv (de monitoringsgesprekken). Naar aanleiding van deze monitoringsgesprekken heeft de sociaal-medisch verpleegkundige op 6 mei 2024 een ‘Voortgangsverslag monitoring’ opgesteld. Met de brief van 7 mei 2024 (de monitoringsbrief) heeft het Uwv aan de ex-werknemer medegedeeld graag in contact te blijven over zijn gezondheid, mogelijkheden en beperkingen. Daarom zal het Uwv binnen zes maanden weer contact opnemen om te kijken of een herbeoordeling van de gezondheid nodig is. Een kopie van deze brief is ook aan eiseres gestuurd.
3. Eiseres heeft op 12 juni 2024 het Uwv verzocht de WIA-uitkering van de ex-werknemer te herbeoordelen. Met het besluit van 14 juni 2024 (het primaire besluit) heeft het Uwv dit verzoek afgewezen zonder een actueel medisch oordeel van een (verzekerings)arts.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de monitoringsbrief en tegen het primaire besluit.
5. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek, heeft het Uwv zijn voorgenomen besluit aan eiseres en aan de ex-werknemer bekend gemaakt. Het Uwv is voornemens de ex-werknemer een IVA-uitkering toe te kennen per 17 juli 2024, omdat eiser per die datum volgens het Uwv volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft in een brief aan het Uwv laten weten het eens te zijn met dit voorgenomen besluit.
6. Met het besluit van 9 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv:
- het bezwaar tegen de monitoringsbrief niet-ontvankelijk verklaard;
- het bezwaar tegen het primaire besluit gegrond verklaard en ex-werknemer een IVA-uitkering toegekend per 17 juli 2024.
7. Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend en twee memo’s van een advocaat. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, een reactie op de aanvullende gronden van eiseres en een reactie op de eerste memo van de advocaat. De ex-werknemer heeft een zienswijze ingediend. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een reactie en een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en [A] (werkzaam bij de gemachtigde van eiseres), de gemachtigde van het Uwv en de gemachtigde van de ex-werknemer.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
9. In het beroepschrift heeft eiseres ook beroepsgronden aangedragen ten aanzien van een brief van 15 november 2023. Het bestreden besluit ziet echter niet op deze brief. Daarom vallen deze gronden buiten de omvang van het geding en behoeven ze geen beoordeling door de rechtbank.
10. Het bestreden besluit valt uiteen in twee besluiten.
Eén besluit gaat over het herbeoordelingsverzoek van 12 juni 2024 en het in bezwaar alsnog toekennen van een IVA-uitkering aan de ex-werknemer per 17 juli 2024. Eiseres heeft echter geen beroepsgronden aangevoerd die zien op deze toekenning. De rechtbank beoordeelt dat besluit daarom niet.
Het tweede besluit gaat over de vraag of de monitoringsbrief een besluit is waartegen bezwaar open staat. Daartegen heeft eiseres beroepsgronden ingediend. Eiseres en de ex-werknemer vinden dat de monitoringsbrief een besluit is en dat het bezwaar van eiseres daartegen ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door het Uwv.
11. De rechtbank oordeelt dat de omvang van het geding beperkt is tot de vraag of het bezwaar tegen de monitoringsbrief onterecht niet-ontvankelijk is verklaard. De zienswijze van de ex-werknemer wordt bij deze beroepsprocedure betrokken alleen voor zover deze hierop ziet. De ex-werknemer heeft namelijk zelf geen beroep ingesteld.

Juridisch kader

12. Een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Onder rechtsgevolg wordt in beginsel verstaan het doen ontstaan van een bevoegdheid, recht of verplichting of teniet doen daarvan. [1]
Is de monitoringsbrief een besluit?
13. Eiseres vindt de monitoringsbrief een besluit, omdat deze volgens haar op rechtsgevolg is gericht. In de eerste plaats vindt eiseres dat de monitoringsbrief rechtsgevolg heeft, omdat met deze brief de rechtsverhouding tussen de ex-werknemer en het Uwv feitelijk opnieuw wordt vastgesteld, zelfs bij een ongewijzigde voortzetting van de uitkering. Hieruit volgt volgens eiseres dat deze monitoringsbrief feitelijk gelijk staat aan een beslissing van het Uwv naar aanleiding van een herbeoordeling op initiatief van het Uwv. Nu een dergelijke beslissing een appellabel besluit is, moet de monitoringsbrief dat ook zijn. Eiseres heeft ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Centrale Raad) van 23 januari 1998 [2] blijkt dat ook bij het ongewijzigd voortzetten van een uitkering sprake kan zijn van een appellabel besluit. Volgens eiseres blijkt dit ook uit de Uwv-richtlijnen bezwaarproces (versie 21 april 2020).
In de tweede plaats vindt eiseres dat de monitoringsbrief rechtsgevolg heeft, omdat de uitkomst van de monitoringsgesprekken gebruikt is om het herbeoordelingsverzoek van eiseres af te wijzen. Er is daarom ook geen inhoudelijk verschil tussen de monitoringsbrief en een beslissing om een herbeoordelingsverzoek af te wijzen. Nu dat laatste wel een appellabel besluit is, dient de monitoringsbrief dat ook te zijn.
Tot slot vindt eiseres dat de rechtsgevolgen van de monitoringsbrief maken dat eiseres rechtsbescherming verdient door bezwaar er tegen te kunnen maken. Zonder deze bezwaarmogelijkheid kan eiseres namelijk niet toetsen of de beslissing om de uitkering ongewijzigd voort te zetten en om haar herbeoordelingsverzoek af te wijzen op goede gronden is genomen.
14. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat de monitoringsbrief niet meer omvat dan een bevestiging van gesprekken en het voornemen om over een periode contact op te nemen met ex-werknemer. Voor zover hieruit al enig ‘gevolg’ kan worden afgeleid, is dit dat de uitkering van ex-werknemer ongewijzigd doorloopt. Hiermee wordt naar het oordeel van de rechtbank echter niet de rechtsverhouding tussen ex-werknemer en het Uwv opnieuw vastgesteld en staat de monitoringsbrief daarom niet gelijk aan een herbeoordeling. Er is namelijk geen sprake van het opnieuw vaststellen van de soort uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering. Er is geen sprake van een vaststelling van arbeidsbeperkingen door een verzekeringsarts of van een arbeidsongeschiktheidspercentage door een arbeidsdeskundige. Punt 6 van het Voortgangsverslag monitoring waarin staat dat de gezondheidstoestand van ex-werknemer niet dusdanig is gewijzigd dat herbeoordeling aan de orde is, maakt dit niet anders. Het bindend vaststellen van de rechten en verplichtingen van partijen, waarbij de arbeidsbeperkingen en het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw worden bepaald, alsook de gevolgen daarvan voor de lopende uitkering, volgen niet uit de inschatting of een herbeoordeling aan de orde is. Deze gevolgen treden pas in als een herbeoordeling daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
15. De rechtbank overweegt dat de uitspraak van de Centrale Raad van 23 januari 1998 [3] niet tot een andere conclusie leidt. In die zaak was sprake van een verplichting op basis van artikel 36, tweede lid, van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering om binnen een jaar na ingang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering te bezien of er gronden aanwezig waren voor herziening of intrekking van de uitkering. In het huidige geval ontbreekt enige wettelijke regeling die een monitoringsgesprek zoals bedoeld in de monitoringsbrief regelt of verplicht stelt. Voor zover eiseres stelt dat deze verplichting voortkomt uit de verplichting van het Uwv in artikel 39, tweede lid, van de Wet WIA om de re-integratievisie te evalueren, volgt de rechtbank dit niet. Artikel 39, tweede lid, van de Wet WIA, noch enige andere bepaling uit de wet, stelt een monitoringsgesprek verplicht. Verder overweegt de rechtbank dat het in de uitspraak van de Centrale Raad ging om een nieuwe vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene na een medisch heronderzoek en een nieuwe arbeidskundige beoordeling. Zoals hierboven overwogen in rechtsoverweging 14 is daarvan geen sprake in het huidige geval.
16. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat uit de Uwv-richtlijnen bezwaarproces zou blijken dat hier sprake is van een appellabel besluit. Waar eiseres naar verwijst in de Uwv-richtlijnen, ziet namelijk op een situatie waarin een inhoudelijke herbeoordeling heeft plaatsgevonden waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokkene opnieuw is vastgesteld. Zoals hierboven is overwogen, is daar in dit geval geen sprake van. De beroepsgrond slaagt niet.
17. In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat geen rechtsgevolg in het leven is geroepen door de uitkomsten van de monitoringgesprekken te gebruiken om het herbeoordelingsverzoek van eiseres af te wijzen. Dat de uitkomst van de monitoringsgesprekken bij het besluit de herbeoordelingsverzoek af te wijzen wordt vermeld als onderliggende motivering doet daar niet aan af. Het is immers niet de uitkomst van de monitoringsgesprekken die rechtstreeks het rechtsgevolg van de afwijzing in het leven roepen; dat doet het Uwv wanneer het een afwijzingsbesluit neemt.
18. De rechtbank overweegt verder dat de monitoringsbrief anders is dan een beslissing om een herbeoordelingsverzoek af te wijzen. Zoals de gemachtigde van het Uwv op de zitting heeft toegelicht, volgt een dergelijke – appellabele – beslissing namelijk op een verzoek tot herbeoordeling. Dit verzoek dient het Uwv te beschouwen als een aanvraag. Daarom is het Uwv in dat geval verplicht een besluit te nemen over het wel of niet tot herbeoordeling overgaan [4] en mag aanvrager tegen dat besluit bezwaar indienen. In het huidige geval is geen sprake van een verplichting te besluiten over het wel of niet tot herbeoordeling overgaan. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Wellicht ten overvloede, overweegt de rechtbank dat hier geen sprake is van ontbrekende rechtsbescherming. Eiseres kan het recht op uitkering laten toetsen door een herbeoordelingsverzoek in te dienen. Eiseres kan vervolgens toetsen of de beslissing een herbeoordelingsverzoek af te wijzen op goede gronden is genomen door tegen de afwijzing bezwaar te maken en in beroep of hoger beroep te gaan. Dat heeft ze in deze zaak ook gedaan.

Conclusie en gevolgen

20. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de monitoringsbrief op rechtsgevolg is gericht. Daarom kan deze brief geen besluit zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Tegen deze brief stond dan ook geen bezwaar open. Het Uwv heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
20. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van J.M.J. Kooistra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2025.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3543.
4.Op grond van artikel 1:3, derde lid en artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.